• No results found

Ons brein werkt het best wanneer we ons slechts moeten concentreren op één taak. Multitasken is volgens velen onzin, we kunnen beter opdrachten na elkaar uitvoeren in plaats van alles tegelijk te doen.

1. Multitaskers presteren slechts middelmatig

Uit een studie van de Stanford University blijkt dat multitaskers voor alle opdrachten die ze tegelijk uitvoeren, slechts middelmatig presteren. Omdat ze zich moeten concentreren op

meerdere zaken tegelijk, zijn ze makkelijker verstrooid en kunnen ze moeilijker switchen van de ene taak naar de andere.

2. Vrouwen beter in multitasken dan mannen

Dat vrouwen beter kunnen multitasken dan mannen is al jaren geen geheim, maar nu ook bewezen door een Britse studie van de Universiteit van Hertfordshire. Op het gelijktijdig uitvoeren van een reeks simpele opdrachten, waaronder het zoeken van restaurants op een stadskaart of het oplossen van rekenproblemen, scoorden vrouwen opmerkelijk beter dan mannen.

3. Goede voetballers = goede multitaskers

Goede voetballers blijken ook goede multitaskers te zijn. Volgens een studie van het Zweedse Karolinska Institutet – waarin 57 voetballers in 29 competities van het Zweedse voetbal werden gevolgd – hebben de onderzochte spelers cognitieve eigenschappen die ver boven het gemiddelde liggen. Zo konden ‘topvoetballers’ bijvoorbeeld ontzettend goed verschillende problemen

tegelijkertijd oplossen.

4. Wie veel zaken tegelijk doet, voelt zich beter

Multitaskers zijn niet echt productiever, maar voelen zich door het multitasken wel emotioneel beter. Uit dezelfde studie van de Stanford University (zie weetje 1, nvdr) blijkt namelijk dat studenten die moeten multitasken, een emotionele boost krijgen.

5. Slechts 2,5 procent kan multitasken

In een studie van de University of Utah moesten proefpersonen telefoneren en tegelijkertijd in een simulator een auto besturen. Amper 2,5% van de proefpersonen slaagde erin om beide naar behoren uit te voeren. De stuurvaardigheid van de meeste proefpersonen ging tijdens het telefoneren gevoelig achteruit, maar ook het geheugenvermogen daalde met 11 procent. De onderzoekers concludeerden dat het brein van echte multitaskers wellicht anders werkt en het merendeel van de bevolking dus niet over zo’n multitaskend brein beschikt. Conclusie: don’t phone and drive!

Appendix D: Vragenlijst Contact (2 items)

1. Heeft u de afgelopen 2 maanden samengewerkt in een team met een collega waarvan u denkt of weet dat hij/zij jonger is dan 27 jaar?

a. Nooit b. Weinig c. Soms d. Vaak e. Heel vaak f. Altijd

2. Heeft u de afgelopen 2 maanden samengewerkt in een team met een collega waarvan u denkt of weet dat hij/zij ouder is dan 50 jaar?

a. Nooit b. Weinig c. Soms d. Vaak e. Heel vaak f. Altijd

Algemene informatie (4 items):

1. Wat is uw leeftijd in hele jaren? 2. “Wat is uw sekse?

a. Man b. Vrouw

3. Voor welke afdeling bent u werkzaam? (keuze uit elf afdelingen). 4. Wat is uw hoogst voltooide opleiding?

a. Lager beroepsonderwijs (bv. LBO, LEAO, LTS)

b. Algemeen middelbaar onderwijs (bv. MAVO, MULO, VMBO) c. Middelbaar beroepsonderwijs (bv. MBO, MEAO, MTS)

d. Algemeen voortgezet onderwijs (bv. HAVO, VWO) e. Hoger beroepsonderwijs (bv. HBO, HEAO, HTS) f. Wetenschappelijk onderwijs (WO)

Vragenlijst Expertise

Antwoordschaal: zeer mee oneens – mee oneens – beetje mee oneens – geen mening – beetje mee eens – mee eens - zeer mee eens).

Met oudere werknemers wordt hier bedoeld: werknemers vanaf 50 jaar Met jongere werknemers wordt hier bedoeld: werknemers jonger dan 27 jaar * Betekent: contra-indicatieve vraag

1. Jongere werknemers zijn goed in staat om hoofd- en bijzaken te onderscheiden en prioriteiten te stellen.

2. Oudere werknemers zijn goed in staat om diepgaande kennisinhoudelijke discussies op hun werkgebied aan te gaan.

3. Oudere werknemers zijn goed in staat om hun werkzaamheden secuur en met weinig fouten uit te voeren.

4. Oudere werknemers kunnen snel beslissingen over hun werkaanpak nemen. 5. Ik vind jongere werknemers, over het algemeen, goed in hun werk.

