• No results found

Milieuhygiënische en planologische verantwoording

In document Bp Gezande baan 29 camping (pagina 25-35)

4.1 Bodem

Voordat een bestemmingsplan kan worden vastgesteld moet aangetoond zijn dat bo-dem en grondwater vrij zijn van verontreinigingen. In opdracht van initiatiefnemer is door adviesbureau IDDS een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd, d.d. 27 sep-tember 2010 (als separate bijlage toegevoegd). Aan de hand van de resultaten van het onderzoek kan het volgende worden geconcludeerd:

Bovengrond

— In de bovengrond zijn geen bijmengingen met bodemvreemde materialen waarge-nomen. Op het maaiveld en in het opgeboord bodemmateriaal zijn zintuiglijk geen asbestverdachte materialen waargenomen.

——

—— De bovengrond is plaatselijk licht verontreinigd met cadmium en is niet verontrei-nigd met de overige onderzochte zware metalen, PCB’s, PAK en minerale olie.

Ondergrond

——

—— In de ondergrond zijn nabij boring 39 bijmengingen met bodemvreemde materialen (baksteen en puin) waargenomen. In het opgeboorde bodemmateriaal zijn zintuiglijk geen asbestverdachte materialen waargenomen.

— De ondergrond is niet verontreinigd met de onderzochte zware metalen, PCB’s, PAK en minerale olie.

Grondwater

——

—— Het grondwater is licht tot sterk verontreinigd met diverse zware metalen (barium, cadmium, koper, nikkel en zink) en plaatselijk licht verontreinigd met xylenen en is niet verontreinigd met de overige onderzochte zware metalen, vluchtige aromaten, VOCI en minerale olie.

Gelet op de onderzoeksresultaten dient de hypothese verdacht voor zware metalen voor de onderzoekslocatie te worden geaccepteerd. IDDS geeft aan dat er huns inziens sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging.

In de beleidsnota bodem heeft de provincie Noord-Brabant aangegeven wanneer, hoe en of sanering noodzakelijk is. Op basis van die beleidsnota en de conclusies voor de boven- en ondergrond is daar geen sprake van een belemmering voor het nieuwe ge-bruik van het plangebied als camping.

Ten aanzien van de vervuiling van het grondwater kan worden opgemerkt dat het grondwater niet gebruikt mag en zal worden voor consumptieve doeleinden. Daarmee vormt de verontreiniging van het grondwater geen belemmering voor het nieuwe ge-bruik van het plangebied als camping.

4.2 Geluid

Conform de Wet geluidhinder heeft iedere (spoor)weg een onderzoekszone waarbinnen een akoestisch onderzoek dient te worden verricht indien de bouw van geluidgevoelige bebouwing mogelijk wordt gemaakt. Uitzonderingen hierop zijn wegen waarvoor een 30 km-zone geldt en wegen die als woonerf zijn aangeduid. Hiervan is in voorliggend geval geen sprake. In het plangebied is sprake van realisatie van zeven appartemen-ten, welke als geluidgevoelige objecten worden beschouwd.

Verder worden er in het plangebied geen nieuwe geluidgevoelige objecten gerealiseerd.

Om deze reden is in september 2010 door Croonen Adviseurs een akoestisch onder-zoek uitgevoerd.

Het rapport dat op basis van dit onderzoek is opgesteld en is als separate bijlage aan voorliggend plan toegevoegd. Hierna is de conclusie uit het rapport weergegeven.

Uit de resultaten van de berekeningen blijkt dat, vanwege de Gezande Baan, de ge-luidgevoelige bebouwing ter plaatse van de waarneempunten 01 t/m 05 voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De maximale geluidbelasting bedraagt 39 dB ter plaatse van waarneempunt 01.

De te projecteren appartementen (geluidgevoelige bebouwing) voldoet vanwege de Gezande Baan daarmee aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, waardoor er geen akoestische belemmeringen zijn voor de realisatie van de appartementen.

