• No results found

Milieu-effecten

In document t ^&b» VERGUNNINGAANVRAA G « C11271 (pagina 25-34)

De aanleg en exploitatie van een omvangrijk depot heeft effecten tot gevolg o.a. op het gebied van lucht, water, geluid, bodem en gebruik, landschap en ecologie. In de hoofdstukken 6 tot en met 9 van de projektnota/MER worden deze effecten voor verschillende alternatieven uitgebreid beschreven. In de volgende paragrafen worden in het kort de effecten van het depot aangestipt.

3.1 Grondwater

De verspreiding van verontreiniging naar het grondwater is voor enkele stoffen berekend (zie § 7.3, projektnota/MER). Deze berekeningen zijn uitgevoerd voor een depot dat 30 0 meter meer naar het westen lag. De verplaatsing van het depot heeft geen gevolgen voor de hoeveelheid verontreiniging dat uit het depot zal verspreiden. De verschuiving van het depot is loodrecht op de grondwaterstroming (zie bijlage 5) en de verschuiving is ongeveer van gelijke omvang met de rastergrootte van het grondwatermodel (200 m). De berekende verspreiding van verontreiniging zal bij het verschoven depot gelijk zijn.

Uitgeloogd in 1Ö.QQÖj.

Waterbodem HoEandschDiep

Depot Hollandsch Diep

BeïiZö(A}pyreen

Figuur 14 De hoeveelheid verontreiniging dat verspreidt uit de huidige waterbodem van het Hollandsen Diep en uit het depot in 10.000 jaar met percentage van het totaal.

In figuur 14 worden de resultaten weergegeven van de berekening van de hoeveelheid

verontreiniging dat in 10.000 jaar uit de huidige waterbodem en uit het depot verdwijnt. Tevens is aangegeven welk percentage verspreid wordt ten opzichte van de totale hoeveelheid in het depot of op de waterbodem van het Hollandsch Diep.

In figuur 7.7 blz. 122 van de projektnota/MER wordt zichtbaar gemaakt op welke wijze de verontreiniging vanuit het depot zich verspreidt in een periode van 10.000 jaar van de lokatie west naar de noordelijk gelegen polders.

Aanvraag baggerdepot Hollandsch Diep 22

3.2 Oppervlaktewater

De verspreiding van verontreiniging naar het oppervlaktewater is voor enkele stoffen berekend (zie § 7.4 van de projektnota/MER).

In figuur 15 worden in het kort de resultaten van de berekening van de vracht in het retourwater uit het depot naar het HoUandsch Diep weergeven. Tevens is de vracht aan verontreiniging weergegeven van de Rijn door het HoUandsch Diep in 1985 en toekomstige situaties uitgaande van het Rijnaktieprogramma (RAP) en aanvullende Rijnaktieprogrmma (RAP+).

- ~ ~ " . . . — w «fu—mm-mmmm, i 'FM! I11111IIIII II '^^TWWWWWIWIBIBF^^

. T r m m - d vraSttulthet^aL^fifctviah^I&ipiepin kff/Jaar*." ' f

, * , ,*„ '7- ? x '. $;.JL~~~.

" ' * ;,«^4«' . berekend met 23

% ^ > . H f t ^ ' f v ^ e r j a a r J p £ f 9 9 8 5 J^MgRAP CJ995) * f RAP-*-<2005) cadmium ^ 2 ï P 5 2 4 6 7 6 2 5 7 2 6 3°

^^tSlS5 ! "Ö".M%"" P Ö.Ö8 %

!

- 0,3%

r* « « s * ^*&rcï£-! i -:- '•

• 7tok.^£$S™»£^-^;,h "Ï67',4 1 992947 " ; 52085Ö 142130

* T t ^ j V d ^ a l E t e 1 i

S? . , - 0 « « K « ! °'0 2 % I °.°3% r °<1%

fluorantheen'^f;" 77 ; ÏÏÏÖ ;' 652 Ï3Ö"

^ ^ ^ ^ B S Ê ? j 0/7% ; ï,2% | 5,9%""

