• No results found

t ^&b» VERGUNNINGAANVRAA G « C11271

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "t ^&b» VERGUNNINGAANVRAA G « C11271"

Copied!
76
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

t£^&b»

VERGUNNINGAANVRAA G «

C11271

(2)

Ciay P

(3)

Aanvraag voor vergunning Wet Milieubeheer, aanvraag WVO-vergunning

aanvraag Rivierenwetvergunning,

kennisgeving in het kader van de Wet houdende bepalingen omtrent het ondernemen van droogmakerijen en indijkingen,

ten behoeve van de realisering van een baggerspecieberging in het HoUandsch Diep

Aanvrager:

Rijkswaterstaat

Directie Zuid-Holland Boompjes 200

3011 XD Rotterdam Contactpersonen:

ir. R.G. Smits, tel: 010-4026371 mr. E. Jaquet, tel: 010-4026229

(4)

Inhoudsopgave

1. Algemene gegevens en omschrijving werk 1.1 Inleiding

1.2 Voornemen 1.3 Ligging 1.4 Inrichting 2. Aanleg en exploitatie

2.1 Aanleg

2.2. Exploitatie en beheer 2.3 Nazorg

2.4 Terugneemb aarheid 3. Milieu-effecten

3.1 Grondwater 3.2 Oppervlaktewater 3.3 Lucht

3.4 Geluid 3.5 Landschap 3.6 Gebruik

4. Financiën en organisatie 5. Monitoring

5.1 Monitoring tij dens de exploitatiefase 5.2 Monitoring tijdens de nazorgfase 5.3 Evaluatie

(5)

1. Algemene gegevens en omschrijving werk

1.1 Inleiding

Veel rivieren en wateren in ons land zijn verontreinigd. De belangrijkste oorzaken hiervan zijn de industrialisatie, ontwikkelingen in de land- en tuinbouw, de toename van de bevolking en het verkeer en wijzigingen in het consumptiepatroon in de laatste decennia. De meeste van de verontreinigende stoffen in het water komt via de Rijn en Maas in het Deltagebied en de Noordzee terecht. Een deel hiervan bezinkt en zorgt ervoor dat er aan de monding van veel rivieren een laag verontreinigd slib ontstaat.

De zuidrand van het noordelijk deltabekken is ernstig verontreinigd geraakt. Het betreft hier een deel van de waterbodem van de Amer, de Nieuwe Merwede, het Haringvliet, de Biesbosch en het Hollandsen Diep. Nadat in 1970 het Haringvliet door de Haringvlietsluizen is afgesloten, is het getij in dit gebied nagenoeg verdwenen. Door de sterk verminderde waterbeweging is veel van het verontreinigde sediment dat door de Rijn en Maas werd aangevoerd, op de bodem van het Hollandsch Diep terecht gekomen.

Ook in de aangrenzende regionale wateren van de provincies Noord-Brabant en Zuid-Holland is sprake van verontreiniging van de waterbodem. De situatie is daar over het algemeen genomen niet zo ernstig als in de zuidrand van het noordelijk deltabekken. Op sommige plaatsen echter kan de verontreiniging aanzienlijk zijn. De verontreinigde waterbodem brengt risico's met zich mee voor het milieu en de volksgezondheid.

Onvoldoende bergingscapaciteit

De verwachting is dat bij de sanering van de zuidrand van het noordelijk deltabekken en het onderhoud en de sanering van de regionale wateren in de provincies Noord-Brabant en Zuid- Holland de komende jaren een grote hoeveelheid baggerspecie zal vrijkomen. Deze

verontreinigde specie kan niet meer op het land of in het water worden gebruikt of verspreid. De specie moet worden geborgen in een daarvoor bestemd depot.

