• No results found

Mobiel bankieren voor duurzame energie

In document Competitie om natuurlijke hulpbronnen (pagina 52-54)

Een centraal probleem in de ontwik­ keling van duurzame energie is de financiering, stelt energiedeskundige Martijn van Veen van SNV. ‘Dat speelt zeker in Tanzania. Er is hier geen leencultuur. Men heeft een grote weerstand om land of een huis als onderpand te verstrekken bij een lening van de bank. De rentes zijn ook enorm. Een rente van 2% per maand is eerder regel dan uitzondering. Omdat mensen hier de banken niet vertrouwen zetten ze hun geld ook liever niet op de bank. Ze stoppen

het nog liever onder hun matras. In buurland Kenia ligt dat al iets minder gevoelig.’

De Tanzanianen hebben evenwel een laagdrempelig alternatief voor betaling van dure energiesystemen:

pay-as-you-go. ‘Mensen hoeven niet

naar de stad om hun bankzaken te regelen, maar doen alles met hun mobieltje. Met een soort leasecon­ structie betalen ze alleen voor de energie die ze daadwerkelijk met hun geleende zonnecentrale hebben opgewekt.’

kwartaal 1 2016 duurzame derde wereld 51 De markt moet het doen

Dat er ‘strijd’ bestaat tussen grootschalige en klein- schalige energieoplossingen wordt volmondig bevestigd door ontwikkelingseconoom dr. Harrie Oppenoorth, energie- en klimaatdeskundige bij ontwikkelingsorganisatie HIVOS. ‘De grote dono- ren denken ook het liefst in grote projecten. Niet alleen de EU of USAID, ook het overheidsfonds Renewable Tanzania laat ons vaak weten dat we met bijvoorbeeld mestvergisters veel te klein zou- den denken. Het kost ons blijkbaar veel moeite om te laten zien dat een project met honderden ver- gisters met een capaciteit van vijf tot tien kubieke meter gas per stuk uiteindelijk een veel groter effect bereikt dan de grote projecten die maar vijf vergisters neerzetten van vijftig kuub per stuk. Of neem het grote Keniaanse project “Lake Turkana Windpower”. Daarmee kan dan in de toekomst wel elektriciteit aan het net worden geleverd, maar

het levert uiteindelijk veel minder energie dan het biogasprogramma, tegen tien keer zo hoge kosten per joule. En bedenk goed, de eerste prioriteit voor miljoenen Afrikanen is koken. Dat doe je in Afrika niet op elektriciteit!’

Uiteindelijk, stelt Oppenoorth, zal de markt beslissen of en wanneer het een ‘grid-oplossing’ wordt of niet. ‘Ook de grote overheidsfondsen gaan dit probleem niet oplossen. En investeerders in de vrije markt zoeken naar rendement voor ze ergens geld insteken. Die zijn niet geïnteresseerd om een ontwikkeling helemaal vanaf nul op te zetten. Wat dat betreft is het ook cruciaal dat reducties in broei- kasgasemissies op enig moment te gelde kunnen worden gemaakt. Dat maakt ook projecten met heel veel vergisters weer een stuk interessanter voor investeerders.’

Toch stelt ook Oppenoorth dat schaalvergroting onontkoombaar is. ‘Hét grote probleem bij een mooie oplossing als een vergister is nu de prijs. Een Afrikaanse boer betaalt omgerekend de prijs van twee koeien voor een goede vergister. Voor een deel proberen we die prijs naar beneden te krijgen door nóg betere vergisters te ontwerpen. We hebben onlangs een challenge uitgeschreven voor bedrijven om een vergister te ontwerpen voor de helft van de huidige prijs. Aan de andere kant zullen we initiatieven moeten koppelen om ze ren- dabeler te maken. Zo proberen we coöperaties op te richten die hun koeien bij elkaar zetten, waardoor de mest op één plek bijeen komt en je dus grotere en betere vergisters kunt bouwen.’

Veel projecten met relatief kleine mestvergisters leveren meer energie dan een paar hele grote projecten die veel gas produceren.

J

atropha. Nog maar een jaar of tien terug stond de naam bijna gelijk aan ‘de wonder- struik die niet alleen het klimaatprobleem zou aanpakken, maar tegelijk de armoede in Azië zou bestrijden.’ Wie heeft het er nu nog over? Jatropha curcas is de naam van een struik waar- aan de purgeernoot groeit. Uit de vruchten van deze struik kun je jatropha-olie winnen, wat weer een goede biobrandstof zou kunnen zijn. Jatropha is al bekend als een bruikbaar ‘onkruid’ sinds het vroege begin van de twintigste eeuw. Toen werden er al fakkels gebrand op basis van de olie uit de noten en werden er ook geneeskrachtige prepara- ten uit gewonnen. In de jaren negentig volgden de eerste pogingen om het onkruid te cultiveren. En met succes. Samen met Nederlandse ingenieurs, konden Indonesische onderzoekers de olie uit jatrophanoten gebruiken als brandstof voor kleine, particuliere generatoren. De noten zouden wel tot 45% bruikbare olie bevatten!

Vanaf 2004 werd jatropha razend populair, om niet te zeggen: een hype. Arme boeren in Indone- sië zouden de struiken langs hun akkertjes, of op andere ‘marginale gronden’ kunnen zetten, om zo bijna voor niets noten te telen. De olie zou vervol- gens als biobrandstof een bijdrage kunnen leveren aan het klimaatprobleem. Wetenschappelijke onderbouwing voor die scenario’s ontbrak, maar dat kon de politiek en de projectontwikkelaars niet deren. Die omarmden jatropha. Net als veel media. Door de enthousiaste verhalen kwamen ook de investeerders al snel over de brug. De olieprodu- cent D1-oils bracht jatropha zelfs naar de beurs. De beursgang maakte maar liefst 72 miljoen Britse

ponden los uit de zakken van beleggers. In 2006 voerde de Indonesische overheid een landelijke campagne om de jatropha bij kleine boe- ren onder de aandacht te krijgen. In 2008 liet een wereldwijde inventarisatie zien dat Indonesië – met ruim 200 jatrophaplantages op bijna een mil- joen hectare – het land was waar het allemaal ging gebeuren. In 2015 zou dit vast en zeker gegroeid zijn tot meer dan vijf miljoen hectare, zo luidde de voorspelling. Toch waren er op dat moment al veel wetenschappers die stelden dat al die projecties veel te mooi klonken om waar te zijn.

Jatropha bleek uiteindelijk vooral een project van investeerders, subsidieverstrekkers, overhe- den en projectbureau’s, niet van relevante weten- schappers en al helemaal niet van de betreffende boeren zelf. Het bedrijf D1 oils claimde veel grond beschikbaar te hebben voor de teelt, maar die claims konden niet worden geverifieerd. De geïn- vesteerde miljoenen werden aan van alles besteed, maar nauwelijks aan de daadwerkelijke teelt van jatropha, en al helemaal niet aan de ontwikkeling van een keten tussen de boeren en bijvoorbeeld de energiecentrales die de biobrandstof zouden moe- ten gebruiken.

De eersten die afhaakten waren dan ook de boe- ren die daadwerkelijk aan de teelt waren begon- nen. Het was overigens bepaald niet alleen mar- ginale grond waar de noten groeiden. Waar in de optimistische scenario’s alleen waardeloze grond gebruikt zou worden voor de teelt van de wonder- noten, werden in de praktijk wel degelijk andere gewassen verdrongen. Maar toen de boeren merk- ten dat ze hun noten vervolgens helemaal niet kon-

In document Competitie om natuurlijke hulpbronnen (pagina 52-54)