• No results found

IN HET KADER VAN PAS

6 ECOHYDROLOGISCH TYPEGEBIED “ALLUVIALE VALLEI MET KWEL” MET KWEL”

6.4 BENEDENLOOP DEMERVALLEI BE2400014-A

6.4.1 Algemene situering

Het SBZ-H deelgebied van de Demervallei bestaat uit verschillende valleifragmenten (Figuur 15Figuur 59) die allemaal gelegen zijn in of aan de rand van de alluviale vlakte van de Demer tussen Diest en de samenvloeiing met de Dijle ter hoogte van Werchter. Stroomopwaarts in dit deelgebied gaat het over grotere aaneengesloten oppervlakten riviervallei

(Vierkensbroek/Doodbroek), naar het westen toe gaat het om kleine stukken afgesneden meanders. Het gebied vormt de overgang tussen het Hageland in het zuiden en de Kempen in het noorden.

Figuur 59: Situering van de SBZ-H deelzone Demervallei BE2400014 (A) tussen Diest en Werchter.

Anders dan in andere riviervalleien, hebben elk van deze fragmenten hun specifieke

landschapsecologische, en zeker geomorfologische karakteristieken. Dat betekent dat er zich een enorme diversiteit aan abiotische standplaatscondities en dus ook vegetatietypen voordoet binnen deze vallei. Het is niet mogelijk om één enkel typegebied uit te pikken dat model staat voor het functioneren van de rest van de vallei. Een paar voorbeelden zijn hier noodzakelijk.

6.4.2 Topografie en Hydrografie

De benedenloop van de Demer situeert zich aan de noordrand van het Hagelandse Diestiaan-zandbankenlandschap(Figuur 60) . Het is eigenlijk een zuidoostelijke uitloper van de zgn. Vlaamse Vallei en ligt op een hoogte van ca. 10-15 m TAW.

/////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

Figuur 60: Algemene topografie voor de Demervallei tussen Diest en Werchter

De rivier stroomt hier in een alluviale vlakte van 1.5 tot 2 kilometer breedte en kent een verhang van ca. 0.6m/km. De gemiddelde afvoer van de Demer bedraagt ca. 12 m³/sec maar dat kan erg sterk fluctueren omdat het regime sterk bepaald wordt door neerslagafvoer en (verhoudingsgewijs) in mindere mate door afvoer van grondwater. Piekafvoeren van 50-60 m³/sec treden regelmatig (jaarlijks) op waarbij grotere delen van de alluviale vlakte

overstromen. In het verleden (jaren 80 van vorige eeuw) werd de Demer drastisch

rechtgetrokken en verdiept om overstromingen in de vallei zo veel als mogelijk te vermijden. Grote delen van de alluviale vlakte hebben hier immers een landbouwbestemming. Die werken hebben geleid tot een sterke versnelling van de afvoer van neerslag en oppervlaktewater, problemen ter hoogte van de flessenhalzen in het valleisysteem (met name de

bewoningskernen van Aarschot en Werchter) en een verdere insnijding van de bedding met ruim 1-1.5 meter.

De bodem, meer bepaald de textuur, speelt daarin een zeer belangrijke rol. Hoewel de vallei op de Belgische bodemkaart gekenmerkt wordt door een quasi homogeen oppervlak van vochtige en natte kleibodems (Figuur 61), zit het (alluviale) zand toch op geringe diepte (veelal op een diepte van < 1m onder maaiveld).

Figuur 61: Detail uit de Belgische bodemkaart voor de benedenloop van de Demer

In de vallei ligt een uitgebreid systeem van drainagegrachten die samen met de verdiepte Demer zorgen voor een systematische ontwatering van de volledige vallei. De uitgesproken zandige ondergrond maakt dat grachten een drainerend effect hebben dat zich erg ver langs beide zijden van een drainagestructuur laat voelen. De rechtgetrokken Demer, zelf ook een soort groot drainagekanaal, ligt als gevolg van de extra insnijding momenteel op de meeste

plaatsen ca. 3 meter diep in de vallei. Uit gedetailleerde peilmetingen kon worden opgemaakt dat het effect zich tussen de 4-500 meter langs beide zijden van Demer laat voelen.

Figuur 62: Grondwaterpeilen in een dwarstransect ten zuiden van de Demer ter hoogte van Achter Schoonhoven in juli (geel), september (blauw) en november (groen) 1997.

