• No results found

IN HET KADER VAN PAS

6 ECOHYDROLOGISCH TYPEGEBIED “ALLUVIALE VALLEI MET KWEL” MET KWEL”

6.6 MOLENBEEKVALLEI VLAAMS-BRABANT BE2400010-C

6.6 MOLENBEEKVALLEI VLAAMS-BRABANT BE2400010-C

6.6.1 Algemene situering

De Molenbeekvallei is gelegen op ca. 7 kilometer ten noordwesten van Leuven, tussen de dorpskernen van Erps-Kwerps en Veltem-Beisem en net ten noorden van de zgn. Vlaams-Brabantse steilrand waar de zuidelijke leemplateaus overgaan naar de Vlaamse Vallei. Het gebied zit dan ook op de zuidrand van die Vlaamse vallei, net zoals bv het meer westelijk gelegen Torfbroek en het oostelijker gelegen Kastanjebos.

Figuur 78: Algemene situering van de Vallei van de Molenbeek (Vlaams-Brabant). Het besproken deel is rood omcirkeld

6.6.2 Topografie en Hydrografie

De Molenbeek ontspringt ter hoogte van het Eikenhof te Kortenberg. De vallei loopt eerst in oostelijke richting om ter hoogte van Meerbeek-Schoonaarde af te buigen naar het

noordoosten. Het deel van de vallei waarvoor er abiotische gegevens ter beschikking zijn situeert zich ten noorden van de spoorlijn Leuven-Brussel en ten zuiden van de

Heersemmolen. Stroomopwaarts van die molen werd de Molenbeek artificieel verplaatst (voor het optimaliseren van de werking van de Heersemmolen). In de vallei zijn er in de natte

depressies, lange en parallel aan de Molenbeek lopende Leigrachten aangelegd. Omwille van het verplaatsen van de Molenbeek (waardoor ze doorgaans topografisch hoger in de vallei komt te liggen) kruisen de grachten en de Molenbeek mekaar een aantal keer. Dat zorgt voor een vrij complex drainagenetwerk, van waaruit continu lekverliezen richting vallei optreden.

Figuur 79: Detailtopografie van de Molenbeekvallei

6.6.3 Geohydrologie

Qua geohydrologische setting gelijkt dit gebied sterk op het naastliggende Kastanjebos of het Torfbroek. De watervoerende lagen bestaan uit een opeenvolging (van oud naar jong) van erg mineraalrijke zanden van de formatie van Brussel en Lede, de fijne kleihoudende zanden van St. Huibrechts Hern en bovenaan de kleiige zanden van de Formatie van Diest. Het geheel wordt afgedekt door een lemige quartaire deklaag.

De eerste drie geologische afzettingen zijn uitgesproken tot gewoon mineraalrijk, de formatie van Diest is mineraalarmer. Alle lagen hellen in noord-noord-oostelijke richting af, wat meteen de ligging van het grondwatervoedingsgebied verklaard (Figuur 81). Het gaat over

uitgesproken mineraalrijk grondwater.

Gezien het erg zandige karakter van de belangrijkste formaties gaat het hier over een relatief snel hydrologisch systeem met verblijftijden van grondwater in de orde van grootte van 20 jaar.

Figuur 80: Tertiair geologische afzettingen voor de Molenbeekvallei (Vlaams-Brabant). Links bovenaanzicht met aanduiding van de ligging van het dwarstransect (rechts).

/////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

Het overgrote deel van het infiltratiegebied situeert zich onder (intensief uitgebaat) landbouwgebied.

Gezien het mineraalrijke karakter van de watervoerende laag, is de verwachting dat hier mineraalrijk, maar ook met nutriënten aangerijkt grondwater zal uittreden in het SBZ-H-deelgebied.

Figuur 81: Infiltratiegebied en indicatieve verblijftijden voor het grondwater dat opkwelt in de Molenbeekvallei (Batelaan 2007)

De bodem bestaat grotendeels uit alluviale natte tot vochtige leem (Figuur 82). Die is in de komgronden zo rijk aan organisch materiaal dat het een venig karakter krijgt. Op een aantal plaatsen is er effectief sprake van het voorkomen van veenafzettingen. Die zijn hier echter niet degelijk in kaart gebracht. Met name in het zuidelijke (west-oost verlopende) deel van de vallei is er veel veen geaccumuleerd maar in het deel dat hier besproken wordt zijn er ook

afzettingen tot meer dan een halve meter dik waargenomen. Op de Belgische bodemkaart (Figuur 82) zijn die niet weergegeven.

