• No results found

Naam: Daniel Hofstra Begeleider: L Nentjes

Datum: 02-07-2014

Aantal woorden: 1922

Worden pedofielen gekarakteriseerd door cognitieve distorties? Een herinneringstaak over een ambigue videofilm.

Een vraag die de samenleving zich al decennia lang afvraagt is; ‘’Waarom worden kinderen seksueel misbruikt?’’. Vele onderzoekers beweren dat cognitieve distorties van pedofielen hierbij een belangrijke rol spelen. Cognitieve distorties zijn basale denkfouten die het vermogen belemmeren om realistische formuleringen en waarnemingen over de wereld, anderen en zichzelf te doen (Beck, 1976; aangehaald in Marziano, Ward, Beech & Pattison, 2006). Volgens Ward en Keenan (1999) zijn cognitieve distorties uitkomsten van

onderbewuste cognitieve processen die impliciete theorieën worden genoemd. Deze impliciete theorieën worden omschreven als systemen van overtuigingen en concepten die pedofielen over hun slachtoffers, de wereld en zichzelf hebben (Ward & Keenan, 1999). Ward en Keenan (1999) onderscheiden vijf impliciete theorieën, die een rol spelen in de acties van pedofielen. Dit zijn children as sexual beings, entitlement, dangerous world, uncontrollability en nature of harm. De impliciete theorie children as sexual beings betreft de overtuiging dat kinderen autonome wezens zijn die genieten van seks met volwassenen. De impliciete theorie

entitlement betreft de overtuiging dat de belangen en behoeften van het individu zelf het

belangrijkst zijn. Dit individu is bevoegd om zich te gedragen op de manier hoe hij het wil. De overtuiging dat de wereld een bedreigende plek is en er teruggevochten moet worden, of dat er toevlucht gevonden moet worden bij kinderen wordt dangerous world genoemd. De impliciete theorie uncontrollability handelt over de overtuiging dat een individu geen controle heeft over sommige gedragingen door externe invloeden. Ten slotte betreft nature of harm de overtuiging dat seksueel gedrag met een kind niet schadelijk is.

Het is belangrijk om te weten of pedofielen daadwerkelijk gekarakteriseerd worden door cognitieve distorties aangezien de behandeling van pedofielen grotendeels gebaseerd is op deze distorties. De pedofielen krijgen educatie over de cognitieve distorties en leren manieren aan om deze cognitieve distorties te herkennen en er mee om te gaan (Becker, & Murphy, 1998; Gannon, & Polaschek, 2006).

Uit studies die de cognitieve distorties maten aan de hand van vragenlijsten en interviews kan gesteld worden dat pedofielen overtuigingen hebben die in lijn zijn met de impliciete theorieen van Keenan en Ward (1999) (Marziano et al., 2006; Saradjian & Nobus, 2003; Keown et al., 2010). Een probleem met vragenlijst- en interview studies is dat er sprake kan zijn van de sociale wenselijkheids-bias. Daarnaast is het moeilijk om impliciete

overtuigingen bloot te leggen door introspectie van de pedofiel zelf (Dawson, Barnes-Holmes, Gresswell, Hart, & Gore, 2009).

Vanwege deze tekortkomingen zijn er experimentele methodes bedacht om de cognitieve distorties van pedofielen te meten. Uit studies waarbij gebruik werd gemaakt van een Impliciete Associatie Test (IAT) bleek dat er een associatie is tussen kinderen en seks bij pedofielen (Mihailides, Devilly, & Ward, 2004; Gray, Brown, MacCulloch, Smith, &

Snowden, 2005; Dawson, Barnes-Holmes, Gresswell, Hart, & Gore, 2009). Deze

bevindingen bieden ondersteuning voor de impliciete theorie children as sexual beings. Een nadeel van de IAT is dat de gevonden associatie ook andere oorzaken kan hebben. Een mogelijke oorzaak voor de gevonden associatie is dat er tijdens het verhoorproces of de behandeling veelvuldig over de associatie tussen kinderen en seks is gepraat; dit gevolg

wordt het mere-exposure effect genoemd (Zajonc, 1968).