6.4.3 Geohydrologie

Het overgrote deel van het grondwater in de benedenloop van de Demer tussen Diest en Werchter is afkomstig uit een watervoerende laag met glauconietrijke (~ijzerrijke

kleimineraal), maar verder eerder mineraalarme zanden van de Formatie van Diest (Figuur 63 links). Die watervoerende laag ligt op de compacte kleilagen van de groep van Rupel en Tongeren. Daaronder zit de afgesloten (gespannen) watervoerende laag met uitgesproken mineraalrijke zanden van de formatie van Lede en Brussel (Figuur 63 rechts). Op een aantal plaatsen in de Demervallei en omgeving zijn er meer dan waarschijnlijk kleine gaten in de afsluitende Rupel-Tongeren kleilaag. Dat zijn een soort “hydrogeologische vensters”, waardoor mineraalrijk grondwater vanuit de onderliggende gespannen watervoerende laag omhoog geperst wordt doorheen het bovenliggende mineraalarmere grondwater van de bovenste, freatische watervoerende laag. Aan het maaiveld wordt dan midden in een uitgestrekte zone met mineraalarm grondwater een welomschreven vlek met veel mineraalrijker grondwater gemeten. Het spreekt voor zich dat dit fenomeen te zien is aan de aanwezigheid van andere grondwaterafhankelijke vegetatietypen die mineraalrijker grondwater vereisen. Dat werd voor het eerst vastgesteld en aangetoond voor het iets zuidelijker gelegen Walenbos (zie § XXX – Huybrechts & De Becker 1997). Meer dan waarschijnlijk treedt dit fenomeen in de ondergrond ter hoogte van het Krekelbroek en in het Vierkensbroek.

Figuur 63: Dagzomende tertiair geologische lagen voor de SBZ-H deelgebieden van de Demervallei en schematisatie van de geologische dwarsdoorsnede (rechts).

Zoals elders in het grootste deel van Vlaanderen, hellen de tertiair geologische lagen hier zachtjes af in noordnoordwestelijke richting. Dat heeft tot gevolg dat in het grootste deel van

/////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

de Demervallei, het gros van het in de vallei uittredende grondwater, aan de zuidzijde van de vallei infiltreert. Dat is met name het geval voor het infiltratiegebied van kwelwater in het Vorsdonkbos-Turfputten (Figuur 64 links).

Figuur 64: Gemodelleerde grondwatervoedingsgebieden voor Demervallei-segmenten ter hoogte van Vorsdonkbroek (L) en Vierkensbroek-Doodbroek (R) (naar Batelaan & Desmedt 1994)

Ter hoogte van Vierkensbroek-Doodbroek is de situatie gevoelig anders (Figuur 64 rechts). Dat heeft alles te maken met de complexere topografie rond dit gebied. Hier liggen ook

aanzienlijke Diestiaanheuvels ten noorden van de vallei (de bossen en heide van Averbode) en bovendien maakt de Demervallei hier een bijna haakse bocht vanuit het zuiden naar het westen.

Het gaat hier om relatief trage hydrologische systemen waar het grondwater vanaf het ogenblik dat neerslag infiltreert, al gauw gemiddeld 50-80 jaar onderweg is vooraleer het uittreedt onder de vorm van kwel in vallei.

Verschillende grondwaterwinningen in de vallei zorgden de voorbije decennia voor discussie omtrent de verdrogende impact ervan op het grondwaterregime in de natuurgebieden. De relatief recente drinkwaterwinning van het Rot (Nieuwrode), net ten zuiden van het gemodelleerde infiltratiegebied van het grondwater dat in Vorsdonkbroek uittreedt, kreeg in 2000 een voorwaardelijke exploitatievergunning. Daarbij werd aangegeven dat er geen negatieve impact mocht zijn op de grondwaterstroming naar het Vorsdonkbroek. Dat diende gemonitord via peilbuizen en lange tijdreeksen van het grondwaterregime voor, tijdens en tot lang na het opstarten van de winning. In 2017 werden deze metingen grondig gemonitord en geëvalueerd. Er werd bij het doorlopen van de hervergunningsprocedure voor de

drinkwaterwinning in 2017 alvast geen aantoonbaar negatieve impact op de grondwaterdynamiek/kwelvolumes in Vorsdonkbroek gevonden.

Voor de drinkwaterwinning Weerderlaak, ten oosten van Aarschot (dit gebied wordt ook wel “Achter Schoonhoven” genoemd) werd de verdrogende impact op de grondwaterdynamiek wel aangetoond (zie o.a. Callebaut et al. 2004). De waterwinning is hier echter niet de enige reden van verdroging. Het rechttrekken van de Demer en dus het systematisch verlagen van de drainageniveau’s in nagenoeg de volledige vallei, heeft een vergelijkbare, zo niet nog grotere impact.