Het probleem is dat er geen capaciteit beschikbaar is voor de berging van de specie afkomstig van de sanering van de waterbodem van de zuidrand. Dit zou betekenen dat, als uit het

onderzoek blijkt dat de sanering van de zuidrand noodzakelijk is, deze toch geen doorgang kan vinden. De nadelige milieu-effecten van de verontreinigde waterbodem blijven dan bestaan.

Er is ook onvoldoende ruimte voor de specie die wordt gebaggerd bij het onderhoud en de sanering van de bodem in de regionale wateren. Door de aanleg van een nieuw, omvangrijk baggerspeciedepot kan het knelpunt opgelost worden.

De provincies Noord-Brabant en Zuid-Holland en de directie Zuid-Holland van Rijkswaterstaat hebben daarom het voornemen om een grootschalig baggerspeciedepot te laten aanleggen in het Hollandsch Diep. Het depot is bestemd voor de berging van 30 miljoen m3 verontreinigde baggerspecie, afkomstig van de waterbodem van de regionale wateren van de provincies Zuid- Holland en Noord-Brabant en de zuidrand van het noordelijk deltabekken. Er wordt naar gestreefd om in 1997 de eerste bergingscapaciteit voor baggerspecie beschikbaar te hebben.

Aanvraag baggerdepot Hollandsch Diep 2

(6)

1.2 Voornemen

Op basis van de informatie die verzameld is in het kader van de Projektnota/MER Baggerspeciedepot Hollandsch Diep en de daarbij behorende deelrapporten hebben de

initiatiefnemers; de provincies Noord-Brabant en Zuid-Holland en de Rijkswaterstaat directie Zuid-Holland, gekozen voor een locatie en een depotvariant. Het voornemen is een atoldepot op de locatie West te realiseren.

Vergunningen en concessie

Voor de aanleg van een baggerspeciedepot in het Hollandsch Diep is een aantal vergunningen vereist waarvoor de m.e.r.-procedure verplicht is. Het gaat om vergunningen die nodig zijn krachtens de volgende wettelijke regelingen:

- de Wet Milieubeheer (WM)

Volgens de WM is een vergunning nodig voor het oprichten en in werking hebben van een inrichting om afvalstoffen te verwerken. De vergunning wordt verleend voor een periode van maximaal tien jaar en is niet overdraagbaar. Het depot wordt ingedeeld in categorie 28.1 onder c van het inrichtingen- en vergunningenbesluit.

- de Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren (WVO)

Het betreft hier een vergunning voor het lozen van retourwater op het Hollandsch Diep en voor het brengen van afvalstoffen, verontreinigende en/of schadelijke stoffen in het oppervlaktewater.

- de Rivierenwet

Er is een vergunning vereist bij de uitvoering van werken in het winterbed van een rivier.

- de Wet Houdende Bepalingen omtrent het Ondernemen van Droogmakerijen en Indijkingen (de Wet van 1904)

Het betreft een kennisgeving waarbij een MER moet worden gevoegd; dat is verplicht voor depots met een oppervlakte van 200 hectare of meer. Een concessie is niet verplicht indien het depot wordt aangelegd door het Rijk. Wel moet dan een procedure worden gevolgd waarbij de Gedeputeerde Staten van de betrokken provincies worden gehoord. Omdat de Rijkswaterstaat het depot zal aanleggen, is geen concessie aangevraagd maar geeft de minister een beschikking af.

Ten behoeve van deze beschikking wordt de zogenaamde verkorte procedure gevolgd.

De besluiten over de vergunning wordt door de verschillende Bevoegde Gezagen genomen. Daar het grootste deel (circa 90 ha. van de ongeveer 165 ha -handberekening op basis van de

dijkkruinlijn-) van de inrichting in de provincie Zuid-Holland is gelegen, is deze provincie bevoegd gezag van de vergunning op grond van de Wet Milieubeheer. Bevoegd gezag voor de Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren is de minister van Verkeer en Waterstaat. Voor de Wet van 1904 is ook de minister van Verkeer en Waterstaat bevoegd gezag.