Figuur 82: Detail uit de Belgische bodemkaart voor de Molenbeekvallei (Vlaams-Brabant).

6.6.4 Grondwaterdynamiek

Vergelijkbaar met andere alluviale valleien met kwel, is ook hier een duidelijke ruimtelijke zonering vast te stellen in grondwaterregime (Figuur 83).

Figuur 83: Tijdreeksen van freatische grondwaterpeilmetingen in een W-O transect door de Molenbeekvallei

/////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

De meetpunten op de oeverwal van de Molenbeek (bv. MOLP003) vertonen een amplitude van ruim een meter doorheen het jaar. De meetpunten in de komgrond (bv. MOLP001) vertonen een erg beperkte schommeling doorheen het jaar van een 20-tal cm. In, het gebied zijn er geen trends in het grondwaterregime waar te nemen.

6.6.5 Grondwaterchemie

Zoals kan verwacht worden uit de geohydrologie gaat het hier om uitgesproken mineraalrijk grondwater met hoge EC25 waarden als gevolg van hoge concentraties van o.a. bicarbonaat, calcium, magnesium. De mineralenconcentraties zijn zeker niet zo hoog als in het Torfbroek, maar ze zijn vergelijkbaar met deze van de Dijlevallei ten zuiden van Leuven.

Nutriëntenvrachten zijn over het algemeen vrij laag maar een paar meetpunten (net ten westen van de dorpskern van Beisem vertonen over de volledige bemonsteringsperiode steevast hoge nitraat- (en in mindere mate ook nitriet-) en orthofosfaatconcentraties.

Tabel 12: Samenvattende statistieken van de chemische samenstelling van het freatische grondwater in de Molenbeekvallei Vlaams-Brabant (periode 2000-2014).

Figuur 84: EC/IR-, Stiff- & Maucha-diagrammen van het freatische grondwater van de Molenbeekvallei

De verhoogde sulfaatconcentraties vallen niet altijd samen met de meetlocaties waarin verhoogde nutriëntenconcentraties gemeten worden. Dat wijst op denitrificatie van

insijpelend nitraatrijk grondwater in het grondwatervoedingsgebied. Dat is niet verwonderlijk aangezien nogal wat van dat infiltratiegebied onder landbouw en urbaan gebied ligt. Er lijkt zich evenwel een dalende trend af te tekenen.

6.6.6 Oppervlaktewater

Er zit nog een huishoudelijk afvalwatervracht op de Molenbeek, die ervoor zorgt dat de beekkwaliteit slecht is. Er zijn echter geen chemische analyseresultaten voorhanden. Via sporadische overstromingen en lekverliezen stroomt af en toe vervuild water in de vallei.

EC25 pH HCO3 N-NO2 N-NO3 N-NH4 P-PO4 SO4 Cl Na K Ca Mg Fetot µS/cm - mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l max 941 7,6 521 0,149 19,56 0,55 0,169 223 57,6 47,8 42,9 169,2 14,42 24,32 90 percent 834 7,5 420 0,015 2,36 0,26 0,018 134 39,7 20,7 3,0 135,1 12,35 4,56 mean 620 7,3 284 0,016 1,59 0,09 0,016 66 24,4 13,2 3,0 104,8 8,39 1,72 10-percent 514 6,9 221 0,005 0,01 0,03 0,010 20 10,5 8,3 0,8 84,5 5,04 0,05 min 401 6,3 52 0,005 0,01 0,03 0,010 6 1,7 6,4 0,2 49,6 4,10 0,05 # = 55

6.6.7 Vegetatiezonering

Het min of meer klassieke beeld van vegetatiezonering voor alluviale valleien met

(mineraalrijke) kwel is ook hier aanwezig. Het is niet altijd even goed te zien omdat de vallei erg smal is. Daarom zitten de verschillende grondwaterafhankelijke vegetatiegordels erg compact op elkaar.