*^»» T T 1*"^£^«3iferi i» Au!» .."?* ' - '•

'*be1fizo(a)pyreen. ^ V 1 2,7 660 187 37

'M# feé** v^JBjfuaKUa». ; ; •

>.-H..rvi 4,Jfor, " i 0,4% 1,4% 7,3%

-fL ^ t * ^ » « . >W<| <| |, l| II lilt — H « *«»*•» « * * — F

benzo(b)fluörantheën* 1,9 330

-* ^ W K&f^ •&•$• » ' - • , .j W,l, ) ,l, w « , . . , , . i ' t ' • — * —

*«%' *• ~~ t *$g? *««**»• M ' • ' 0 6 %

-v w •* Ï * **£ Ji ; r :

»ï»«t l^tf^S. : '. \ i P^ * ,2 8 <st3fó?*5? 0,10 i 37

-* M-*~ » t^TFirrT; \ 03'% :

t^w*-.^4w;£^z Ï :

PCB-153 "«•*£*&',.. 0,06 4,3 6,5 1,3

*"7«*""**tt v-th^iTT*; ! }",4"% a9% 4,6%""

ïHCH "rj^^l 039 ; Ï98Ö 269 54 -•""ZZZr i 'örÖ2 % Ö,Ï4 % 0 , 7 2 %

*• %** :

rr*t* *-< nm*»**»*^y **** ' . . . I . . . •-•

2,4DDT * * V . ^ 0,02 7,9

-^ »*••*«V•**fc,(•»,ïT",*'^^* *""* . • " • - • • - • • . V . . . . . .

Figuur 15 Vracht aan verontreiniging via retourwater naar het HoUandsch Diep en de vracht afkomstig van de Rijn door het HoUandsch Diep voor de huidige toestand en vervolgens RAP en RAP+-scenario. Met berekening in relatieve bijdrage van de vrachten.

Aanvraag baggerdepot HoUandsch Diep 23

Naast de verspreiding via kan bij mors ook verontreiniging in het oppervlaktewater terecht komen. Bij de aanlandingsplaats kan bij het koppelen ontkoppelen van schepen, bij breuk van de leidingen of bij overslag, verontreinigde baggerspecie in het Hollandsch Diep gemorst worden.

Deze mors zal gering zijn. Bij het Slufterdepot, het aansluitpunt in de Mississippihaven, is er amper sprake van mors. Aangesloten zuigers pompen, nadat ze leeg zijn, enige tijd water rond voordat ontkoppeld wordt. Voor de handelswijze bij het aanlandingspunt worden regels in de acceptatieprocedure opgesteld.

Een breuk van een leiding is moeilijk te voorzien en moet daarom als een calamiteit gezien worden. Met behulp van een slibscherm kan de omvang van de calamiteit beperkt worden.

3.3 Lucht

Er zal niet of nauwelijks sprake zijn van luchtverontreiniging of stank. Gedurende de

exploitatiefase en nazorgfase zal het slib altijd van de buitenlucht zijn afgesloten door een laag water. Op deze wijze wordt luchtverontreiniging en geurhinder voorkomen.

3.4 Geluid

Voor de geluidsbelasting van het baggerspeciedepot kan een duidelijk onderscheid gemaakt worden in de geluidsbelasting tijdens de aanleg van het depot en tijdens de exploitatie.

Geluid tijdens de aanleg

In het kader van de m.e.r.-studie voor een grootschalig depot in het Ketelmeer, is de

geluidsbelasting van de aanleg berekend. In het gebruikte akoestisch model is uitgegaan van een geluidsproductie door zuigers tijdens het baggeren van het depot en door grondverzetmachines bij de aanleg van kaden. De werkzaamheden worden in continudienst uitgevoerd gedurende 84 uur per week. De berekeningen zijn alleen voor de nachtperioden uitgevoerd omdat hierin de grootste verstoring wordt ondervonden. In het akoestisch model zijn de volgende geluidsbronnen ingevoerd (figuur 16).