Figuur 1 bevat een overzicht van de m.e.r.-plichtige activiteiten en bevoegd gezag en de te nemen besluiten.

Aanvraag baggerdepot Hollandsch Diep 3

(7)

Aati*iti»ie

Oprichting van een inrichting voor: het zich van

afvalstoffen ontdoen door ze op of in de bodem te brengen Verwerking van chemische afvalstoffen;

op of in de bodem Landaanwinning, droogmakerij of indijking

Situatie

een capaciteit van 500.000 m3 of meer

Elke inrichting of deel daarvan, daarvoor in hoofdzaak bestemd Een oppervlakte van 200 hectare of meer

Êaslöit i-tt }t*.fav va»

Wet Milieubeheer en

Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren

Wet Milieubeheer

Wet houdende bepalingen omtrent het ondernemen van droogmakerijen en indijkingen (wet van 1904)

&evc«gd gessag

Provincie Zuid- Holland

Rijk: VSW

Provincie Zuid-Hol land

Rijk: V&W

Figuur 1 Overzicht van de m.e.r.-plichtige besluiten Herkomstgebied

Het depot is bestemd voor de berging van klasse III- en IV-specie (zie bijlage 7) van huidige waterbodem. Het herkomstgebied van de baggerspecie omvat in principe alle regionale wateren in de provincies Noord-Brabant en Zuid-Holland en alle wateren in beheer bij de

Rijkswaterstaat, directie Zuid-Holland (zie figuur 2 en § 3.2, projektnota/MER), zoals dat ook in het Strategisch Plan Waterbodem en Baggerspecie gedefinieerd is.

Specie uit het Rotterdams havengebied, de Nieuwe Maas (ter hoogte van Rotterdam) en de Nieuwe Waterweg zal elders gestort worden.

Onder voorwaarden kan baggerspecie van buiten het herkomstgebied in het depot worden geborgen. In de vierde nota over de Ruimtelijke Ordening is aangegeven dat verspreid over het land vijf grootschalige baggerspeciedepots zullen worden gerealiseerd. Om financiële redenen zullen eerst de depots Ketelmeer en HoUandsch Diep worden aangelegd. Zolang in de gebieden die grenzen aan het herkomstgebied nog geen bergingsmogelijkheden beschikbaar zijn, kan het noodzakelijk zijn ook specie uit deze gebieden in het depot in het HoUandsch Diep te bergen.

1.3 Ligging

Het depot zal worden aangelegd in het midden van het HoUandsch Diep, enigszins oostelijk van de lijn Numansdorp - Willemstad. De lokatie ligt binnen de lijnen:

Noord Y = 413,700 West X= 89,660

Oost X= 92,580 Zuid Y = 412,500 (zie bijlage 1)

Aanvraag baggerdepot HoUandsch Diep 4

(8)

Figuur 2

Herkomstgebied baggerspeciedepot Hollandsen Diep

Aanvraag baggerdepot Hollandsen Diep 5

(9)

Het depot komt op het grondgebied van genoemde twee gemeenten te liggen. De percelen zijn kadastraal bekend voor gemeente Numansdorp: sectie D3 nr. 361, sectie D2 nr. 360 en sectie Dl nr. 359 en voor gemeente Willemstad: sectie A. nrs. 902 t.m. 907. Bij beide gemeenten zal het huidige bestemmingsplan voor het betreffende gebied ten behoeve van de aanleg van het depot moeten worden aangepast.