Figuur 85: Schema van de vegetatiezonering voor de Molenbeekvallei (Vlaams-Brabant)

In de graslandsfeer komt dat neer op glanshavergraslanden/Grote vossenstaartgraslanden (6510) op de oeverwallen van de Molenbeek (waar ze nog haar natuurlijke loop heeft uiteraard). Die vegetatiegordel gaat geleidelijk over in dottergrasland (rbbhc) naarmate de topografie verder afdaalt richting komgrond. Nog wat lager situeert zich dan een smalle gordel van grote zeggenvegetaties (rbbmc) gevolgd door rietruigte (rbbmr). Aan de andere zijde, richting valleiflank (die hier erg abrupt en steil is) krijg je dezelfde opeenvolging van gordels maar dan nog meer op elkaar gedrukt. Rietruigte is niet direct een vegetatietype in de graslandsfeer. Bij langdurig zomermaaien (10-20 jaar) wordt riet geleidelijk onderdrukt en krijgt de vegetatie naar alle waarschijnlijkheid steeds meer de kenmerken van de mineraalrijke variant van kleine zeggenvegetaties (7140_base - zie ook Dijlevallei ten zuiden van Leuven). In de ruigtesfeer ontwikkelt zich moerasspirearuigte (6430_hf) op de vochtige en niet al te natte delen van de vallei. In de komgrond ontwikkelt rietruigte die afgezoom d wordt door een smalle gordel grote zeggenvegetaties.

In de bossfeer wordt dat mesotroof elzenbroek (91E0_vm) in de komgronden en vogelkers-essenbos (91EO_va) op de oeverwallen en valleiflanken.

6.6.8 PAS-relevante hydrologische knelpunten

i. Structurele ingrepen: In een deel van het gebied is de centrale waterloop, de Molenbeek, artificieel verlegd naar de zijkant van de vallei (omwille van aandrijving van een historische watermolen)

ii. Nutriënten via water:

 Overstromingen: sporadisch overstroomt de Molenbeek

 Vervuild oppervlaktewater: omdat de Molenbeek deels verlegd is, sijpelt er soms vervuild rivierwater in de vallei.

 Grondwater – aanvoer van nutriënten via grondwater is beperkt, vermoedelijk grotendeels te danken aan denitrificatie waardoor sulfaat aangevoerd wordt. Ten westen van de dorpskern van Beisem is er aanrijking van het grondwater met nitraat (ook nitriet) en orthofosfaat.

/////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

iv. Lokale drainage: Neen, vrijwel onbestaand hier (door verwaarlozing) v. Beperken evapotranspiratie: vermoedelijk niet relevant

vi.

Meetnet: Ja en operationeel maar gebeurt handmatig en op vrijwillige basis. Continuïteit niet verzekerd

.

6.6.9 Relevante referenties

De Becker P. 2007. Ecohydrologie van de vallei van de Molenbeek en het Kastanjebos in Natuurpunt Herent: Kastanjebos en Molenbeekvallei: 25 jaar inzet voor meer natuur in Herent.

6.7 LEIEMEERSEN BE2500004-G

6.7.1 Algemene situering

Deze SBZ-H-deelzone is gelegen op 6 kilometer ten zuidoosten van Brugge, net ten oosten van het Centrum van Oostkamp. Het gebied ligt langs de zuidoever van het kanaal Gent Oostende net ten oosten van de brug van Moerbrugge.

Figuur 86: Algemene situering van de SBZ-H deelzone Leiemeersen

6.7.2 Topografie en Hydrografie

De Leiemeersen liggen in de vallei van de Zuidleie, de historische bovenloop van de Brugse Reien. In die vallei werd tussen Brugge en Beernem in de 13e eeuw de bedding van het kanaal Brugge-Gent (‘Suytleije’) uitgegraven, waarvan actueel enkel nog afgesneden armen van de Zuidleie aan beide zijden van het kanaal resteren. De meersen in de Vallei van de Zuidleie, de Leiemeersen, worden door het kanaal opgedeeld in een noordelijk en zuidelijk deel. Het noordelijk deel omvat ook de Geuzenbeek, een kunstmatige waterloop die een natuurlijke depressie in het historische Beverhoutsveld ontwatert en in het kanaal uitmondt. In het zuidelijk deel mondden de Bornebeek en de Merlebeek in de historische Zuidleie (nu het kanaal) uit. De Stuivenberg, ten zuiden van de Leiemeersen, is een langgerekte hoogte (een langgerekt heuveltje in feite) die het interfluvium vormt tussen de Bornebeek en de