6. Oudere werknemers zijn niet in staat om op een begrijpelijke manier informatie te geven over hun werk. *

7. Oudere werknemers zijn goed in staat om hoofd- en bijzaken te onderscheiden en prioriteiten te stellen.

8. Jongere werknemers hebben weinig vertrouwen in hun capaciteiten op hun werkterrein. * 9. Oudere werknemers zijn goed in staat om collega's met vragen omtrent de werkaanpak, echt

verder helpen.

10. Oudere werknemers zijn in staat om de 'voors en tegens' van bepaalde keuzes omtrent werkmethoden, materialen en technieken op werk gebied af te wegen en te beredeneren. 11. Jongere werknemers zijn goed in staat om hun werkzaamheden secuur en met weinig fouten

uit te voeren.

12. Ik vind oudere werknemers, over het algemeen, goed in hun werk.

13. Oudere werknemers hebben weinig vertrouwen in hun capaciteiten op hun werkterrein. *

Vragenlijst Ontwikkeling

Antwoordschaal: zeer mee oneens – mee oneens – beetje mee oneens – geen mening – beetje mee eens – mee eens - zeer mee eens).

1. Oudere werknemers besteden geen tijd aan verbetering van kennis en vaardigheden die hun werk ten goede komen. *

2. Jongere werknemers zijn in het afgelopen jaar actief bezig geweest met het verkennen van aangrenzende gebieden om te zien waar succes geboekt zou kunnen worden.

3. Oudere werknemers nemen verantwoordelijkheid voor het behoud van hun arbeidsmarktwaarde.

4. Jongere werknemers besteden geen tijd aan verbetering van kennis en vaardigheden die hun werk ten goede komen. *

5. Oudere werknemers pakken de ontwikkeling van hun minder sterke kanten systematisch aan. 6. Oudere werknemers zijn er op gericht om zichzelf continu verder te ontwikkelen.

7. Oudere werknemers besteden bewust aandacht aan het toepassen van nieuwe verworven kennis en vaardigheden.

8. Bij het formuleren van hun loopbaandoelen houden oudere werknemers geen rekening met de externe marktvraag. *

9. Jongere werknemers nemen verantwoordelijkheid voor het behoud van hun arbeidsmarktwaarde.

10. Oudere werknemers zijn in het afgelopen jaar actief bezig geweest met het verkennen van aangrenzende gebieden om te zien waar succes geboekt zou kunnen worden.

11. Oudere werknemers hebben in het afgelopen jaar met hun werk aangesloten bij de laatste ontwikkelingen op hun gebied.

Vragenlijst Flexibiliteit

Antwoordschaal: zeer mee oneens – mee oneens – beetje mee oneens – geen mening – beetje mee eens – mee eens - zeer mee eens).

1. Oudere medewerkers passen zich aan veranderingen op hun werkplek aan. 2. Oudere medewerkers passen zich aan ontwikkelingen binnen hun organisatie aan. 3. Jongere medewerkers staan positief tegenover veranderingen in hun functie. 4. Oudere medewerkers spelen niet in op veranderingen in hun werkomgeving. * 5. Oudere medewerkers spelen in op veranderingen in hun sector/branche. 6. Oudere medewerkers staan positief tegenover veranderingen in hun functie. 7. Jongere medewerkers passen zich aan ontwikkelingen binnen hun organisatie aan. 8. Oudere medewerkers vinden het fijn om met nieuwe mensen te werken.

Vragenlijst Betrokkenheid

Antwoordschaal: zeer mee oneens – mee oneens – beetje mee oneens – geen mening – beetje mee eens – mee eens - zeer mee eens).

1. Oudere werknemers zijn betrokken bij het bereiken van de missie van onze organisatie/afdeling.

2. In hun werk nemen jongere werknemers initiatief om verantwoordelijkheden met collega's te delen.

3. Oudere werknemers doen iets extra's voor hun organisatie/afdeling bovenop datgene dat tot hun directe verantwoordelijkheden behoort.

5. In hun werk nemen oudere werknemers initiatief om verantwoordelijkheden met collega's te delen.

6. Jongere werknemers doen iets extra's voor hun organisatie/afdeling bovenop datgene dat tot hun directe verantwoordelijkheden behoort.

7. In hun organisatie nemen oudere werknemers geen deel aan het vormen van een gemeenschappelijke visie met betrekking tot waarden en doelen. *

8. Oudere werknemers delen hun ervaring en kennis met anderen.

9. Oudere werknemers weten invloed uit te oefenen binnen hun organisatie.

Manipulatiecheck

Wat was het onderwerp van de tekst die u aan het begin van het onderzoek heeft gelezen? Niet de welkomsttekst, maar de tekst die u daarna heeft gezien met een opsomming van een aantal

punten. Beschrijf in een enkel woord of met enkele woorden wat het onderwerp was waar deze tekst overging.

GERELATEERDE DOCUMENTEN