1.4 Inrichting

De vergunningaanvraag is gebaseerd op een voorontwerp van het depot zoals dat in de Projektnota/MER Baggerspeciedepot Hollandsch Diep ontwikkeld is. Verschillende reacties tijdens de voorlichting aan betrokken gemeenten en omwonenden hebben aanleiding gegeven het gekozen totaalalternatief west-atol aan te passen. In figuur 3 worden de kenmerken van het depot gegeven waarvoor de vergunningen worden aangevraagd (zie ook bijlage 1).

iiinniiiiMHiiiHii*twiiiiiiiimiiiiiintH«iniitniiiiiiiiiini

'i'iWi'i'iWiWi'i'i'iHWi'i IHH'I'I'IWI'I'I'I'JW 'I' 'I'IWI'I' W J'I'I'I ' i W ' ' M W J W I ]

H W M W i w i w t n i w M i i n i i i i i i i i n H H i n n ' i i n n i i i nu

40 50

UMMlUttttttWMttUiïiïlïU

mlnm3

m-NAP

(fig 4)

iiiiimiMiHiiiuniiiiiiiiiiM

161 ha

* rmgdgk

i i i i i i i t m i w w w w w w n i ' M i H H w i i i i i i i m n i i i i M i i i i i i n i i i i i

25

* talud 127 ha

14 ha

* op w&erijödeaarivö 204 189

tllltHI»M'IMMIIHIItllllllltllllMltltll4lllltlHWMHt>HltttlH

5,3

IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIM*W*H****WII I I I I I I I I I I I I I I I I

« ma*+ lengte dtepoi 2,2

- max, breedte depot 1,0

ha km km km

Figuur 3 Kenmerken1 van het depot

Vanwege specifieke onderdelen van het depot, de toegepasten rekenmethoden of modellen kunnen waarden, die verder in de vergunningaanvraag vermeld staan, iets afwijken van de genoemde depotkenmerken.

Aanvraag baggerdepot Hollandsch Diep 6

(10)

Depotzijde

D

Figuur 4 Aanduiding contactoppervlakten depot

Het depot is bestemd voor de berging van 30 min. m3 in-situ baggerspecie - 30 min. m3 van de huidige waterbodem-. Bij het baggeren en transport wordt deze baggerspecie met water gemengd en neemt het volume toe. De volumetoename is afhankelijk van de samenstelling van de

waterbodem en de snelheid van consolidatie na het storten. De volumetoename van de

baggerspecie aan het einde van de vuifase is volgens berekening 1,3. Deze volumefactor bepaalt dat het depotvolume 40 min m3 moet zijn om 30 min in-situ m3 baggerspecie te kunnen bergen.

Het depot wordt in 2 fasen aangelegd (zie bijlage 1). Eerst wordt een compartiment aangelegd met een inhoud van ongeveer 13,3 min m3. Wanneer dat volraakt zal een tweede compartiment met maximaal een inhoud van circa 26,6 min m3 worden aangelegd.

De oostelijke dijk van de Ie fase zal bij de aanleg van de 2e fase van het depot de tussendijk vormen. Bij de aanleg van de 2e fase zal de omvang worden afgestemd op de resultaten van de saneringsonderzoeken en het aanbod van onderhoudsbaggerspecie en baggerspecie uit de regionale wateren.

Om bouwtechnische redenen kan het noodzakelijk blijken dat, weliswaar beperkt, afgeweken wordt van de inrichting en maten die in het voorontwerp genoemd worden. Het bestek van de eerste fase (en later van de tweede fase) van het baggerspeciedepot zal ter goedkeuring aan het bevoegd gezag gezonden worden.

In het ontwerp is afgezien van het aanbrengen van extra isolerende voorzieningen. Uit de vergelijking van de verspreiding met en zonder isolatie tegen de kosten (§ 11.9

Projektnota/MER) is gebleken dat extra isolatie geen milieurendement oplevert. Dwz. de kosten zijn zeer hoog en de verspreiding -die zonder extra isolatie al zeer gering is- neemt slechts in zeer beperkte mate verder af of wordt slechts vertraagd in de tijd. Bovendien heeft de produktie, het transport en het aanbrengen van isolatie op zich ook negatieve milieu-effecten, zoals het verbruik van grondstoffen en energie en de verspreiding van verontreiniging . De hoeveelheid milieuverontreiniging veroorzaakt bij de produktie en aanleg van de isolatie in het depot kan meer zijn dat de hoeveelheid verontreiniging die deze isolatie bij het depot tegenhoud.