6.4.4 Grondwaterdynamiek

Op een beperkt aantal locaties in de Demervallei treedt er zodanig veel kwelwater uit dat er een uiterst stabiel grondwaterregime ontstaat met peilen vlak tegen het maaiveld. De

veenafzettingen in Figuur 61 zijn een goede eerste indicatie van die locaties (Vorsdonk, Achter Schoonhoven/Weerderlaak, Krekelbroek, Vierkensbroek). Met name in Vorsdonkbroek is de overdruk van het uittredende kwelwater zodanig groot dat er artesische verschijnselen optreden: het grondwater kan hier (in een piëzometer dan wel) tot meer dan 30 cm boven het maaiveld uitstijgen (zie Figuur 65).

Figuur 65: Tijdreeksen van grondwaterpeilmetingen in een piëzometernest in Vorsdonkbos. VOTP003 heeft een filter op 1m-mv, VOTP004 heeft een filter op 4m-mv.

Door de zeer sterke invloed van het diepe drainagenetwerk en de rechtgetrokken en dieper ingesneden Demer worden hier, anders dan wat normaal zou kunnen verwacht worden, de diepste grondwaterpeilen gemeten in het midden van de komgronden.

Figuur 66:Tijdreeksen van freatische grondwaterpeilen in een raai dwars op de Demer (Linker valleihelft) ter hoogte van Vorsdonkbos.

Waar meetpunt VOTP021 en 22 (aan de zuidrand van de alluviale vlakte) peilen hebben vlak tegen maaiveld en een amplitude van 30-35 cm op jaarbasis zit het peil in het diepste deel van de komgrond (bij VOTP025) 0.8-1.2 meter diepte. In andere, minder gedraineerde alluviale valleien (zie bijvoorbeeld het SBZ-H-gebied Dijlevallei), zijn de diepste delen van de

komgronden net de natste locaties. Ook in het gebied Achter Schoonhoven (Figuur 62) zijn de grondwaterpeilen abnormaal laag als gevolg van drainage en waterwinning. In Vierkensbroek-Doodbroek werden intussen een tiental jaar geleden maatregelen genomen om

/////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

6.4.5 Grondwaterchemie

In de Demervallei is vervuiling van het grondwater wijd verbreidt. In sommige delen van dit SBZ-H-gebied waren de grondwaterkwaliteitsproblemen tot voor kort zelfs als enorm te bestempelen. Veruit het belangrijkste probleem wordt veroorzaakt door lozingen op de Hulpe en de Winterbeek (zie gebiedsbeschrijving typevoorbeeld Kempisch beekdal: SBZ-H-deelgebied Vallei van de Drie beken), die ter hoogte van Vierkensbroek samenvloeien met de Demer. Deze waterlopen vervoeren een enorme vuilvracht (o.a. Ca/MgCl2 en Ca/MgSO4) afkomstig van industrieel afvalwater geloosd in Tessenderlo. Dat oppervlaktewater kan bovendien infiltreren tot 4-600 meter links en rechts van de oevers van de transporterende waterlopen, naar het grondwater onder de aanpalende oevers. De gevolgen daarvan zijn meetbaar tot in Rillaar (ca. 23 kilometer stroomafwaarts van de lozingspunten). Verder stroomafwaarts is de verdunning voldoende om niet meer tot opvallende concentraties te leiden.

Tabel 10: Samenvattende statistieken voor de chemische samenstelling van het freatische grondwater in de Demervallei (periode 1990-2015).

Figuur 67: EC/IR-, Stiff- & Maucha-diagrammen van het freatische grondwater van het SBZ-H deelgebied van het de benedenloop van de Demer. (De stippellijn op het EC/IR-diagram duidt de vervuilde staalnamelocaties aan).

Deze vervuiling vertaald zich in de voor de streek abnormaal hoge waarden zeker voor het maximum maar ook nog voor de 90-percentiel voor EC25, S042-, Cl-, Ca2+ en Mg2+ in Tabel 10. Het EC/IR-diagram vertoond een dichte puntenwolk in de omgeving van het lithocline punt. Nagenoeg alle grondwater dat in de benedenloop van de Demer uittreedt is vrij lang in de ondergrond onderweg geweest. Echt uitgesproken mineraalarm grondwater komt hier niet voor. De meetpunten die het dichtst bij het atmocliene grafiekpunt liggen zijn deze die tegen de zuidelijke valleiflank gelegen zijn in de venige zone van Vorsdonkbos en aan de

noordoostrand van het Vierkensbroek.