4.3 Luchtkwaliteit

In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer is de regelgeving met betrekking tot luchtkwa-liteit vastgelegd. In artikel 5.16 is vastgelegd dat bestuursorganen bevoegdheden, zo-als het vaststellen van een bestemmingsplan of het nemen van een projectbesluit, mo-gen uitoefenen wanneer sprake is van één van de volmo-gende gevallen:

a Er is geen sprake van een (dreigende) overschrijding van de grenswaarden.

b De concentratie van de desbetreffende stoffen in de buitenlucht verbetert of blijft ten minste gelijk.

c Het plan draagt ‘niet in betekenende mate’ bij aan de concentratie van de desbe-treffende stoffen in de buitenlucht.

d De ontwikkeling is opgenomen in een vastgesteld programma, zoals het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

Een nadere uitwerking van de regelgeving met betrekking tot het begrip ‘niet in bete-kenende mate’ is vastgelegd in het ‘Besluit niet in betekende mate bijdragen (lucht-kwaliteitseisen)’ en de ‘Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitsei-sen)’. Voor ontwikkelingen die ‘niet in betekenende mate’ bijdragen aan de luchtver-ontreiniging hoeft niet te worden getoetst aan de grenswaarden. In de Regeling zijn ca-tegorieën van gevallen benoemd die in ieder geval als ‘niet in betekenende mate’ wor-den aangemerkt en waarvoor toetsing aan de grenswaarwor-den dus zonder meer

achter-De realisatie van de camping valt niet onder één van de betreffende categorieën. Ge-zien de toekomstige inrichting en de verwachte verkeerstoename ligt de toename van desbetreffende stoffen ver beneden de drempels van één van deze categorieën (bij-voorbeeld woningbouwlocaties, indien een dergelijke locatie, in geval van één ontslui-tingsweg, netto niet meer dan 1.500 nieuwe woningen omvat, dan wel, in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, netto niet meer dan 3.000 woningen omvat). Een specifiek luchtkwaliteitonderzoek hoeft derhalve niet te worden uitgevoerd. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit worden geen belemmeringen on-dervonden.

4.4 Externe veiligheid

Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten verbonden is voor niet bij de activiteit betrokken personen. Daartoe zijn ‘kwetsbare objecten’ en ‘beperkt kwetsbare objecten’ omschreven. Het gaat enerzijds om de risico’s verbonden aan ‘ri-sicovolle inrichtingen’, waar gevaarlijke stoffen worden geproduceerd, opgeslagen of gebruikt en anderzijds om het ‘vervoer van gevaarlijke stoffen’ via wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen. Ter bescherming van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (tot de in de wetgeving aangegeven risiconiveaus) moet er een bepaalde af-stand aanwezig zijn ten opzichte van risicobronnen.

Uit de Risicokaart van de Provincie Noord-Brabant blijkt binnen het plangebied en in de omgeving daarvan geen risicovolle inrichtingen, wegen of leidingen liggen, die een be-lemmering vormen voor de voorgestane ontwikkeling van het plangebied.

Uitsnede omgeving plangebied Risicokaart Provincie Noord-Brabant (Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, 2010)

4.5 Bedrijven en milieuzonering

Er dient een noodzakelijke ruimtelijke scheiding te worden aangebracht tussen milieu-belastende en milieugevoelige functies ter bescherming en/of vergroting van de leef-kwaliteit. De milieuhinder van bedrijven dient te worden geanalyseerd op hun invloed op mogelijke ontwikkelingen.

Indien milieubelastende functies op de onderzoekslocatie mogelijk worden gemaakt, dient de invloed op de omgeving inzichtelijk te worden gemaakt.

De camping zelf is geen milieubelastende functie. In de omgeving van het plangebied bevinden zich geen (intensieve) veehouderijbedrijven, die een hinderlijke invloed op de woning hebben. Wel ligt op het naastgelegen perceel (Gezandebaan 31) een manege.

Ten opzichte van deze manege geldt (formeel gezien) een risicoafstand van maximaal 50 m. Derhalve is in het ontwerp van de camping een minimale afstand van 50 m aan-gehouden vanaf de rand van het perceel tot aan de eerste bebouwing (centrumgebouw en de appartementen), zie onderstaande figuur.