Daarnaast zijn er ook studies die gebruik hebben gemaakt van een herinneringstaak (Gannon, Wright, Beech, & Williams, 2006; Keown, Gannon, & Ward, 2008). Een

herinneringstaak is een adequate manier om inzicht te krijgen in de overtuigingsystemen van individuen. Het geheugen is reconstructief (Neisser, 1981; Schacter, 2001; Vincente & Brewer, 1993). Hierdoor wordt er verondersteld dat pedofielen herinneringen uit het

geheugen ophalen die geïnterpreteerd en geconstrueerd worden door de impliciete theorieën. Een manier om de cognitieve distorties bij pedofielen te meten is door te onderzoeken of hun geheugen geconstrueerd is door de impliciete theorieën. Uit de studies die de cognitieve distorties onderzochten aan de hand van een herinneringstaak werd geen bewijs gevonden voor de impliciete theorieën (Keown et al., 2008; Gannon et al., 2006). In een studie van Keown et al. (2008) moesten pedofielen en niet-seksuele overtreders een verhaal lezen dat een seksuele misdaad bij een kind omschreef. Hierin stonden ambigue zinnen die in lijn met de impliciete theorieën van Ward en Keenan (1999) geïnterpreteerd en herinnerd konden worden. Een ambigue voorbeeldzin die volgens de impliciete theorie children as sexual

beings geïnterpreteerd kon worden was; ‘’Toen Rupert op de grond knielde kwam hij erachter

dat zijn badjas open stond en Sophie naar zijn penis keek’’. Er werd verwacht dat de inhoud van de herinnering van pedofielen bij een herinneringstaak in lijn met de impliciete theorieën waren, in vergelijking met niet-seksuele overtreders. Het bleek, dat het verhaal bij pedofielen niet volgens de impliciete theorieën herinnerd werd, in vergelijking met de niet-seksuele overtreders.

Een mogelijke verklaring voor de tegenvallende resultaten is dat de situaties uit het verhaal niet genoeg overeenkomen met situaties uit het echte leven. Het is mogelijk dat de overtuigingen van de pedofielen hierdoor niet goed genoeg geactiveerd werden. In de studie van Keown et al. (2008) werd er gebruik gemaakt van ambigue verhalen. Het lezen van korte zinnen over kinderen komt wellicht niet overeen met de complexe interacties met kinderen (Keown et al., 2008). Daarnaast valt het te betwisten of de ambigue zinnen uit de studie van Keown et al. (2008) wel ambigu genoeg waren. De zin; ‘’Toen Rupert op de grond knielde kwam hij erachter dat zijn badjas open stond en Sophie naar zijn penis keek’’ lijkt al erg veel op een zin die consistent is aan de impliciete theorie children as sexual beings. Een ander punt van kritiek op eerder onderzoek is de steekproefgrootte; alle studies hebben een kleine steekproef. Ten slotte werden in eerdere studies pedofielen onderzocht die al in behandeling waren. De behandeling kan ertoe geleid hebben dat de overtuigingen van deze pedofielen moeilijker beschikbaar waren en dus niet goed te achterhalen waren tijdens het onderzoek.

In de huidige studie zal daarom gebruik worden gemaakt van ambigue

videofragmenten die te interpreteren zijn volgens de impliciete theorieën van Ward en Keenan (1999). Na de videofragmenten krijgen de deelnemers een onverwachtse

herkenningstaak, waarbij de deelnemers zo veel mogelijk op moeten noemen van wat ze zich nog herinneren over de videofilm. De steekproefgrootte zal groter zijn dan in eerdere studies, dit wordt gedaan door pedofielen uit meerdere instellingen te onderzoeken. Ten slotte zal er ook een groep pedofielen onderzocht worden die nog niet gestart zijn met de behandeling.

Onderzoeksmethode

Aan het onderzoek nemen 25 pedofielen met behandeling, 25 pedofielen zonder behandeling, 25 seksuele overtreders bij volwassenen, 50 niet-seksuele overtreders en 50 niet-

wetovertreders deel. In deze studie wordt er voor gekozen om ook overtreders mee te nemen die volwassenen seksueel misbruikt hebben. Dit wordt gedaan om te kijken of seksuele overtreders ook gekarakteriseerd worden door cognitieve distorties of dat pedofielen

specifiek gekarakteriseerd worden door deze distorties. De pedofielen worden geworven uit verschillende klinieken.