I I I I I l l l l l I I I I H I H H H I P T W T W T f T W i y W T W T W T W W W T T T r W T W t iMillwtTTtTwTTrTTTWWfTTTWWI'WT

1,11)l,nli,l|I |l|l| i i ui l|i'l|l||l|ui 'i|l|l|illijij|l|l|l|l|l|l|'Il|l|l|l|il'i|l|l | l . l ï 1| HW|l|l|l|l|l|l|l|l|l|l|l

Wteöiger

W i W r t * V,!| |w #-* #i^ ¥ W ¥ ! ¥ ^

ïkiildassaï»

IHMIH|HlltllllHHHIMIIHiWtHmi»lltmilHMIIII*WHII>*W»W*WWWWW

Hyé;««tii$cb.0ttt*MJ,

'I il ii iHi|i]i 'i'iHll'l'i' 'i'l'i 'I'I i'i'll'li|illll'l'l'l'i'l'i'i'i'i'l'l'i'i'l'i'il|'i'i^i'i'iH'l'l'|li'll|'i'l,l'i'i'H|l)l|l|l)l|l|tii|'i

w ^ ^ ^ ^ w U é W U U W U W M U W

114 114 2*107

103 107

Figuur 16 Bronvermogens van apparatuur tijdens aanleg

Aanvraag baggerdepot Hollandsch Diep 24

De berekende contouren (figuur 17) betreffen geen daadwerkelijke geluidscontouren ten gevolge van de aanlegaktiviteit, doch een verbindingslijn tussen punten met een gelijke, maximaal

optredende, geluidsbelasting.

Figuur 17 Uiterste ligging 40 dB(A) geluidscontourlijn tijdens aanleg van het depot

Uit de akoestische berekeningen volgt dat, uitgaande van een vrije veldsituatie, de 40 dB(a) contour op 1 km vanaf de rand van het depot loopt en wordt naar verwachting voor een deel, geweerd door de dijken van de polders en de stadswallen van Willemstad (zie figuur 17). Een belasting van 40 db(A) is te vergelijken met koelkast op 1 m afstand.

Geluid tijdens de exploitatie

In het kader van het MEO baggerstortingen Cromstrijen is een akoestisch onderzoek verricht naar de optredende geluidsbelasting ter plaatse van de nabij de stortplaats gelegen gorzen als gevolg van stortaktiviteiten in depot Cromstrijen. Depot Cromstrijen ligt tegen het te realiseren depot HoUandsch Diep aan. De geluidsmetingen zijn dus vergelijkbaar voor de geluidsbelasting van de scheepsbewegingen als gevolg van de aanvoer van de baggerspecie naar de

aanlandingsplaats aan de noordzijde van het depot.

Aanvraag baggerdepot HoUandsch Diep 25

Doel van het geluidsonderzoek was het vaststellen van de optredende hinder ter plaatse van de gorzen t.g.v. omgevingsvreemde geluiden. Ter simulatie van de startactiviteiten zijn metingen verricht tijdens de vaart en stort met de IJsseldelta, een 75 m lange sleephopperzuiger. Voor de bepaling van het bronnivo van de sleephopperzuiger zijn er 21 jan. 1988 tussen 14.00 en 15.30 uur geluidsmetingen verricht. Tevens zijn er metingen gedaan aan een passerend schip en zijn er om ca. 16.00 uur achtergrondnivometingen gedaan nabij het betreffende gorzengebied.

Tijdens de metingen waren de gemiddelde meteo-condities als volgt:

- windrichting zuid-west - windsnelheid 4-6 m/s

- bewolking 7/8 - temperatuur 6 °C

De resultaten van metingen van de achtergrondsgeluidsniveau ter plaatse van de Slobbegorzen zijn weergegeven in figuur 18.

llllimwm'IUWlflIlinMMIHIIIHIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIMIIIII

43,9 dB(A)

&L

i'l WWtWmmHtMNHHmMm I'IWIWIWI IWI 11' 'i'' 'i iWlWiWiWi' 42,7 dB(A)

l i l iT ff111

ummw\\\iiUi\i\mmM*m4èmm***#u+HiimumHmm* 45,3 dB(A) 45,1 dB(A)

Figuur 18 Statistische verdeling van het geluidsniveau ter plaatse van de gorzen (nabij Oosterse Slobbegorzen en de Schuringse Sluis) [Bron: MEO Cromstrijen]

In figuur 19 wordt een overzicht gegeven van de uit de metingen bepaalde bronvermogens.

Middels indicatieve aanvullende metingen is tevens getracht de richtingsafhankelijke

geluidemissie van de IJsseldelta vast te stellen, aangezien de bepalende geluidbron - de uitlaten-zich op het achterschip van de sleephopperzuiger bevinden.