Derhalve zijn er vanuit het aspect hinderlijke (agrarische) bedrijvigheid/geur geen be-lemmeringen te verwachten voor de voorgestane ontwikkeling van het plangebied.

4.6 Verkeer en parkeren

Verkeer

In het voorjaar van 2009 is een verkeerstelling uitgevoerd op de Gezandebaan. Op een gemiddelde werkdag zijn er op de Gezandebaan 1.824 voertuigbewegingen en op een gemiddelde weekdag 1.703 voertuigbewegingen. In het weekend komen er circa 1.655 voertuigen over de Gezandebaan1. Uitgaande van een gemiddelde werkdag, leidt de camping tot een zeer beperkte toename van aantal voertuigbewegingen (minder dan 5% ).

Parkeervoorzieningen/transferium

Uitgangspunt is dat er geen auto’s bij de kampeerplaatsen zelf aanwezig zijn. Er zullen een tweetal centrale parkeervoorzieningen worden gerealiseerd. Het parkeren ten be-hoeve van de camping vindt geheel op eigen terrein plaats. Bij de ingang/receptie zijn opstelstroken voorzien voor een vlotte verkeersafwikkeling bij aankomst. Daarnaast wordt voorzien in de ontwikkeling van een transferium met horecagelegenheid met 50 stoelen en een terras van circa 80 stoelen, waar ook recreanten uit de omgeving

Hierdoor kan een breder arrangement aangeboden worden van bijvoorbeeld diverse fiets- wandel en paardrijdtochten. Ook biedt dit kansen voor samenwerking met de naastgelegen manege/paardensportcentrum en de golfbaan in de vorm van gecombi-neerde verblijfsarrangementen, waardoor een uitstekend recreatief product ontstaat.

Parkeervoorzieningen (met bruin ingekleurde vlakken)

4.7 Water

Algemeen

In deze paragraaf wordt verwoord hoe er in het plan met de aspecten water en ruimte rekening wordt gehouden, in relatie tot enerzijds het waterbeleid en anderzijds de wa-terhuishouding.

Het plangebied valt onder het beheer van Waterschap Aa en Maas. Het beleid van Wa-terschap Aa en Maas (zoals voornamelijk geformuleerd in het Waterbeheerplan 2010-2015) is gericht op het beschermen tegen overstromingen, het zuiveren van afvalwater en het zorgen voor de kwaliteit van oppervlaktewater en voor het waterpeil. Nieuwe ontwikkelingen dienen ‘waterneutraal’ plaats te vinden. Ingrepen mogen in principe geen veranderingen in aan het watersysteem teweeg brengen. Het waterschap stimu-leert het afkoppelen van verharde oppervlakken van de riolering ten behoeve van een duurzaam watersysteem en een efficiëntere waterketen. Hiermee kan de toevoer van hemelwater aan de grond zo veel mogelijk doorgang vinden en wordt het hemelwater niet versneld afgevoerd. Ook wordt het schone water op deze wijze niet vermengd met het vervuilde water. In principe wordt er afgekoppeld door infiltratie, tenzij uit de water-toets blijkt dat dit ongewenst of onmogelijk is en er dus afgekoppeld moet worden naar oppervlaktewater.

Waterhuishoudkundige situatie

Het plangebied maakt onderdeel uit van het stroomgebied van de Aa. De Aa is een re-gionale laaglandrivier die ontspringt in Limburg en bij ’s-Hertogenbosch uitstroomt in de Dieze en vervolgens in de Maas. Het plangebied ligt hoog in het stroomgebied, of-tewel dicht bij het punt waar de Aa ontspringt. Een deel van het regenwater dat dus in het plangebied valt, komt uiteindelijk terecht in de Maas.

In natte tijden wordt het watersysteem van de Aa belast met een hoge piekafvoeren vanuit veel waterlopen. Hierdoor kan op verschillende plaatsen in het stroomgebied wateroverlast optreden.