Er zal eerst een intelligentietest (WAIS-IV) afgenomen worden bij de deelnemers. De deelnemers zullen gematched worden op basis van het IQ. Dit zal gedaan worden om

mogelijke vertekeningen in de resultaten door het niveau van intelligentie te voorkomen. In dit onderzoek moeten de deelnemers verbaal antwoordt geven. Het is belangrijk dat er geen verschillen in antwoorden komen doordat het verbale intelligentie niveau van een aantal deelnemers slechter is.

Het onderzoek bestaat uit twee verschillende fases. In de encodeer fase krijgen de deelnemers de videofragmenten te zien. De deelnemers krijgen allemaal 30 ambigue

videofragmenten te zien die te interpreteren zijn volgens de impliciete theorieën van Ward en Keenan (1999), elke impliciete theorie heeft zes verschillende videofragmenten (zie

voorbeeld). Deze videofragmenten zijn gebaseerd op de verhalen uit het onderzoek van Keown, Gannon en Ward (2010). Na 30 minuten krijgen de deelnemers een herinneringstaak, dit is de herkenning fase. Hierbij wordt er aan de deelnemers gevraagd om zoveel mogelijk herinneringen over het verhaal op te noemen. Er is geen tijdslimiet.

De uitspraken van de deelnemers worden opgenomen. Deze opgenomen

geluidsfragmenten zullen door vier afgestudeerde studenten beoordeeld worden in hoeverre de uitspraken overeenkomen met de impliciete theorieën van Ward en Keenan (1999), op een schaal van 0 tot 100. Waarbij 0 helemaal niet en 100 heel erg overeenkomt met een impliciete theorie. Een voorbeeldzin die helemaal niet consistent is aan de impliciete theorie children as

sexual beings uit het voorbeeld is: ‘’Maria hield van knuffelen’’. Een voorbeeldzin die heel

erg consistent is aan de impliciete theorie children as sexual beings is: ‘’Maria was aan het flirten met Sander’’.

Voorafgaand aan het onderzoek komen de vier afgestudeerde studenten bij elkaar om instructies te krijgen over de beoordelingscriteria. Hierbij krijgen ze casussen met betrekking tot de cognitieve distorties voorgelegd die ze moeten beoordelen. De beoordelingen worden met elkaar vergeleken en er wordt over gediscussieerd. Uiteindelijk wordt de

interbeoordelaarsbetrouwbaarheid berekend. Deze moet minimaal .80 zijn.

Voorbeeld scenario videofragmenten Children as sexual beings videofragment:

Sander (43 jaar, duidelijk zichtbaar) is aan het oppassen op Maria. Maria is het 10-jarige dochtertje van de buurman. Ze kijken naar een film op de bank. Maria legt haar hand op het bovenbeen van Sander.

Dangerous World videofragment:

De vrouw van Peter heeft het een maand geleden uitgemaakt. Sindsdien is hij erg verdrietig. De laatste tijd is hij leider van een kinderkamp. Hij krijgt er een goed gevoel van om samen te werken met de kinderen. Het zijn op dit moment zijn beste vrienden.

Entitlement videofragment:

Martijn (45 jaar, duidelijk zichtbaar) moet een nagelvijl uit de badkamer pakken. Zijn 14- jarige dochter Sandra is aan het douchen met de deur op slot. Martijn vindt dat Sandra open moet doen omdat hij zijn nagelvijl nodig heeft. Martijn roept: ‘’Doe de deur open, ik heb mijn nagelvijl nodig!’’.

Nature of Harm videofragment:

Anton (44 jaar, duidelijk zichtbaar) moet bij de rechtbank voorkomen. Hij heeft een

minderjarig meisje betast aan haar onderlichaam. Hij heeft verder geen andere handelingen verricht.

Uncontrollability videofragment:

Tom (45 jaar, duidelijk zichtbaar) wordt met een kater wakker. Hij is in slaap gevallen in een bed naast het dochtertje van zijn vriend. Hij zucht hardop wanneer hij zich herinnert dat hij het dochtertje van zijn vriend heeft proberen te zoenen en te betasten.