Rivierbeek. De Leiemeersen zelf liggen op ca. 6 m TAW en vormen het laagste deel van het landschap. De Stuiven-”berg” is in feite slechts een lage verhevenheid die een hoogte van 9m TAW bereikt. Met de aanleg van het kanaal Gent-Oostende werd de hydrografie in deze regio grondig gewijzigd/verstoord, in die mate zelfs dat er van de oorspronkelijke hydrografie niet veel meer over blijft. Enkel de zone van de Leiemeersen ten zuiden van het kanaal wordt hieronder toegelicht.

/////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

Figuur 87: Detailtopografie voor de Leiemeersen

6.7.3 Geohydrologie

De tertiaire geologie, die van belang is voor het hydrologische systeem van de Leiemeersen, bestaat hoofdzakelijk uit de afzettingen van de formatie van Aalter en Gentbrugge en in mindere mate ook de formatie van Tielt. Bovenaan zijn dat van ‘jong’ naar ‘oud’ de kalkrijke zanden van het lid van Oedelem en de zandige klei van het lid van Beernem; beide vormen samen de formatie van Aalter. Daaronder zitten (opnieuw van jong naar oud) de zanden van het lid van Vlierzele, de zandige klei van het lid van Pittem en ten slotte de klei van het lid van Merelbeke. Deze drie lagen samen vormen de formatie van Gentbrugge. De formatie van Aalter en Gentbrugge werd vroeger “Paniseliaan” genoemd. Daaronder zitten zanden en leem van de formatie van Tielt en ten slotte wordt het systeem onderaan hydrologisch afgesloten door de klei van de formatie van Kortrijk. Alle lagen hellen zachtjes af in noordelijke richting.

Figuur 88 Dagzomende tertiair geologische lagen (links) met aanduiding van de ligging van de dwarsdoorsnede (rechts) voor het SBZ-H-deelgebied van de Leiemeersen.

De voornaamste grondwaterbewegingen die van belang zijn voor het ecohydrologisch

functioneren van de Leiemeersen spelen zich af in de formaties van Aalter en Gentbrugge en in het Quartair. Ze zorgen voor een toestroom van grondwater richting Leiemeersen, dat daar

uittreedt onder de vorm van mineraalrijke kwel. Dat is ook te zien aan de beperkte

grondwaterfluctuaties op jaarbasis (zie Figuur 90). In de zanden van Vlierzele zijn de peilen ten zuiden van de SBZ-H-deelzone hoger dan in de vallei zelf. Er is met andere woorden sprake van kwel op die uittreedt ter hoogte van de Leiemeersen. Voor het gebied is er geen regionaal grondwatermodel beschikbaar waaruit het grondwatervoedingsgebied kan worden afgeleid. Uit de geohydrologische gegevens valt af te leiden had het toestromende grondwater vanuit het zuiden naar dit gebied toestroomt, vanuit de zgn. Stuivenberg, een noordwestelijke uitloper van de cuesta van Hertsberge-Aalter (zie ecohydrologische bespreking van het Sint Pietersveld elders in dit rapport). De Stuivenberg ligt net op de noordrand van die cuesta. In de Leiemeersen zelf is er geen quartair dekzand te vinden, daar ligt alluviale klei, dat vermoedelijk werd afgezet door de Bornebeek direct op het tertiair. Dat alluvium varieert in dikte van een halve meter tot een paar meter. Aan de randen wigt deze afzetting uit. In de onmiddellijke omgeving is er wel (niet alluviaal) quartair te vinden. Daar is de bodem grotendeels zandig (Figuur 89). Zowel de onderste delen van het quartair als de daaronder gelegen zanden van de formatie van Oedelem zijn mineraalrijk.

Door de relatief kleine grondwatertafelschommelingen in het vlakke en diepste deel van het gebied accumuleerde er destijds, en de laatste jaren opnieuw, organisch materiaal

(veenvorming). Dat is in feite in een komgrond van de Bornebeek. Deze venige afzettingen zijn niet op de bodemkaart terug te vinden (Figuur 89) maar zijn wel degelijk aanwezig.