EC25 pH HCO3 N-NO2 N-NO3 P-PO4 N-NH4 SO4 Cl Na K Ca Mg Fetot µS/cm - mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l max 1299 7,1 193 0,015 0,30 0,110 0,70 199 240,2 29,3 8,2 183,7 14,60 62,34 90 percent 600 6,3 105 0,010 0,15 0,048 0,29 86 92,3 16,5 5,4 80,3 7,98 24,07 mean 270 5,7 11 0,005 0,03 0,010 0,04 10 13,0 7,5 2,9 19,0 2,85 0,30 10-percent 108 3,4 1 0,005 0,01 0,005 0,01 2 3,6 3,0 0,1 8,2 1,15 0,02 min 108 3,4 1 0,005 0,01 0,005 0,01 2 3,6 3,0 0,1 8,2 1,15 0,02 # = 414

Een vrij grote groep van meetpunten heeft merkbaar en abnormaal verhoogde EC25 waarden als gevolg van verhoogde sulfaat, natrium en chloridegehalten. Dergelijke meetlocaties zijn in vrijwel het gehele gebied aan te treffen. Vandaar ook de erg afwijkende vormen van de Stiff- en Maucha-diagrammen.

De nutriëntenbelasting vertoond vergelijkbare extreme maxima en 90-percentielwaarden maar die blijkt verband te houden met dezelfde locaties als de extreme zoutenbelasting. Als abstractie gemaakt wordt van deze locaties is er hier sprake van geringe aanrijking elders in de Demervallei.

Het grondwater (van de niet vervuilde sites) is in regel matig mineraalrijk, in overeenstemming met wat kan verwacht worden van grondwater dat afkomstig is uit de zanden van de Formatie van Diest.

6.4.6 Oppervlaktewater

De nutriëntenbelasting van de Demer zelf evolueert de laatste jaren in goede zin, maar een hele reeks zijwaterlopen vervoert nog een soms aanzienlijke vuilvracht voornamelijk van huishoudelijk afvalwater. Met name orthofosfaatconcentraties zijn soms bijzonder hoog, naast een iets minder zware stikstofbelasting (ammonium). De Demer vervoerd bovendien een grote sedimentvracht. Niet zozeer de noordoostelijke zijrivieren die vanuit de Kempen komen (Zwarte beek, Hulpe, Winterbeek,…) zijn daarbij een probleem maar de Demer zelf en tal van de zuidelijke zijrivieren (Herk, Mombeek, Velpe, Motte, Grote en Kleine Gete, Begijnenbeek, …) komen vanuit de leemstreek (Haspengouw) en vervoeren grote hoeveelheden met nutriënten beladen, hoofdzakelijk lemig sediment. Aangezien overstromingen in deze vallei regelmatig optreden, en men overweegt om de frequentie de komende jaren gevoelig op te drijven, zijn hier naar de toekomst scherper wordende problemen met nutriëntenaanrijking te verwachten. De extreem hoge concentraties van industrieel afvalwater die via de Hulpe en de Winterbeek vanuit Tessenderlo door het SBZ-gebied vallei van de Drie Beken en door het Vierkensbroek naar de Demer werden getransporteerd, lijken grotendeels verleden tijd. Tot in het begin van deze eeuw werden in het Vierkensbroek EC25 waarden van 14000µS/cm gemeten. Dat zijn eerder brak- tot zoutwaterwaarden die echter wel de voorbije jaren door

saneringsinspanningen scherp daalden, hoewel piekconcentraties (en dus pieklozingen) toch nog steeds optreden.

6.4.7 Vegetatiezonering

Net zoals in andere alluviale valleien (met kwel) bestaat de vegetatiezonering hier uit de karakteristieke hydroserie in de open sfeer vertrekkende van droge glanshavergraslanden (6510_hu) over veldrusgraslanden (6410_ve), eventueel met vegetatiefragmentjes die doen denken aan blauwgrasland (6410_mo) naar dottergraslanden (rbbHc) en grote zeggevegetaties (rbbMc) in de natste delen met een hoge dominantie van riet (Figuur 68 boven). Specifiek aan de noordzijde van de vallei, in de overgang naar de Kempen, is het voorkomen van