Data analyse

Alle analyses zullen uitgevoerd worden met het programma SPSS. Per impliciete theorie zal er één ANOVA uitgevoerd worden. In totaal zullen er zes ANOVA toetsen uitgevoerd worden. Hierbij zal de somscore van de zes beoordelingsschalen de afhankelijke variabele zijn. De groep zal de onafhankelijke variabele zijn. Hierna zal er een post-hoc analyse uitgevoerd worden om de verschillen tussen de groepen te bepalen.

Verwachte resultaten

Uiteindelijk wordt er gekeken naar de verschillen tussen de groepen op de somscore van de beoordelingsschalen. Er wordt verwacht dat de pedofielen een significant hogere somscore hebben dan de niet-seksuele overtreders, seksuele overtreders bij volwassenen en de niet- overtreders. Dit zou kunnen komen doordat de pedofielen de videofragmenten interpreteren en reconstrueren volgens de impliciete theorieën van Ward en Keenan (1999). Daarnaast zal er ook gekeken worden of er een verschil in somscore is tussen de pedofielen die behandeld worden en de pedofielen die niet behandeld worden. Er wordt verwacht dat de pedofielen zonder behandeling een hogere somscore hebben dan de pedofielen met behandeling. Ten slotte wordt er verwacht dat pedofielen een hogere somscore hebben dan seksuele overtreders bij volwassenen.

Indien deze resultaten gevonden worden heeft dit implicaties voor de behandeling. Dit zou aantonen dat de herstructurering van de cognitieve distorties een werkzaam element zou kunnen zijn binnen de behandeling, die momenteel aan pedofielen wordt gegeven. Daarnaast kan er dan ook overwogen worden om hier nog meer nadruk op te leggen. Bovendien zou dit ook betekenen dat pedofielen specifiek door cognitieve distorties worden gekarakteriseerd en seksuele overtreders bij volwassenen niet. Ten slotte kan deze methode een aanleiding zijn voor vervolgonderzoek waardoor er meer succesvol empirisch onderzoek naar de cognitieve distorties uitgevoerd kan worden.

Literatuurlijst

Abel, G. G., Becker, J. V., & Cunningham-Rathner, J. (1984). Complications, consent, and cognitions in sex between children and adults. International Journal of Law and

Psychiatry, 7, 89-103.

Dawson, D. L., Barnes-Holmes, D., Gresswell, D. M., Hart, A. J. & Gore, N. J. (2009). Assessing the implicit beliefs of sexual offenders using the implicit relational

assessment procedure. Sexual Abuse: A Journal of Research and Treatment, 21, 57-75. Gannon, A. T., Wright, D. B., Beech, A. R. & Williams, S. (2006). Do child molesters hold

distorted beliefs? What does their memory recall tell us? Journal of SexualAggression,

12, 5-18.

Gray, N. S., MacCulloch, M. J., Brown, A. S. & Smith, J. (2005). An implicit test of the association between children and sex in pedophiles. Journal of Abnormal Psychology,

114, 304-308.

Kamphuis, J. H., Ruiter, C., Janssen, B. & Spiering, M. (2005). Preliminary evidence fora n automatic link between seks and power among men who molest children. Journal of

Interpersonal Violence, 20, 1351-1365.

Keown, K., Gannon, T. A. & Ward, T. (2008). The effects of visual priming on information processing in child sexual offenders. Journal of Sexual Aggression, 14, 145-159. Keown, K., Gannon, T. A. & Ward, T. (2008). What were they thinking? An exploration of

child sexual offenders’ beliefs using a lexical decision task. Psychology, Crime &

Law, 14, 317-337.

Keown, K., Gannon, T. A. & Ward, T. (2008). What’s in a measure? A multi-method study of child sexual offenders’ beliefs. Psychology, Crime & Law, 16, 125-143.

Marziano, V., Ward, T., Beech, A. R. & Pattison, P. (2006). Identification of five fundamental implicit theories underlying cognitive distortions in child abusers: A preliminary study. Psychology, Crime & Law, 12, 97-105.

Mihailides, S., Devilly, G. J. & Ward, T. (2004). Implicit cognitive distortions and sexual offending. Sexual Abuse: A Journal of Research and Treatment,16, 333-350. Neisser, U. (1981). John Dean’s memory: a case study. Cognition, 9, 1-22.

Schacter, D. L. (2001). The Seven Sins of Memory. New York: Houghton Mifflin Company.