Figuur 89: Detail uit de Belgische bodemkaart voor de omgeving van de Leiemeersen

Hoewel de belangrijkste hydrologische bewegingen zich in het zgn. Paniseliaan afspelen, is er toch een belangrijke negatieve impact op dit systeem als gevolg van grondwaterwinningen op grotere diepte. Uit een geohydrologische studie (Walraevens 1995) blijkt dat er in de zanden van het lid van Egem (formatie van Tielt) sprake is van beïnvloeding van de stijghoogten van het grondwater onder invloed van de vele diepere grondwaterwinningen in die afzetting. Aangezien er geen goede afdichting is tussen deze formatie en de bovenliggende formaties,

/////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

infiltreert een deel van het grondwater uit de formaties van Gentbrugge en Aalter naar de dieper gelegen formatie van Tielt, wat de hoeveelheid toestromend kwelwater in de Leiemeersen doet afnemen. Er zijn een paar tientallen vergunde grondwateronttrekkingen actief in dit gebied. De filterstellingen van de meerderheid van die winningen zit vermoedelijk (de diepte van de filterstelling is niet altijd bekend) in de zanden van het lid van Egem. Het cumulatieve effect ervan om de kwelflux naar de Leiemeersen is niet bekend. Er is alleen zeker geweten dat er een negatief effect bestaat.

6.7.4 Grondwaterdynamiek

De grondwatertafelschommelingen op jaarbasis bedragen in het grootste deel van het gebied ca. 40-60 cm op jaarbasis. Uiteraard zit er een gradiënt van sterker schommelde

grondwaterpeilen tegen de zuidrand van het gebied (op de noordflank van de Stuivenberg) naar minder sterk fluctuerende peilen in de vallei zelf. Dat heeft alles vandoen met

toestromend grond/kwelwater in het gebied loodrecht op de vroegere Zuidleie, en het niet meer functioneel zijn van de drainagestructuren. De belangrijkste afwateringsgracht wordt gestuwd. Het gebied draineert, via die afwateringsgracht gravitair via een terugslagklep op de oude arm van de Zuidleie naar het kanaal Gent-Oostende. Het heeft er alle schijn van dat de grondwatertafelschommelingen de laatste jaren verder afnemen.

Figuur 90: Tijdreeks van freatische grondwaterpeilmetingen (in m t.o.v. maaiveld) in de Leiemeersen (t.o.v. maaiveld)

In Figuur 90 wordt een lange tijdreeks weergegeven van de freatische grondwaterpeilen in het gebied. In 2009 werd de meetreeks van het meetpunt LEIP001 geautomatiseerd in een

naastliggend meetpunt met dezelfde configuratie waardoor de metingen als één doorlopende reeks kunnen gezien worden. Gedurende het winterhalfjaar treden er regelmatig

overstromingen op. Dat is voornamelijk afkomstig van grondwater en neerslagwater dat vertraagd afgevoerd wordt uit het gebied.

6.7.5 Grondwaterchemie

De hoge mineralenrijkdom heeft alles te maken met de oorsprong vanhet uittredende grondwater. Het komt uit mineraalrijke tertiair geologische afzettingen en de schelpresten-rijke onderlaag in de quartaire afzettingen. Het ondiepe grondwater in de Leiemeersen is uitgesproken mineraalrijk en al bij al nutriëntenarm.

De orthofosfaat concentraties zijn sporadisch lichtjes verhoogd, nitrietconcentraties zijn quasi onbestaande, en de nitraatconcentraties zijn laag. De verhoogde sulfaatconcentraties wijzen wel op een latent probleem met nitraatinfiltratie, afkomstig van overbemesting in het grondwaterinfiltratiegebied, ten zuiden van de Leiemeersen.

Tabel 13: Samenvattende statistieken voor de chemische samenstelling van het ondiepe grondwater in de Leiemeersen (periode 1990-2014).