Het plangebied ligt in de Centrale Slenk. Deze ligging bepaalt in grote mate de geohy-drologische omgeving van het plangebied. De Centrale Slenk is ontstaan door tektoni-sche bewegingen. Ten oosten van het plangebied uit zich dit door aanwezigheid van de Peelrandbreuk. Deze breuk ligt ter hoogte van Neerkant en Meijel. Oostelijk van deze breuk bevindt zich de Peelhorst. De Centrale Slenk is een dalingsgebied dat is opge-vuld door verschillende afzettingen. Deze afzettingen bepalen de geohydrologie. Op re-gionaal niveau is het geohydrologisch systeem als volgt:

— Vanaf het maaiveld is er een deklaag van ongeveer 15 meter dik (formatie van Nu-enen) waarin zich de freatische grondwaterstand bevindt.

— Onder de deklaag bevindt zich het eerste watervoerende pakket (formaties van Veghel en Sterksel) met een dikte van ongeveer 60 meter.

— Het eerste watervoerende pakket wordt gescheiden van het tweede watervoerende pakket door een 50 meter dikker opeenvolging van kleihoudende afzettingen.

— Het tweede watervoerende pakket heeft een dikte van ongeveer 150 meter Forma-tie van Kedichem, Tegelen).

Op lokaal niveau, het niveau van het plangebied, wordt het geohydrologisch systeem en daarmee in sterke mate ook het watersysteem, door de deklaag en het lokale reliëf gevormd. De bodem is geschikt voor infiltratie.

Langs de Gezandebaan ligt een ondiepe sloot. Aan de zuidzijde van het plangebied ligt een watergang welke in verbinding staat met het de visvijvers van De Witte Bergen.

Momenteel infiltreert het hemelwater voor het overgrote deel rechtstreeks in de bodem (het deel van het plangebied dat in agrarisch gebruik is). Daarnaast is er een deel van het plangebied dat verhard is (op het bestaande bouwvlak; de bestaande agrarische schuren en erfverharding). Het hemelwater van dit verharde oppervlak wordt afgevoerd op de omliggende gronden en infiltreert in de bodem.

Het watersysteem van het plangebied strekt zich uit tot en met de Groote Peel. De Groote Peel is een hydrologisch gevoelig, nat natuurgebied en geldt in het provinciaal beleid als Natte Natuurparel. Rondom de Groote Peel bevindt zich een hydrologische bufferzone welke over het plangebied is gelegen (‘attentiegebied EHS’; bufferzone rondom een natte natuurparel).

Invloed van de voorgenomen ontwikkeling

Aan de hand van de beleidsuitgangspunten van het waterschap wordt hierna beschre-ven hoe bij de voorgenomen ontwikkeling wordt omgegaan met de waterhuishouding binnen het plangebied.

Hydrologisch neutraal ontwikkelen

Als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling zal het verharde oppervlak binnen het plangebied toenemen. De huidige agrarische bedrijfsbebouwing zal worden gesloopt.

Hiervoor komt een nieuw centrumgebouw en een zevental appartementen voor terug.

De overige verharding in het plangebied zal worden aangelegd in de vorm van de trek-kershutten, een oprit, bestrating en parkeerplaatsen (halfverharding)en terrassen.

Door middel van de HNO-tool van waterschap Aa en Maas is berekend wat in de nieu-we situatie de benodigde hemelwaterberging is bij tnieu-wee extreme neerslagomstandig-heden: eens in de 10 jaar (T=10) en eens in de 100 jaar (T=100). Voor T=10 is een berging berekend van 253 m³, voor T=100 is dit 353 m³. De parameters die gebruikt zijn voor deze berekening en de uitkomsten ervan zijn in de bijlage bij voorliggende toe-lichting opgenomen.

Het waterschap vereist een berging van hemelwater in een T=10 situatie. De bergings-voorziening van 253 m³ kan bijvoorbeeld gerealiseerd worden onder de nieuw aan te leggen verharding. Daarnaast kan er ook voor worden gekozen het water (tijdelijk) op te vangen in de wadi (verlaagd onverhard oppervlak). De exacte ligging en uitvoering van de bergingsvoorziening wordt na overleg met het waterschap en de gemeente bepaald.

