• No results found

Mogelijkheden en drempels voor opschaling

In document DE STAD ALS GEZONDE HABITAT (pagina 67-70)

STAD ALS GEZONDE LEEFOMGEVING

Kader 4: Internationale voorbeelden van ruimtelijke interventies High Line park, New York

3.4 Mogelijkheden en drempels voor opschaling

De technologische, ruimtelijke, sociale en institutionele interventies uit de vorige paragraaf hebben tot doel om gezondheid beter te beschermen of te bevorderen door veranderingen in de stedelijke leefomgeving. Verspreiding van succesvolle interventies naar andere buurten, wijken of steden, zoge-heten ‘opschaling’, is niet vanzelfsprekend. Daarvoor zijn vier oorzaken aan te wijzen.

Interventies voor gezondheidsbevordering zijn maatwerk

Uit de interviews en expertsessies komt het inzicht naar voren dat gene-rieke interventies (zoals normstelling) goed werken bij beleid gericht op bescherming, maar minder bij beleid gericht op gezondheidsbevordering via de leefomgeving. Hier is maatwerk nodig. Dat is begrijpelijk: juist de leefomgeving heeft heel lokale omstandigheden en effecten. Dat geldt ook voor gedrag. Wat in de ene wijk mensen in beweging brengt, hoeft dat in andere wijken helemaal niet te doen. Zo kunnen milieuzones minder goed werken in wijken waar een eigen auto gezien wordt als statussymbool en waar uit financiële overwegingen een goedkopere diesel gekozen wordt.

Kennisdeling voorwaarde voor opschaling

Een voorwaarde voor opschaling van een interventie is kennisontwikkeling en -deling over de interventie. In de praktijk liggen hier kansen voor verbe-tering. Betrokkenen bij de City Deals geven bijvoorbeeld aan dat het leer-proces beter moet worden omschreven. De relatie tussen experimenten en algemener geldende conclusies wordt te weinig uitgewerkt (Hamers et al., 2017a). Daarnaast worden bij City Deals en pilotsteden Slimme en Gezonde Stad vaak convenanten gesloten met einddoelen op grote lijnen, maar

formele processen worden meestal niet scherp vastgelegd omdat partijen nog moeten leren hoe ze het beste kunnen samenwerken. De beschikbare documentatie over de interventie blijft veelal beperkt tot de convenanten en een korte beschrijving op een website, vergezeld van interviews met betrokken partijen (zie bijvoorbeeld agendastad.nl/city-deals of slimme-engezondestad.nl/Pilotsteden).

Het Rijk kan als kennismakelaar het initiatief nemen met bijvoorbeeld de opzet van een kenniscentrum voor City Deals of pilotsteden Slimme en Gezonde Stad. Een dergelijk platform kan betrokkenen helpen expe-rimenten op te zetten en leerprocessen te organiseren om kennis te verwerven en deze te verspreiden in netwerken, zowel ‘horizontaal’ (bijvoorbeeld tussen steden), ‘verticaal’ (door bestuurslagen heen) als ‘crosssectoraal’ (domeingrensoverschrijdend) (Hamers et al., 2017b).

De pilotparadox

Opvallend genoeg kan een interventie erg succesvol zijn, terwijl de omstan-digheden die hebben bijgedragen aan het succes belemmeren dat die

interventie opgenomen wordt in beleid van die gemeente of elders. Dit wordt de ‘pilotparadox’ genoemd (Van Buuren et al., 2016). Een pilot krijgt ruimte om te experimenteren en te leren (en zo tot een goed resultaat te komen) door het op afstand te plaatsen van de gebruikelijke beleidspro-cessen, zie Figuur 12.

Maar juist die afstand lijkt vervolgens drempels op te werpen voor het werkelijk veranderen van het beleid. De resultaten passen niet altijd bij het bestaande beleid en door de afstand tussen pilot en beleid zijn de ontvangst en opname van de resultaten in bestaand beleid vaak niet goed voorbereid, zie Tabel 4.

Figuur 12: De pilotparadox

Beleid

Los van beleid voor experimenteerruimte

Terugweg lastig:

• Aansluiting mist met huidig beleid • Extra financiën experiment vallen weg • ‘Not invented here’ bij ontvangende partij • Focus op leeromgeving

• Moeilijk op grotere schaal te brengen Pilot

Tabel 4: De pilotparadox

Eigenschap Voorwaarden voor succesvolle pilots Voorwaarden voor opname in beleid

Positie van de pilot Op afstand van thuisbases (vrijheid om nieuwe ideeën te

verkennen)

Verbonden met beleid: bewuste strategie om aan te sluiten op normen en waarden van bestaand beleid

Verdeling van middelen Extra middelen voor de pilot om ruimte te geven aan

creativiteit en verkenning

Oplossingen moeten passen binnen bestaand systeem van verdeling van middelen en dragen bij aan organisatiedoelen voor efficiëntie en risicoverkleining

Deelnemers Samenwerking van welwillenden en koplopers Vertegenwoordiging van alle betrokken spelers van alle

relevante disciplines en belangen uit de toekomstige uitvoering

Procesontwerp Leeromgeving, op maat ontworpen samenwerkingsproces Resultaten klaar voor opschaling en bredere toepassing,

focus op waar de resultaten benut moeten worden

Projectontwerp Beperkte schaal om (financiële) risico’s en effecten te

beperken, hoge kwaliteit (gedeelde) monitoring en analyse

Voldoende begrip van het bestaande systeem, uitkomsten beschouwen als representatief voor het systeem en van hoge kwaliteit

Bron: Van Buuren et al., 2016, vertaling en bewerking Rli

‘Meekoppelende belangen’ bepalend voor (on)mogelijkheden opschaling

Gezondheidsbescherming en -bevordering via de leefomgeving kan meeliften op, maar ook afhankelijk zijn van, beleid dat in eerste instantie gericht is op iets anders dan gezondheid, zoals mobiliteit, klimaatadap-tatie of energietransitie. Deze wisselwerking wordt ook wel ‘meekoppeling’ genoemd (zie Kader 5 voor een toelichting). Meekoppeling is dynamisch:

gezondheid van een buurt kan de ene keer meeliften met volkshuisves-ting (gezonde verduurzaming van woningen) en later met bijvoorbeeld de huisvesting van zorginstellingen die ook een ontmoetingsfunctie

vervullen in dezelfde buurt. Als er sprake is van succesvolle meekoppeling kunnen beide opgaven daarvan profiteren. Het is immers vaak efficiënter en effectiever om verschillende zaken tegelijk aan te pakken. Door twee

vliegen in één klap te slaan, ontstaat meerwaarde voor beide opgaven. Tegelijkertijd maakt juist dat meekoppelen met andere lokale opgaven het lastig om interventies op te schalen. De mate van succes hangt mede af van de meekoppelende opgave, die in een andere stad niet voor hoeft te komen. De mogelijkheden van meekoppeling zijn dus altijd gebieds- of contextspecifiek.

In document DE STAD ALS GEZONDE HABITAT (pagina 67-70)