/////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

Figuur 68: Schematisering van de vegetatiezonering voor de Demervallei (boven) en voor het specifieke geval van het Vorsdonkbos-Turfputten (onder - hier met aanduiding van de peilbuizen uit Figuur 66)

Voor het deelgebied Vorsdonkbos-Turfputten en ook voor Krekelbroek-Messelbroek is de situatie enigszins afwijkend. Als gevolg van het sterk gedraineerde karakter van de Demervallei maar zeker ook omwille van de sterk tegen de zuidelijke valleiflank geconcentreerde

kwelinvloeden vanuit de zuidelijk gelegen Diestiaanheuvels, liggen de meest vochtminnende vegetaties niet in het diepste deel van de vallei, maar zijn ze samengepakt aan de rand van de zones met sterke kwel of op plekken waar omwille van topografische toevalligheden of het (toevallig) ontbreken van drainagegrachten in de omgeving de situatie wat natter is. Tegen de linker valleiflank aan ligt daar een brede zone met kleine zeggevegetaties (7140_meso). Butaye et al (1999) toonden aan dat omwille van de verdroging al meer dan 20 jaar geleden onder andere de zeldzame blauwgraslanden (6410_mo), maar ook veldrusgraslanden

(6410_ve) en dottergraslanden (rbb_Hc) helemaal of grotendeels uit deze streek verdwenen.

6.4.8 PAS-relevante hydrologische knelpunten

i. Structurele ingrepen: met uitzondering van het traject Testelt-Langdorp is de Demer over haar volledige lengte rechtgetrokken en ‘genormaliseerd’. Door het rechttrekken steeg de afstroomsnelheid met een bijkomende spontane insnijding van de

rivierbedding als gevolg. De combinatie van dit alles zorgde voor een structurele verlaging van het rivierpeil over de volledige lengte van de vallei van 0.7 tot 1.5 meter. Omwille van het zandige karakter van het alluvium resulteert dat ook in een

structurele daling van het grondwaterpeil in nagenoeg de volledige alluviale vlakte. ii. Nutriënten via water:

 Overstromingen – van met nutriënten beladen sedimenten treden regelmatig op en zullen zich naar alle waarschijnlijkheid frequenter voordoen in de toekomst, wat zorgt voor een flinke aanvoer van nutriënten (i.e. bemesting) in de vallei.

 Rioleringswater – collecteren, ontkoppelen van hemelwater is sporadisch aan de gang in het Demerbekken, maar er is nog een lange weg te gaan. Niet ontkoppelde rioleringsstelsel geven aanleiding tot frequente overstorten en piekafvoeren in de waterlopen. Opnieuw een bijkomende instroom van nutriënten in de vallei.

 Via grondwater – chloride, nitraat/sulfaat van landbouw, lekkende riolering en industriële lozingen zijn nog een acuut probleem

iii. Grondwaterwinning: een aantal winningen hebben een bijkomend verdrogende impact, met name de drinkwaterwinning achter Schoonhoven (Weerderlaak) en in mindere mate Messelbroek. De winning van het Rot (Nieuwrode) heeft (aangetoond) geen negatieve impact.

iv. Lokale drainage: Ja en betekenisvol maar hangt samen met het (te) lage Demerpeil v. Beperken evapotranspiratie: lijkt niet nodig; gewenst?

vi. Meetnet: já zowel vroeger als actueel is in een aantal deelzones een operationeel hydrologisch netwerk aanwezig (o.a. Vorsdonkbos, Achter Schoonhoven,

Vierkensbroek, …)

6.4.9 Relevante referenties

Batelaan O & De Smedt F. 1994. Regionale grondwaterstroming rond een aantal kwelafhankelijke natuurgebieden. Instituut voor Natuurbehoud, Hasselt

Niche modelleringen achter Schoonhoven (2004)

Aubroeck B, Huybrechts W & De Becker P 1998. Verkennende ecohydrologische studie van de Demervallei tussen Diest en Werchter. Rapport Instituut voor Natuurbehoud Brussel.

IN.R.2008.5.

Butaye J & Hermy M. 1997. Ecologisch impulsgebied Demer en Dijle. Inventaristaite van de natuurwaarden in de Demervallei tussen Werchter en Diest (+kaarten) K.U.Leuven.