Aanvraag baggerdepot Hollandsen Diep 7

(11)

Dijkhoogte

De dijkhoogte van het depot is, na zetting, maximaal NAP + 3,5 m. De ontwerphoogte van de ringdijk wordt verder geoptimaliseerd. Hierbij wordt een optimum gezocht tussen dijkcontour, de kosten en het tegengaan van golfoverslag en overstroming. Uitgangspunten zijn een

overschrijdingsfrequentie van maximaal 0,01 per jaar en een 2% golfoverslagcriterium. De optimale dijkhoogte zal onder genoemde condities en na zetting tussen de NAP + 2,5 en 3,5 m liggen.

De functie van de dijken van het depot is de uitspoeling van specie en de verspreiding van verontreinigd atolwater naar het Hollandsen Diep tegen te gaan. Om reden van het

landschappelijke effect -minder zichtbaar- is het wenselijk de dijkhoogte te verlagen. Een optimalisering van de dijkhoogte is mogelijk onder de conditie dat het risico voor uitspoeling van baggerspecie en zeker van het depotwater niet te groot wordt. Bij overstroming van het depot wordt afbreuk gedaan aan de invulling van IBC-doelstelling. De kans op en de omvang van de milieu-effecten zijn zodanig dat een overschrijdingsfrequentie van 0,01 per jaar acceptabel wordt geacht. De dijkhoogte zal hierop geoptimaliseerd worden. Dit betekent een minimale dijkhoogte van circa NAP + 2,50 m (zie figuur 5). De gemiddelde waterstand op het Hollandsen Diep is NAP + 0,55 m.

4.00

£ 3.00 a <

2

(0 V) (0

2.00

1.00

0.00

10*3 10*2 10*1 10° 1 0 - ' 10"2 10"3

Overschri jdingsfrequentie [ 1 /jaar]

10" 10"

Figuur 5 Relatie waterhoogte en overschrijdingsfrequentie

Aanvraag baggerdepot Hollandsch Diep 8

(12)

De overschrijdingsfrequentie van de dijken aan de noordzijde en zuidzijde van het Hollandsen Diep zijn respectievelijk 2,5* 10'4 en 5 * 10"4 per jaar. Het falen van deze dijken kan tot

onherstelbare schade leiden (het verlies van mensenlevens). Voor het depot wordt een lager overschrijdingsfrequentie van 0,01 per jaar voor het depot gehanteerd. Een

overschrijdingsfrequentie van 0,01 per jaar betekent dat verwacht mag worden dat het depot in de eerste 100 jaar (de exploitatiefase en eerste deel van de nazorgfase) eenmaal overstroomd zal worden. In de eerste jaren van de exploitatiefase is het depot nog zo weinig gevuld dat een overstroming -eventueel met dijkdoorbraak- geen uitspoeling van baggerspecie tot gevolg heeft.

Het depotwater is in deze periode nog weinig verontreinigd. Na enige jaren in de nazorgfase is de baggerspecie zo ver geconsolideerd dat dan ook het effect van ee dijkdoorbraak of

overstroming marginaal is. De geconsolideerde baggerspecie is afgedekt met een schone laag en zal vrijwel niet met de overstromende water meegevoerd worden. Het depotwater is in die periode dankzij de afdeklaag amper verontreinigd.

Slechts in een periode aan het einde van de exploitatiefase en begin nazorgfase zal bij dijkdoorbraak en/of overstroming het verontreinigd depotwater zich met het Hollandsen Diepwater vermengen en zal een bepaalde hoeveelheid baggerspecie uit het depot gespoeld worden. De hoeveelheid baggerspecie die uitspoelt is afhankelijk van; het niveau waarop het depot gevuld is, de mate waarin de baggerspecie geconsolideerd is, en plaats en de omvang van de dijkdoorbraak en het waterstandverschil binnen en buiten het depot ten tijde van de

overstroming.