Een verhoging van de geluidemissie tijdens het storten is niet waargenomen. Bij stort in het baggerspeciedepot in het Hollandsen Diep wordt een schip aangemeerd. Naar verwachting zal het storten, wanneer de motoren zijn stopgezet, de geluidemmissie lager zijn.

Het bronnivo van het passerend vrachtschip is vergeleken met ervaringsgegevens betreffende scheepvaartpassages op de Maas met een gemiddeld bronvermogen van 113 dB(A). Rekening houdend met de verschillende schepen welke er op het Hollandsen Diep t.o.v. de Maas zullen varen, mag hieruit blijken dat de gemeten passages als representatief aangemerkt kunnen worden.

Aanvraag baggerdepot Hollandsen Diep 26

Bron ÏJssetdgita lJ$&$ïfleltQ 2 fcaksduwbööt

Activiteit langzaam varend manoeuvrerend varend

Iwr-raveau [dB(A)J 106

120*

120

* zijnde het maximale bronnivo uitgestraald in achterwaartse richting: zijwaarts en voorwaarts is het bronnivo resp. 5 en 10 dB(A) lager.

Figuur 19 Bronnivo's afgeleid uit metingen [bron: MEO Cromstrijen]

Tijdens de metingen waren er geen startactiviteiten hoorbaar; te onderscheiden water- en windgeluiden en wegverkeersgeluid afkomstig van de Haringvlietbrug.

Berekeningen

De overdrachtberekeningen zijn uitgevoerd conform methode C8, zoals omschreven in de

"Handleiding meten en rekenen industrielawaai", ICG-publicatie IL-HR-13-01. Voor de berekeningen is gebruik gemaakt van het computerprogramma IL-C, gebaseerd op de

bovengenoemde methode C8. De berekeningen zijn uitgevoerd in de richting van de oever. De maatgevende akoestische situatie treedt op tijdens het manoeuvreren van de "IJsseldelta" waarbij het achterschip gericht is naar de oever.

Het scheepvaartverkeer over het HoUandsch Diep is gesimuleerd over een gemiddelde vaarroute, gelegen binnen de vaargeul. Via deze vaarroute passeerden in 1987 ca. 104.000 beroepsschepen.

In de overdrachtberekeningen is rekening gehouden met de volgende termen:

- geometrische uitbreiding;

- luchtdemping;

- bodemdemping cq. reflectie;

- meteocorrectie Cm.

De immissienivo's zijn bepaald op 1,5 m hoogte.

De berekende contouren betreffen geen daadwerkelijke geluidscontouren ten gevolge van het scheepvaart naar het depot dan wel het scheepvaartverkeer over het HoUandsch Diep, doch een verbindingslijn tussen punten met een gelijke, maximaal optredende, geluidsbelasting.

In verband met de scheepvaart naar de stort is de ligging van de 60, 55 en 50 dB(A)-contour bepaald ter plaatse van de oever (zie figuur 20). Ter vergelijking is op overeenkomstige wijze de ligging van de contouren van de maximaal optredende geluidsbelasting van een passerend schip in de vaarroute op het HoUandsch Diep bepaald. Het genoemde maximale geluidnivo moet echter niet worden verward met het Lmax-niveau (het maximale geluidnivo behorende bij een

Aanvraag baggerdepot HoUandsch Diep 27

onder normale bedrijfsomstandigheden equivalente geluidemissie). Het Lmax-niveau is het geluidnivo optredend bij een maximale geluidemissie, veroorzaakt door tijdelijk dan wel incidenteel voorkomende bedrijfsomstandigheden.

Figuur 20 Geluidscontouren scheepvaartbewegingen met de IJsseldelta bij Cromstrijen.

Tijdens de metingen heerste ter plaatse van de oeverzone een achtergrondgeluidnivo (L95) van ca. 43 dB(A).

Ten einde de hinder van z.g. omgevingsvreemde geluidbronnen te kunnen kwantificeren dient men rekening te houden met de maskering van het geluid t.g.v. deze bronnen. Het manoeuvreren van de IJsseldelta blijkt ter hoogte van de gorzen tussen de 50 en 55 dB(A) te liggen (zie figuur 20). Gesteld kan worden dat hier geen sprake is van maskering van het omgevingsvreemde geluid t.g.v. de IJsseldelta. Hierbij dient opgemerkt te worden dat deze geluidbelasting slechts enkele keren per dag zal optreden.

