• No results found

Mobiel breken van bouw- en sloopafval

In document ONTWERPBESLUIT BOUWWERKEN LEEFOMGEVING (pagina 125-128)

§ 7.2.1 Algemeen

Artikel 7.28 (toepassingsbereik: activiteiten)

Deze afdeling is van toepassing op het breken van steenachtige bedrijfsafvalstoffen afkomstig van het bouwen en slopen van bouwwerken of wegen met een mobiele installatie voor het bewerken van bouw- en sloopafval, met inbegrip van alle daarbij gebruikte overige installaties en toestellen (mobiele puinbreker), gedurende een periode van ten hoogste drie maanden op of in de directe nabijheid van de sloop- of bouwplaats waar het afval vrijkomt.

Artikel 7.29 (toepassingsbereik: oogmerken) De regels in deze afdeling zijn gesteld met het oog op:

a. het waarborgen van de veiligheid, b. het beschermen van de gezondheid,

c. het beschermen van de kwaliteit van lucht en bodem, d. het zuinig gebruik van energie en grondstoffen, e. een doelmatig beheer van afvalstoffen,

f. het beperken van de kans op en de gevolgen van ongewone voorvallen, en

g. het voorkomen of beperken van geluidhinder, trillinghinder, lichthinder en geurhinder.

Artikel 7.30 (toepassingsbereik: normadressaat)

Aan de regels in deze afdeling wordt voldaan door degene die een mobiele puinbreker in werking heeft of laat hebben.

Artikel 7.31 (bevoegd gezag)

1. Het college van burgemeester en wethouders is het bevoegd gezag voor het mobiel breken:

a. waaraan een melding wordt gedaan,

b. dat een maatwerkvoorschrift kan stellen, en

c. dat beslist op een aanvraag om toestemming tot het treffen van een gelijkwaardige maatregel.

2. In afwijking van het eerste lid, zijn voor een activiteit als bedoeld in dit besluit, die wordt verricht op dezelfde locatie als een activiteit bedoeld in artikel 2.8 van het Besluit activiteiten leefomgeving, gedeputeerde staten het bevoegd gezag voor de in het eerste lid bedoelde handelingen.

3. Bij toepassing van het tweede lid wordt de informatie, bedoeld in artikel 7.37, verstrekt aan gedeputeerde staten.

Artikel 7.32 (specifieke zorgplicht)

1. Degene die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat het in werking hebben of laten hebben van een mobiele puinbreker nadelige gevolgen kan hebben voor de belangen, bedoeld in artikel 7.29, is verplicht:

a. alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs kunnen worden gevraagd om die gevolgen te voorkomen,

b. die gevolgen zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken als deze niet kunnen worden voorkomen, en,

c. die activiteit achterwege te laten als dat redelijkerwijs van hem kan worden gevraagd als die gevolgen onvoldoende kunnen worden beperkt.

2. Voor het in werking hebben van een mobiele puinbreker houdt deze plicht in ieder geval in dat:

a. alle passende preventieve maatregelen tegen verontreiniging worden getroffen,

b. alle passende preventieve maatregelen ter bescherming van de gezondheid worden getroffen, c. de beste beschikbare technieken worden toegepast,

d. geen significante verontreiniging wordt veroorzaakt,

e. maatregelen worden getroffen om ongevallen te voorkomen en de gevolgen daarvan te beperken,

f. maatregelen worden getroffen om geluidhinder en geurhinder te voorkomen of tot een aanvaardbaar niveau te beperken,

g. metingen representatief zijn,

h. meetresultaten op geschikte wijze worden geregistreerd, verwerkt, en gepresenteerd, en i. bodemverontreiniging zoveel mogelijk wordt voorkomen en herstel van de bodem redelijkerwijs mogelijk blijft.

Artikel 7.33 (maatwerkvoorschriften)

1. Een maatwerkvoorschrift kan worden gesteld over artikel 7.32 en de paragrafen 7.2.2 en 7.2.3 met uitzondering van bepalingen over:

a. meldingplichten, en b. meet- of rekenmethoden.

2. Tenzij in een artikel van deze afdeling anders is bepaald, kan met een maatwerkvoorschrift worden afgeweken van de regels in de paragrafen 7.2.2 en 7.2.3.

3. Een maatwerkvoorschrift op initiatief van het bevoegd gezag wordt alleen gesteld met het oog op de belangen bedoeld in artikel 7.29.

