• No results found

Onderbouwing tracékeuze

5.5 Motivering definitieve tracékeuze

5.5.1 Afweging ondergronds-bovengronds

Volgens het MER Zuidring is een geheel ondergronds tracé voor de verbinding Wateringen-Zoetermeer het meest milieuvriende-lijke alternatief. Het alternatief heeft de minst negatieve gevolgen voor het milieu. Onder milieu wordt tevens de menselijke leefomgeving verstaan. Het geheel ondergronds verkabelen van de verbinding Wateringen-Zoetermeer is in theorie mogelijk. Dit gelet op het feit dat de Zuidring een lengte van ongeveer 20 km heeft. Uitgangspunt in de pkb is echter dat slechts in bijzondere gevallen de verbinding ondergronds wordt

2 Brief Minister van EZ van 23 mei 2008, TK 2007-2008, 30892, nr. 14

aangelegd, met name waar het gaat om korte trajecten door landschappelijk en ecologisch kwetsbare gebieden. Ook kunnen ontwerptechnische beperkingen of regelgeving aanleiding zijn voor ondergrondse aanleg. Deze benadering wordt het “boven-gronds, tenzij”-beginsel genoemd. Dit uitgangspunt wordt versterkt door de omstandigheid dat ondergrondse hoogspan-ningskabels vanwege een vergroot risico op netinstabiliteit op dit moment slechts over ongeveer 20 kilometer lengte verant-woord is3. Met het oog op het “bovengronds, tenzij”-beginsel en het voortschrijdende inzicht met betrekking tot verkabeling is een geheel ondergrondse Zuidring een zeer onwaarschijnlijk alternatief geworden. Dit ligt immers alleen voor de hand als een bovengronds tracé overal in de Zuidring zoveel nadelige milieugevolgen heeft dat overal sprake is van een bijzonder geval dat ondergrondse aanleg noodzakelijk maakt. Daarbij zou bovendien moeten gelden dat die situatie rechtvaardigt dat zoveel ondergrondse kabel wordt gebruikt dat er elders (in het bijzonder in de Noordring die ook deel uit maakt van de Randstad 380 kV verbinding en op korte termijn moet worden gerealiseerd) geen ondergrondse verbinding meer kan worden toegepast. Uit het onderzoek dat voor de Noordring in gang is gezet, blijkt inmiddels dat ook daar een gedeeltelijke verkabeling en dus ondergronds tracé gewenst is.4

Verkabeling vindt plaats op die tracédelen waar door een combinatie van factoren sprake is van dusdanig bijzondere omstandigheden dat bovengrondse aanleg naar het oordeel van het bevoegd gezag onwenselijk zouden zijn. In het MER Zuidring is beoordeeld in welke deelgebieden vanuit milieuoverwegingen sprake is van grote belangen om te verkabelen. Bij de afweging van die factoren heeft het bevoegd gezag rekening gehouden met de kwetsbaarheid van gebieden uit oogpunt van landschap, natuur en recreatie. Het belang van direct omwonenden bij een ongestoorde beleving van de omgeving heeft daarbij eveneens een rol gespeeld. Ook het aantal gevoelige bestemmingen binnen de magneetveldzone is betrokken in de afweging. Tot slot heeft een rol gespeeld dat met name vanuit het oogpunt van landschappelijke inpassing (tracé meer integraal benaderd) het de voorkeur heeft één of enkele aaneengesloten trajecten te verkabelen in plaats van het oplossen van zeer lokale knelpunten met hele korte kabeltracés (‘rupsen’). Dit in het bijzonder gelet op de ruimtelijke impact van opstijgpunten.

5.5.2 Tracékeuze

Er is voor gekozen om de passage van de wijk Tanthof in Delft, de doorsnijding van de Zuidpolder van Delfgauw, en de passage van de Berkel en Rodenrijs en Pijnacker (grotendeels) ondergronds aan te leggen. Bij deze keuze zijn doorslaggevend geweest de natuurlijke en landschappelijke kwaliteiten van deze gebieden, in het bijzonder de Zuidpolder van Delfgauw, de recreatieve en belevingswaarde van de gebieden voor de nabijgelegen

3 Zie bijlage bij brief van de Minister van EZ, TK 2008-2009, 31574, nr. 9

woonwijken en het feit dat een bovengrondse verbinding in die gebieden een geheel nieuwe gebiedsdoorsnijding vormt. Daarbij zijn deze kwaliteiten en waarden bezien in relatie tot de doelstellingen van het Randstad Urgent project Mooi & Vitaal Delfland. Tot slot heeft een belangrijke rol gespeeld dat bij de keuze voor verkabeling het in beginsel de voorkeur verdient om één aaneengesloten traject te verkabelen en geen versnipperde delen. Het ondergrondse tracédeel is ongeveer 10 kilometer lang. Dit betekent dat op het tracé van de Zuidring sprake is van twee bovengrondse delen en een ondergronds deel (zie figuur 5.2). De tracédelen zijn te onderscheiden in:

het bovengrondse deel op het traject Wateringen tot voorbij •

de Kruithuisweg ten westen van Delft, waar op het grootste deel van het tracé wordt gecombineerd met de 150 kV; het ondergrondse deel zoals hiervoor toegelicht van de •

zuidwestelijke hoek van Delft tot het opstijgpunt ten oosten van Pijnacker;

en het bovengrondse deel op het traject vanaf het opstijgpunt •

ten oosten van Pijnacker tot het transformatorstation ‘Zoetermeer’ (gelegen in gemeente Lansingerland).

De belangrijkste overwegingen voor de exacte ligging van de twee bovengrondse tracédelen zijn:

• op het tracédeel Wateringen - Kruithuisweg de bundeling met bestaande infrastructuur, het ontwijken van gevoelige functies en de landschappelijke kwaliteit;

• op het tracédeel Pijnacker – transformatorstation

‘Zoetermeer’ het ontwijken van gevoelige functies, het kruisen van de Groenblauwe Slinger en de beoogde functies in de Oude Polder.

De voorgaande overwegingen worden in hoofdstuk 6 nog nader benoemd en toegelicht bij de beschrijving van de tracédelen.

5.6 Conclusies

Alles afwegende is het gekozen tracéontwerp ruimtelijk aanvaardbaar en is al het redelijke gedaan om gevoelige bestemmingen te ontwijken en overige milieueffecten op met name landschap en natuur te beperken. Daarbij is rekening gehouden met de kwaliteiten van de verschillende delen van het plangebied. De verbinding wordt in beginsel bovengronds aangelegd. Voor een ondergrondse ligging is gekozen in die delen van het plangebied waar sprake is van dusdanig bijzondere omstandigheden dat bovengrondse aanleg onwenselijk is. Dit zijn omstandigheden zoals de kwetsbaarheid van gebieden uit oogpunt van landschap, natuur en recreatie. Het aantal gevoelige bestemmingen binnen de magneetveldzone is betrokken bij deze afweging. Er is dan ook sprake van een goede ruimtelijke ordening. Een meer gedetailleerde toelichting op de gemaakte afwegingen volgt in hoofdstuk 6.

6

Beschrijving tracé en nadere toelichting op