Uit de berekeningsresultaten blijkt verder dat het maximale geluidmvo t.g.v. de scheepvaartroute ter plaatse van de oeverzone om en nabij de 35 dB(A) ligt tot aan de Hoogezandse gorzen alwaar het geluidnivo toe neemt.

Aanvraag baggerdepot Hollandsch Diep 28

3.5 Landschap

Door de ringdijk en de omvang van het depot west-atol zal het depot een duidelijk zichtbaar element in het HoUandsch Diep vormen. De ringdijk met oeverzone zal op een

natuurvriendelijke wijze worden afgewerkt. Hierbij wordt moet ook rekening worden gehouden met voldoende bescherming tegen golfaanval, mogelijke constructie is een blokkenmat met doorgroei van riet. Aan de west-zijde van het depot zal een flauw talud of een tussenberm aangelegd worden om de golfoploop op te vangen. Deze voorzieningen kunnen goed gecombineerd met de natuurontwikkeling aldaar.

De openheid van het landschap wordt in de Nota Landschap kenmerkend genoemd voor het HoUandsch Diep-landschap. Deze openheid wordt aangetast bij aanleg van het depot. Mocht het depot na de exploitatiefase als onderwaterdepot worden afgewerkt dan zal de openheid weer hersteld worden.

In bijlage 6 wordt een vogelvluchttekening -een artist impression- gegeven van het depot. In de projektnota/MER wordt in de figuren 11.14 tot en met 11.23 (op bladzijde 201 t/m 205)

gezichtspunten gegeven kijkend vanaf Willemstad, Numansgors of de Haringvlietbrug. In deze figuren is de indruk gegeven van de aanwezigheid van het depot in de omgeving versus het beeld van de omgeving zonder depot, zoals dat door iemand vanaf de genoemende plek ervaren kan worden.

3.6 Gebruik

De hoofdscheepvaartroute in het HoUandsch Diep blijft na aanleg van het depot in stand. De huidige scheepvaartgeul wordt iets smaller. Na aanleg van het depot heeft de vaargeul een breedte van minimaal 290 meter (zie figuur 21). Deze breedte is ruim voldoende voor de toegekende vaarwegklasse 6 en de heersende scheepvaartintensiteit.

Aanvraag baggerdepot HoUandsch Diep 29

+ huidige plaats bakens

* nieuwe plaats bakens

- lijnen vaargeulbreedte van 290 m (klasse 6)

Figuur 21 Verandering scheepvaartroute als gevolg aanleg depot

Voor de recreatievaart betekent de aanwezigheid van het depot en verlies van circa 175 ha vaarwater. Dit is de omvang van het depot op de waterlijn minus het gedeelte waar niet gevaren kan worden vanwege te geringe diepgang. De vaart naar de jachtensluis van het

Volkeraksluizencomplex is zonder hinder van de beroepsvaart mogelijk langs de noordzijde van het depot. Aan de zuidzijde van het depot zijn meer conflicten met de beroepsvaart mogelijk ten opzichte van de huidige situatie. De vaarweg is daar echter meer dan voldoende breed.

Het depot is niet toegankelijk voor recreanten.

De aanleg van het depot betekent en verlies van circa 175 ha. visgronden. De visstand zal naar verwachting niet achteruit gaan. De sanering van de waterbodem in de zuidrand van het

noordelijk deltabekken, waarvoor het depot ondermeer wordt aangelegd, zal een verbetering van de kwaliteit van de vissen tot gevolg hebben.

Het depot heeft geen gevolgen voor oeverrecreatie, de hengelsport of voor woonkernen en industrie. Ten noorden van het depot ligt het natuurgebied de Oostersche Slobbegorzen, het depot heeft naar verwachting geen invloed op de daar aanwezige natuurwaarden.

Aanvraag baggerdepot Hollandsen Diep 30

4. Financiën en organisatie

In document t ^&b» VERGUNNINGAANVRAA G « C11271 (pagina 25-34)

GERELATEERDE DOCUMENTEN