• No results found

MOBIEL BREKEN VAN BOUW- EN SLOOPAFVAL

§ 7.2.1 Algemeen

Artikel 7.27 (toepassingsbereik: activiteiten)

Deze afdeling is van toepassing op het breken van steenachtige bedrijfsafvalstoffen, bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover afkomstig van het bouwen en slopen van bouwwerken of wegen, met een mobiele installatie voor het bewerken van bouw- en

sloopafval, met inbegrip van alle daarbij gebruikte overige installaties en toestellen, gedurende een periode van ten hoogste drie maanden en in de directe nabijheid van het bouwwerk of de weg waar het te breken afval vrijkomt.

Artikel 7.28 (toepassingsbereik: oogmerken) De regels in deze afdeling zijn gesteld met het oog op:

a. het waarborgen van de veiligheid;

b. het beschermen van de gezondheid;

c. het beschermen van de kwaliteit van lucht en bodem;

d. het zuinig gebruik van energie en grondstoffen;

e. een doelmatig beheer van afvalstoffen;

Besluit bouwwerken leefomgeving – geconsolideerde versie

149

f. het beperken van de kans op en de gevolgen van ongewone voorvallen; en

g. het voorkomen of beperken van geluidhinder, trillinghinder, lichthinder en geurhinder.

Artikel 7.29 (toepassingsbereik: normadressaat)

Aan de regels in deze afdeling wordt voldaan door degene die een mobiele puinbreker in werking heeft. Diegene draagt zorg voor de naleving van de regels over de activiteit.

Artikel 7.30 (bevoegd gezag)

1. Het college van burgemeester en wethouders is het bevoegd gezag voor het mobiel breken:

a. waaraan een melding wordt gedaan;

b. dat een maatwerkvoorschrift kan stellen; en

c. dat beslist op een aanvraag om toestemming tot het treffen van een gelijkwaardige maatregel.

2. In afwijking van het eerste lid zijn voor een activiteit als bedoeld in dit besluit, die wordt verricht op dezelfde locatie als een activiteit als bedoeld in afdeling 3.3 van het Besluit activiteiten

leefomgeving waarvoor een door gedeputeerde staten eerder verleende omgevingsvergunning geldt, gedeputeerde staten het bevoegd gezag voor de in het eerste lid bedoelde handelingen.

Artikel 7.31 (specifieke zorgplicht)

1. Degene die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat het in werking hebben van een mobiele puinbreker nadelige gevolgen kan hebben voor de belangen, bedoeld in artikel 7.28, is verplicht:

a. alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van diegene kunnen worden gevraagd om die gevolgen te voorkomen;

b. voor zover deze niet kunnen worden voorkomen: die gevolgen zo veel mogelijk te beperken of ongedaan te maken; en

c. als die gevolgen onvoldoende kunnen worden beperkt: die activiteit achterwege te laten voor zover dat redelijkerwijs van diegene kan worden gevraagd.

2. Voor het in werking hebben van een mobiele puinbreker houdt deze plicht in ieder geval in dat:

a. alle passende preventieve maatregelen tegen verontreiniging worden getroffen;

b. alle passende preventieve maatregelen ter bescherming van de gezondheid worden getroffen;

c. de beste beschikbare technieken worden toegepast;

d. geen significante verontreiniging wordt veroorzaakt;

e. alle passende maatregelen worden getroffen om ongewone voorvallen en de nadelige gevolgen daarvan te voorkomen;

f. metingen representatief zijn;

g. meetresultaten op geschikte wijze worden geregistreerd, verwerkt en gepresenteerd; en

h. voor zover verontreiniging van de bodem ontstaat, herstel van de bodem redelijkerwijs mogelijk blijft.

Artikel 7.32 (maatwerkvoorschriften)

1. Een maatwerkvoorschrift kan worden gesteld over de paragrafen 7.2.2 en 7.2.3 en artikel 7.31, met uitzondering van bepalingen over:

a. meldingplichten; en b. meet- of rekenmethoden.

2. Met een maatwerkvoorschrift kan worden afgeweken van de regels in de paragrafen 7.2.2 en 7.2.3, waarbij:

a. en maatwerkvoorschrift als bedoeld in artikel 7.37 alleen het bepaalde in dat artikel kan inhouden; en

b. met een maatwerkvoorschrift over artikel 7.39 alleen de dagwaarden, blootstellingsduur, tijdstippen en perioden kunnen worden versoepeld.