Bij optimalisatie wordt verder 2% golfoverslag als criterium gehanteerd, De golfoverslag mag met name bij winden vanuit het (zuid)westen verwacht worden. Vanuit deze richting blaast de wind over het Haringvliet richting depot. Op deze wijze kan een behoorlijke golfhoogte, zeker 1 meter, opgebouwd worden. Zuidwesten- tot westenwind is de overheersende windrichting in dit gebied. Naast verhoging van de dijk, zijn er ook mogelijkheden door middel van aanleg van een tussenberm of met een flauw talud de golfoverslag te voorkomen.

Bij de aanleg zullen de kaden worden opgetrokken tot een aanleghoogte. In deze aanleghoogte wordt een overhoogte aangehouden in verband met zetting van de ondergrond. De overhoogte kan berekend worden wanneer gedetailleerde gegevens over de bodemopbouw ter plaatse van de ligging van de dijk bekend zijn.

Diikopbouw

Op de kade komt een verharde onderhoudsweg. De kaden, zowel aan de binnenzijde als aan de buitenzijde, worden i.v.m. ruimtebenutting aangelegd onder een helling van 1:4 en bij voldoende stabiliteit maximaal 1:2. De kaden worden uitgevoerd met perskaden van hard materiaal en zand in de kern (zie figuur 6).

Aanvraag baggerdepot Hollandsen Diep 9

(13)

figuur 6 Opbouw van een dijklichaam met een zandkern en steenkaden als perskaden..

Terreinplan

In deze paragraaf wordt een schets gegeven van de inrichting van het depot. De verschillende onderdelen van het terreinplan zijn: de aanlandingplaats, de waterzuiveringsinstallatie, de overlaat in het depot, de lozing op het Hollandsen Diep en de verblijfsruimten en

energievoorziening. In figuur 7 wordt de ligging van genoemde onderdelen schematisch in de ontwerptekening van het depot aangegeven.

Willemstad ^ ^ \ K

Figuur 7 Terreinplan baggerspeciedepot Hollandsen Diep

Aanvraag baggerdepot Hollandsch Diep 10

(14)

De aanlandingsplaats zal bestaan uit een kade of steiger aan de noordzijde van het depot met een lengte van circa 300 meter (zie figuur 7). Deze is bereikbaar voor vaartuigen en hindert de beroepsscheepvaart niet. De aanlegplaats zal voorzien worden van een bakkenzuiginstallatie om de specie uit transportbakken of beunschepen op te nemen. Tevens komt er een verticale en horizontale aansluitmogelijkheid voor sleephopperzuigers. Met een pompstation en via een leidingstelsel zal de specie in het depot worden gepompt. Indien transportwater nodig is voor het opnemen of verpersen van de specie zal hiervoor het water uit het depot gebruikt worden. De dimensionering van de pompcapaciteit als mede van het leidingstelsel zullen worden vastgesteld bij het opstellen van het bestek.

De aanlandingsplaats zal van een hekwerk voorzien worden waarmee onbevoegden van de stortplaats en de voorzieningen geweerd worden.

Verb lijfsruimte

Tijdens de exploitatie zal slechts een tijdelijke verblijfsruimte op het depot aanwezig zijn. Deze verblijfsruimte zal bij de aanlandingsplaats gesitueerd zijn.

Overstort en effluentlozing

De variabel instelbare overstort van retourwater uit het depot is gesitueerd in de zuidoosthoek van de eerste fase en de zuidwesthoek van de tweede fase (zie figuur 7). Op deze plaatsen is de opwerveling klein vanwege de beschutting tegen de wind (de overwegende windrichting is zuidwest).