Figuur 91: EC/IR-, Stiff (rechtsboven)- & Maucha (rechtsonder)-diagrammen van het freatische grondwater van het SBZ-H deelgebied Leiemeersen

De infiltrerende nitraat verdwijnt grotendeels via denitrificatie over pyriet (FeS) met vrijstelling van sulfaat. Zowel de nutriëntenconcentraties als de sulfaatconcentraties zijn in de loop van de voorbije decennia gevoelig gedaald. Ondanks de daling blijven de sulfaatconcentraties nog steeds vrij hoog hier. Er moet bijgevolg nog steeds sprake zijn van overbemesting en weglekken van nitraten van onder intensief bewerkte landbouwgronden in het infiltratiegebied.

6.7.6 Oppervlaktewater

Niet relevant hier

6.7.7 Vegetatiezonering

De vegetatiezonering is zeer sterk vergelijkbaar met die van andere alluviale valleien met kwel. Het vochtige tot iets drogere deel van het transect is in intensieve landbouwuitbating en komt bijgevolg niet tot uiting. Een uiterst smalle rand van 6510_hu grasland is aanwezig in de zuidrand van het gebied. Iets lager in de serie komt veldrusgrasland (6410_ve) voor gevolgd door dottergrasland (rbb_Hc). Nog lager ontwikkelen zich grote zeggevegetaties en waar het

EC25 pH HCO3 N-NO3 N-NO2 N-NH4 P-PO4 SO4 Cl Na K Ca Mg Fetot µS/cm - mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l max 1288 7,9 608 0,22 0,034 9,27 0,248 212 110,0 77,7 151,0 251,0 20,50 13,00 90 percent 1081 7,7 441 0,07 0,015 0,35 0,046 129 84,5 36,2 14,2 171,4 15,21 3,80 mean 706 7,2 312 0,03 0,011 0,35 0,028 70 52,5 27,1 7,4 113,7 10,08 1,75 10-percent 463 6,8 198 0,01 0,005 0,01 0,005 30 26,0 17,5 0,2 69,2 6,03 0,05 min 275 6,5 130 0,01 0,005 0,01 0,005 19 13,0 14,0 0,1 36,0 4,30 0,05 # = 43

/////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

water niet boven het maaiveld uitkomt de basische variant van de kleine zeggenvegetaties (7140_base). Naar alle waarschijnlijkheid fluctueert het grondwaterpeil nog net iets te veel opdat 7140_base optimaal kan ontwikkelen. In het absoluut natste deel ontwikkelt een rietland/rietruigte.

Figuur 92: Schema van vegetatiezonering in de Leiemeersen

6.7.8 PAS-relevante hydrologische knelpunten

vii. Structurele ingrepen: Door de aanleg van het Kanaal Gent-Oostende is de oppervlaktewaterhuishouding in het gebied grondig gewijzigd.

viii. Nutriënten via water:

 Overstromingen: lijkt niet echt een probleem te zijn, geen meetgegevens beschikbaar.

 Oppervlaktewater: waarschijnlijk niet belangrijk , geen meetgegevens beschikbaar.

 Grondwater – aanvoer van nutriënten met name nitriet, nitraat en orthofosfaat is momenteel beperkt (was historisch gevoelig hoger), maar de sulfaatgehalten zijn wel hoog meer dan waarschijnlijk omwille van overbemestingsprobleem in het grondwater infiltratiegebied.

ix. Grondwaterwinning: Rond de SBZ-H-deelzone zijn er veel (soms substantiële)

grondwaterwinningen aanwezig. Het cumulatieve effect is niet bekend. Het lijkt echter wel te bestaan, maar werd niet bestudeert.

x. Lokale drainage: In het gebied is drainagestructuur aanwezig maar die wordt gestuwd waardoor die niet meer functioneel is

xi. Beperken evapotranspiratie: vermoedelijk niet relevant

xii. Meetnet: een beperkt meetnet bestaat maar gegevens niet beschikbaar.

6.7.9 Relevante referenties

Walraevens C. 1995 Hydrogeologisch onderzoek naar de gevolgen voor natuurherstel in de “Leiemeersen” te Oostkamp van de aanwezigheid van een oud huisvuilstort

Gryseels M. & Hermy M. 1988 Derelict marsh and meadow vegetation of the Leiemeersen at Oostkamp (prov. West-Vlaanderen). Bull. Roy. Soc. Belg. 114: 125-139.

7 ECOHYDROLOGISCH TYPEGEBIED “ALLUVIALE VALLEI