Voorkomen van vervuiling

Om verontreiniging van grondwater te voorkomen worden enkel duurzame (niet-uitlogende of gecoate) materialen toegepast. Tevens wordt aangeraden om terughou-dend te zijn met bestrijdingsmiddelen en strooizout.

Gescheiden houden van schoon en vuil water

Door het vuilwater af te voeren naar het gemeentelijk rioolstelsel en het hemelwater vast te houden in het plangebied zullen beide waterstromen gescheiden blijven

Doorlopen van de afwegingsstappen: ‘hergebruik – infiltratie – buffering – afvoer’

Hergebruik van hemelwater is in het plangebied geen geschikte oplossing. De bodem is echter geschikt voor infiltratie, zodat gekozen wordt voor een bergingsvoorziening om het hemelwater (tijdelijk) te bergen.

Buffering is geen optie, vanwege de afwezigheid van oppervlaktewater. Afvoer van he-melwater vindt alleen plaats wanneer de bergingsvoorziening de hoeveelheid water tij-delijk niet aan kan.

Overleg met de waterbeheerder(s)

In het kader van vooroverleg wordt de waterparagraaf beoordeeld door het waterschap.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling heeft ten opzichte van de huidige situatie een toename van circa 1 ha verhard oppervlak (waarvan het overgrote deel halfverharding van de paden in het plangebied) tot gevolg. Volgens richtlijnen van het waterschap dient bin-nen het plangebied een bergingsvoorziening van 253 m³ te worden gerealiseerd.

De exacte ligging en uitvoering van de bergingsvoorziening wordt na overleg met het waterschap en de gemeente bepaald.

Het afvalwater wordt, gescheiden van het hemelwater, afgevoerd via het bestaande rio-leringsstelsel, waarop een nieuwe aansluiting gerealiseerd zal worden.

4.8 Flora en fauna

In ruimtelijke plannen, zoals bestemmingsplannen, is in het kader van de uitvoerbaar-heid inzicht gewenst in de aanweziguitvoerbaar-heid van beschermde soorten en gebieden. Er dient te worden aangetoond dat het plan uitvoerbaar is. Ten behoeve hiervan is door Croonen Adviseurs een quickscan uitgevoerd, waarin eventuele strijdigheden van de voorgenomen ingreep met de Flora- en faunawet en/of de Natuurbeschermingswet 1998 zijn opgenomen en is bepaalt of de aanvraag van een ontheffing noodzakelijk is.

In deze quickscan is de volgende conclusie opgenomen.

Beschermde natuurgebieden

Op ongeveer 2 km ten zuidoosten van het plangebied ligt het Natura 2000-gebied Groote Peel. Dit gebied is tevens aangemerkt als wetland. Indien alle werkzaamheden in het plangebied hydrologisch neutraal worden uitgevoerd blijft de waterhuishouding onveranderd. In dat geval zal er naar alle waarschijnlijkheid geen sprake zijn van een significant negatief effect op de nabijgelegen Natura 2000-gebied.

De bossen die om de visvijver De Witte Bergen ligt zijn aangewezen als Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het plangebied zelf maakt geen deel uit van de EHS, maar is wel aangemerkt als attentiegebied EHS. Dat houdt in dat er op die locatie geen bestem-mingen aangewezen wordt of regels vastgesteld die fysieke ingrepen mogelijk maken met een negatief effect op de waterhuishouding van de hierbinnen gelegen EHS.

Er bevindt zich geen EHS binnen het plangebied. Voor wat betreft de EHS is er alleen bij directe aantasting sprake van natuurcompensatie. Dat is hier dus niet het geval.

Er is geen noodzaak voor een voortoets of compensatieplan.