3. Een maatwerkvoorschrift op aanvraag van degene die de mobiele puinbreker in werking heeft, kan worden gesteld met het oog op andere belangen dan bedoeld in artikel 7.28, voor zover de in dat artikel bedoelde belangen zich daartegen niet verzetten.

Besluit bouwwerken leefomgeving – geconsolideerde versie

150

§ 7.2.2 Procedurele regels

Artikel 7.33 (melding mobiel puinbreken)

Het is verboden een mobiele puinbreker in werking te hebben of te laten hebben zonder dit ten minste vier weken voor het begin ervan te melden.

Artikel 7.34 (gegevens en bescheiden bij melding mobiel puinbreken)

Een melding mobiel puinbreken wordt ondertekend en bevat de volgende gegevens en bescheiden:

a. de naam en het adres van de natuurlijke of rechtspersoon die de mobiele puinbreker in werking heeft en van de eigenaar van het recyclinggranulaat;

b. de dagtekening;

c. het adres, de kadastrale aanduiding of de plaatselijke aanduiding van de locatie, met de exacte positie aldaar waar de mobiele puinbreker in werking zal worden gebracht;

d. de data en de tijdstippen waarop met een mobiele puinbreker bouw- of sloopafval wordt bewerkt;

e. een globale inventarisatie van de hoeveelheid en de aard van het met de mobiele puinbreker te bewerken bouw- en sloopafval; en

f. een beschrijving van de bronsterkte (LW) in dB(A) van de mobiele puinbreker.

Artikel 7.35 (informeren: aanvang mobiel breken)

Ten minste twee werkdagen voor het begin van het in werking hebben van een mobiele puinbreker wordt het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 2.2, daarover geïnformeerd.

Artikel 7.36 (aanwezigheid bescheiden)

1. Tijdens het in werking zijn van een mobiele puinbreker zijn, voor zover deze zijn opgesteld, de volgende bescheiden of een afschrift daarvan op het terrein aanwezig:

a. de melding mobiel puinbreken;

b. gegevens over de bronsterkte in dB(A) van de mobiele puinbreker;

c. het inspectie- en onderhoudsschema van de mobiele puinbreker en de kalibratiegegevens; en d. certificaten of bewijzen van:

1º. de installatie van tanks, filters en andere voorzieningen; en

2º. onderhoud of keuringen van voor de mobiele puinbreker aanwezige voorzieningen en installaties.

Artikel 7.37 (afbakening maatwerkvoorschriften procedure mobiel puinbreken) Met een maatwerkvoorschrift kan degene die een mobiele puinbreker in werking heeft gehad, worden verplicht binnen een door het bevoegd gezag te bepalen termijn na beëindiging van de werkzaamheden een opgave te doen van de aard en de hoeveelheid van de bij de werkzaamheden vrijgekomen afvalstoffen en van de afvoerbestemming van die stoffen.

§ 7.2.3 Materiële regels

Artikel 7.38 (overeenkomstige toepassing materiële regels sloopwerkzaamheden) Met uitzondering van artikel 7.17 zijn de regels in de paragrafen 7.1.4 en 7.1.5 van

overeenkomstige toepassing op het in werking hebben van een mobiele puinbreker.

Artikel 7.39 (geluidhinder)

1. Een mobiele puinbreker is alleen op werkdagen tussen 07.00 uur en 19.00 uur in werking.

2. Daarbij worden de dagwaarden en de daarbij behorende maximale blootstellingsduur, genoemd in tabel 7.39, niet overschreden.

Besluit bouwwerken leefomgeving – geconsolideerde versie

151

Tabel 7.39 dagwaarden en de daarbij behorende maximale blootstellingsduur

Dagwaarde ≤ 60 dB(A) > 60

dB(A) > 65

dB(A) > 70

dB(A) > 75 dB(A) maximale blootstellingsduur op de gevel van een

woonfunctie, bijeenkomstfunctie voor kinderopvang of op de grens van een geluidsgevoelig terrein

65 dagen 65 dagen 15 dagen 5 dagen 0 dagen

maximale blootstellingsduur op de gevel van een gezondheidszorgfunctie en een onderwijsfunctie

65 dagen 0 dagen 0 dagen 0 dagen 0 dagen

Artikel 7.40 (registratie)

Op de locatie waar de mobiele puinbreker in werking is, wordt een registratie bijgehouden. Op deze registratie is artikel 8.39 van het Besluit kwaliteit leefomgeving van overeenkomstige toepassing.