Zuiveringsinstallatie

De zuiveringsinstallatie wordt hoogwater vrij opgesteld NAP + 3,25 m (Maatgevend

Hoogwater) aan de noordzijde van de ringdijk op het gedeelte tussen de Ie en 2e fase van het depot. De nabezinking, een langgerekt bezinkbassin, wordt aangelegd in of aan de oostelijke dijk van de Ie fase, deze vormt later de tussendijk van de Ie en 2e fase van het depot.

Het lozingswerk is gesitueerd in de oeverzone van de noordelijke ringdijk ter hoogte van de tussendam Ie en 2e fase.

Energie

Het energieverbruik van de inrichting zal beperkt blijven tot het in bedrijf hebben van een aantal pompen van de walontvangstinstallatie voor in het depot brengen van baggerspecie. Deze

pompen kunnen eventueel ook gebruikt worden om het depotwater naar de waterzuivering of naar het Hollandsch Diep te pompen. De waterzuiveringsinstallatie, die in een later stadium aangelegd, wordt zal ook energie vragen. Hoeveel is nog onbekend.

De benodigde energie voor de pompen en de waterzuiveringsinstallatie zullen voor het bestek zover uitgewerkt worden dat het vermogen van de installatie en de eventueel brandstofbehoefte bekend zullen zijn.

Aanvraag baggerdepot Hollandsch Diep 11

(15)

2. Aanleg en beheer

De werkzaamheden zijn op te splitsen naar de aanleg, de exploitatie en de nazorg.

2.1. Aanleg

Het depot wordt aangelegd door een ontgraving in de waterbodem van het Hollandsch Diep. De waterbodem ter plaatse van het depot is verontreinigd. Voorafgaand aan de aanleg van het eerste compartiment wordt eerst een sanering van de waterbodem uitgevoerd. Hierbij wordt naar verwachting 1,1 min. m3 verontreinigde materiaal ontgraven (zie figuur 8 en bijlage 3). Voor de aanleg van het tweede compartiment wordt verwacht dat nog eens 1,6 miljoen m3

verontreinigd waterbodemmateriaal zal moeten worden verwijderd.

De voorkeur gaat uit naar de stort van de het verwijderd materiaal in depot Cromstrijen. De specie waarvoor dit niet mogelijk is, wordt gestort in een depot dat daarvoor ingericht is, bijvoorbeeld de Papegaaiebek of Slufter. Het materiaal uit de 2e fase zal inde eerste fase of in depot Cromstrijen gestort worden.

Voorafgaand aan de sanering zal een saneringsonderzoek plaatsvinden. Op basis van deze gegevens kan getoetst worden of stort van de saneringsspecie in depot Cromstrijen conform de vergunningsvoorwaarden toelaatbaar is. De sanering zal uitgevoerd worden onder voorwaarden zoals die opgesteld worden in het saneringsonderzoek. Dit onderzoek zal in 1994 uitgevoerd worden en in 1995 afgerond worden.

Bij het uitdiepen van het depot komt zanderig materiaal en klei vrij (zie figuur 9 en bijlage 2 boorprofielen locatie west). Het vrijkomende zand wordt in eerste instantie aangewend voor het oprichten van kaden en vooroevers. Bij de ontgravingswerkzaamheden kan de troebelheid van het oppervlaktewater toenemen. Bij de uitvoering zullen, tijdens ongunstige

weersomstandigheden of sterke waterstroming bij hoge rivierafvoeren, maatregelen ter vermindering of voorkoming van deze vertroebeling genomen worden.