Butaye J, Honnaye O & Hermy M. 1999. Vegetation mapping as an aid in detecting temporal vegetation changes in the Demer valley (Belgium). Belg. Journ. Bot. 132 (2): 119-140 Callebaut J, De Bie E., De Becker P. & Huybrechts W. 2007. NICHE Vlaanderen: SVW: 1-7 Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek. INBO.R.2007.3 (Brussel)

Dethioux M. (1960). Vegetatiekaart van België. Verklarende tekst bij het kaartblad Aarschot 75 W. Centrum voor plantensociologische kartering van België.

Huybrechts W. & De Becker P. 1997. Dynamische en chemische kenmerken van het ondiep grondwater in kwelsystemen: het Walenbos (Tielt-Winge). Mededeling van het Instituut voor Natuurbehoud. (1997) 5 (Brussel)

/////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

6.5 KASTANJEBOS BE 2400010-D

6.5.1 Algemene situering

Het Kastanjebos is gelegen op ca. 6 kilometer ten noordwesten van Leuven, tussen de dorpskernen van Veltem-Beisem en Winksele en net ten noorden van de zgn. Vlaams-Brabantse steilrand waar de zuidelijke leemplateaus overgaan naar de Vlaamse Vallei. Het gebied ligt net ten zuiden van die Vlaamse vallei, net zoals bv. het meer westelijk gelegen Torfbroek en het oostelijker gelegen Dunbergbroek.

Figuur 69: Situering van de SBZ-H deelzone Kastanjebos tussen Veltem-Beisem en Winksele

6.5.2 Topografie en Hydrografie

Het is een in noordelijke richting vrij zacht afhellend gebied in het dalhoofd van de Lipsebeek en zijbeekjes in het oosten en de Mastellebeek-Weisetterbeek in het westen. De quartaire ondergrond is hier eerder van colluviale dan van alluviale oorsprong.

Dit zijn geen alluviale systemen in de letterlijke betekenis (“los materiaal door een rivier als sediment afgezet”) van het woord, het gebied situeert zich in het dalhoofd van de alluviale waterloopjes. In de detailtopografische uitsnede (Figuur 70) is een voorbeeld van dichte begreppelingsstructuur terug te vinden in nagenoeg het hele gebied. Dat wijst erop dat de omstandigheden hier ten minste in een belangrijk deel van het jaar nat moeten zijn (geweest…). Omwille van de grondwaterwinning is dat niet altijd zo uitgesproken het geval meer (zie verder).

6.5.3 Geohydrologie

Het watervoerende pakket waaruit het grondwater afkomstig is dat in dit gebied aan de oppervlakte komt is, zijn de groffe, kalkrijke zanden van de formatie van Lede en van Brussel. In de geologische dwarsdoorsnede (Figuur 71 links) licht dit gebied helemaal links op de figuur (in het noorden). Net ten zuiden van het gebied ligt een Diestiaanmassief waaronder nog dunne afzettingen van St.-Huibrechts-Hern en Lede voorkomen. Die lagen spelen hier echter geen betekenisvolle rol. Onderaan wordt het hydrologische systeem hier begrensd door de kleien van de formatie van Kortrijk (destijds bekend onder de naam Ieperaan).

Figuur 71: Dagzomende tertiair geologische afzettingen (links) met aanduiding van de ligging van de geologische dwarsdoorsnede (rechts) voor het SBZ-H-deelgebied van het Kastanjebos

/////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

Aan het oppervlak wordt nagenoeg overal leem of zandleem aangetroffen. In het natuurgebied zijn nog een aantal kleine vlekken veen te vinden die echter niet zijn weergegeven op de bodemkaart

Figuur 73: Detaildoorsnede van de ondergrond in de omgeving van het Kastanjebos (naar De Smedt 1973).

Speciaal in deze omgeving is de aanwezigheid van een pleistocene erosiegeul (meer dan waarschijnlijk van een pleistocene rivier). Die geul loopt hier in oost-westelijke richting

(richting Berg en Machelen). Daarin is pleistoceen, fluviatiel materiaal afgezet waarin ook flink wat grind zit onderaan. Die grindafzettingen zijn onder het Kastanjebos vrij dik en omvangrijk, meteen ook de reden waarom hier een grondwaterwinning werd uitgebouwd. Grind heeft immers een uitermate hoge hydraulische geleidbaarheid, wat het pomprendement sterk verhoogd. Het onderaan zandige en bovenaan lemige quartaire dek is hier beperkt tot een paar meter dikte.

Figuur 74: Infiltratiegebied en indicatieve verblijftijden voor het grondwater dat opkwelt in het Kastanjebos (naar Batelaan 2007)

Voor het gebied werd een regionaal grondwatermodel opgemaakt (Figuur 74). Naar analogie