Beschermde soorten Tabel 1-soorten

Op basis van de beschikbare literatuurgegevens en het veldbezoek kan worden vast-gesteld dat het terrein een potentiële habitat biedt voor enkele licht beschermde soor-ten (tabel 1-soorsoor-ten). De sloop van de schuren en de realisatie van de camping zal naar verwachting leiden tot een beperkt verlies van leefgebied van enkele soorten van tabel 1 van de Flora- en faunawet. Dit heeft geen invloed op de gunstige staat van instand-houding van deze soorten, omdat er voldoende leefgebied aanwezig blijft en het rela-tief algemene soorten betreft. Voor deze soorten geldt dan ook een vrijstelling. Een

Tabel 2 en 3-soorten

In onderstaande tabel zijn de strikter beschermde soorten en/of soortgroepen opge-nomen die mogelijkerwijs in het plangebied voorkomen. Daarbij zijn tevens de mogelij-ke effecten van de voorgenomen ingreep aangegeven en de eventuele noodzaak voor een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet.

Tabel 1: Voorkomen van en effecten op beschermde soorten in het plangebied en de noodzaak voor onthef-fing.

Steenuil Mogelijk Nee n.v.t. Zie paragraaf hieronder

Vogels (overig) Nee Nee n.v.t. Zie bijlage

Zoogdieren Nee Nee Nee

Rugstreeppad Nee Nee Nee Zie paragraaf 7.2.3.

Amfibieën (overig) Nee Nee Nee

Levendbarende hagedis

Mogelijk Nee Nee Zie paragraaf hieronder.

Reptielen (overig) Nee Nee Nee

Vlinders Nee Nee Nee

Flora Nee Nee Nee

Steenuil

Er zijn geen sporen gevonden die zou duiden op de aanwezigheid van een nestplaats van steenuilen in een van de schuren. De soort is echter wel gezien door derden op het dak van een schuur.

De initiatiefnemer heeft aangegeven nestkasten te willen ophangen voor de steenuilen.

Wij raden ten zeerste aan dit zo snel mogelijk te doen, ruim voordat de schuren ge-sloopt gaan worden.

Levendbarende hagedis

De aanwezigheid van de levendbarende hagedis in het onderzoeksgebied kan niet vol-ledig worden uitgesloten. Het is echter niet noodzakelijk een vervolgonderzoek naar de levendbarende hagedis uit te laten voeren. Wanneer tijdens de uitvoering van de werk-zaamheden onverhoeds een levendbarende hagedis wordt aangetroffen dan dient men de werkzaamheden direct stil te leggen en een deskundige in te schakelen die de le-vendbarende hagedis kan verplaatsen. Daarvoor is geen ontheffing van de Flora- en faunawet nodig.

4.9 Archeologie

In opdracht van de heer Van den Eerenbeemt is er een archeologisch onderzoek uitge-voerd aan de Gezande Baan in Heusden. Het onderzoek is uitgeuitge-voerd door Becker &

Van de Graaf in combinatie met IDDS bv.

Het gehele her in te richten gebied is milieukundig onderzocht. Hier is de aanleg van een camping gepland over een gebied van 6,7 ha. Het archeologisch onderzoek is be-perkt tot het deel waar nieuwbouw was gepland, in het oosten van het terrein. Hier is een accommodatie bij de camping gepland. Het plangebied heeft een oppervlak van to-taal 3.000 m².

Het plangebied bestaat uit een veldpodzol die ligt op een dekzandrug. De veldpodzol is aangetroffen in alle onverstoorde boringen, met uitzondering van de boring in het noordwesten. Hier is een enkeerdgrond aangetroffen omdat de humeuze bovenlaag 60 cm dik was. In het oosten en zuidoosten van het plangebied bleek de bodem

Het plangebied bestaat uit een veldpodzol die ligt op een dekzandrug. De veldpodzol is aangetroffen in alle onverstoorde boringen, met uitzondering van de boring in het noordwesten. Hier is een enkeerdgrond aangetroffen omdat de humeuze bovenlaag 60 cm dik was. In het oosten en zuidoosten van het plangebied bleek de bodem

In document Bp Gezande baan 29 camping (pagina 25-35)