4. Een maatwerkvoorschrift op aanvraag van degene die de mobiele puinbreker in werking heeft of laat hebben, kan worden gesteld met het oog op andere belangen dan bedoeld in artikel 7.29 voor zover de daar bedoelde belangen zich niet verzetten.

§ 7.2.2 Procedurele regels

Artikel 7.34 (melding mobiel puinbreken)

Het is verboden een mobiele puinbreker in werking te hebben of te laten hebben zonder dit ten minste vier weken voor het begin ervan te melden.

Artikel 7.35 (gegevens en bescheiden bij melding mobiel puinbreken) Een melding wordt ondertekend en bevat de volgende gegevens en bescheiden:

a. naam en adres van de natuurlijke of rechtspersoon die de mobiele puinbreker in werking heeft en van de eigenaar van het recyclinggranulaat,

b. de dagtekening,

c. adres, kadastrale aanduiding of de plaatselijke aanduiding van de locatie, met de exacte positie aldaar waar de mobiele puinbreker in werking zal worden gebracht,

d. de data en de tijdstippen dat met een mobiele puinbreker bouw- of sloopafval wordt bewerkt, e. een globale inventarisatie van de hoeveelheid en de aard van het met de mobiele puinbreker te bewerken bouw- en sloopafval, en

f. een beschrijving van de bronsterkte (LW) in dB(A) van de mobiele puinbreker.

Artikel 7.36 (afhandeling melding)

Het bevoegd gezag verstrekt de melder een bewijs met de datum van ontvangst van de melding.

Artikel 7.37 (informeren: aanvang mobiel breken)

Ten minste twee werkdagen voor het begin van het in werking hebben van een mobiel puinbreker wordt het college van burgemeester en wethouders daarover geïnformeerd.

Artikel 7.38 (aanwezigheid bescheiden)

1. Tijdens het in werking zijn van een mobiele puinbreker zijn, voor zover deze zijn opgesteld, de volgende bescheiden of een afschrift daarvan op het terrein aanwezig:

a. de melding mobiel breken,

b. gegevens over de bronsterkte in dB(A) van de mobiele puinbreker,

d. certificaten of bewijzen van:

1º. de installatie van tanks, filters en andere voorzieningen, en

2º. onderhoud of keuringen van voor de mobiele puinbreker aanwezige voorzieningen en installaties.

Artikel 7.39 (afbakening maatwerkvoorschriften procedure sloopwerkzaamheden) Met een maatwerkvoorschrift kan degene die een mobiele puinbreker in werking heeft gehad, worden verplicht binnen een door het bevoegd gezag te bepalen termijn na beëindiging van de werkzaamheden een opgave te doen van de aard en de hoeveelheid van de bij de werkzaamheden vrijgekomen afvalstoffen en van de afvoerbestemming van die stoffen.

§ 7.2.3 Materiële regels

Artikel 7.40 (overeenkomstige toepassing materiële regels sloopwerkzaamheden) De regels in de paragrafen 7.1.4 en 7.1.5 zijn van overeenkomstige toepassing op het in werking hebben van een mobiele puinbreker.

Artikel 7.41 (registratie)

1. Op de locatie waar bouw- en sloopafval wordt bewerkt, wordt een registratie bijgehouden van:

a. daarbij aangewezen afvalstoffen die nuttig worden toegepast of worden verwijderd: naar hoeveelheid, aard en oorsprong,

b. stoffen die bij de nuttige toepassing of verwijdering van die afvalstoffen worden gebruikt of verbruikt: naar aard en hoeveelheid,

c. stoffen, preparaten en andere producten, waaronder afvalstoffen, die bij de nuttige toepassing of verwijdering ontstaan: naar aard en hoeveelheid,

d. de wijze waarop de afvalstoffen, bedoeld onder 3°, nuttig worden toegepast of worden verwijderd, en

e. stoffen, preparaten en andere producten die de milieubelastende activiteit, bedoeld in de aanhef, verlaten, als deze bij de nuttige toepassing of verwijdering zijn ontstaan: naar aard en

hoeveelheid.

2. De gegevens in het eerste lid, onder e, worden ten minste vijf jaar bewaard.

In document ONTWERPBESLUIT BOUWWERKEN LEEFOMGEVING (pagina 125-128)