Comgai*, J

i^,i#fWMNh' hii'i'i'i'i'i'iv.'i' vit m y ' • *mv " i i "

i t t i t i i i i n n M t i t i n m i i n i i M M M ' t » i i i i M n I I H I H I H I H I H H H H I I I I H I H

i r,i, |i|i|i|i|W i[iii|i|i|i|tii i|iti|i|i|i|i|i|i|i|i|i|i|i|i|i|i i)i|i i|i|Wi |i| ii|i|iti til 11| ti|i,i| i |i ii WiiiiJ i|i|i|i|i|i| |i i|i i|t|i|t1i|T|i1[|t)t1i1i|i|i|i|i|i1

HtttWWWWWW*WWW*WMW»»ttWWWWttmt»tWWIIIIM'imWtf^

i M i i i i i i i i i i i i i i i i i i i i i i i i i i i i i i i n n i n i i i i i i i i i m n M i w t w w M n w M i ' n i i i n w w u w w w w w »

IMtlMltlllHIHèlMIIIIHIIHtlllllllUIIIIIIIIIUIIIHMW*HIMHIMMMIIIIIII|btèilHIIIIIIIIII

iiiii*miiiinMMi******MimiiiiHUHii

1,1 5,6

1,7 3,3

5,0 11,7

«*

1,6 11,3

2,1 8,2

10,3 23,2

3,8 11,5

2,7 16,9

15,3 34,9

Figuur 8 Overzicht grondverzet depot Hollandsch Diep in miljoenen m3

Aanvraag baggerdepot Hollandsch Diep 12

(16)

HOLLAW33.SCH ID IH:"P CA 2.ÓOO m

:U\-D &e.vo-r W E S T *

CROMSTR.IJEN/ ' W O C R O

1 » / • = -

.5CH EIB&N3D e ^ B » , A (^

FO^N/ATIE- VAN/ K E D I C M E M / V E q E U E N

2. W A T E R . V O & R & N D

"PAKKET-

T:

N A P _ ^ o m • : • '

ts/AP-i^orw o u ^ o c N/

Figuur 9 Opbouw bodem op west

Het vrijkomend zand wordt zoveel mogelijk gebruikt voor de opbouw van de kaden. Het restant wordt op de markt aangeboden of voor andere infrastructurele werken gebruikt (voor de twee compartimenten samen geschat op 15 miljoen m3). Afhankelijk van de vraag naar zand op het moment van aanleg van het depot kan opslag in tussentijdse zanddepots noodzakelijk zijn.

Het overige schone (klasse l-)materiaal (circa 16,9 miljoen m3), aangevuld met zand, wordt aangewend voor natuurontwikkelingsprojecten in het Haringvliet/Hollandsen Diepgebied. Ook kan met dit materiaal gemend met zand aan de westzijde van het depot een ondiepe oeverzone aangelegd worden. Voor de afzet of tijdelijke opslag van de vrijkomende gronden zullen de benodigde vergunningen aangevraagd worden.

Tijdelijk effect tijdens de aanleg en exploitatie

Tijdens de aanleg en tijdens het vullen van het depot wordt ook huishoudelijk afvalwater geloosd van (tijdelijke) verblijfsruimte op de locatie (geschat: maximaal 25 mensen tijdens de

aanlegfase). Deze afvalwaterlozing bedraagt maximaal enkele i.e.'s en wordt geloosd op het depot, indien nodig en mogelijk via een septictank.

Tijdens de exploitatieperiode zal geen vaste verb lijfsruimte op het depot aanwezig zijn. De lozing van afvalwater mag daarom in deze periode verwaarloosbaar worden geacht.

Materialen

Voor de kern van de ringdijk wordt zand gebruikt dat bij de ontgraving van het depot vrijkomt (zie figuur 6).

Aanvraag baggerdepot Hollandsen Diep 13

(17)

In de zuidrand van het beheersgebied van de benedenrivieren staan niet voor alle soorten bouwmaterialen toepassingsmogelijkheden open in oppervlaktewater vanwege de toegekende functies en waterkwaliteitsdoelstellingen. Tevens is het bouwstoffenbesluit richtinggevend voor de keuze van bouwmateriaal.

Na uitwerking van het ontwerp tot bestek zal duidelijk worden welk bouwmateriaal toegepast gaat worden. Indien nodig, zullen vergunningen voor toepassing aangevraagd worden.

2.2. Exploitatie en beheer

De exploitatiefase omvat ongeveer een periode van 20 jaar.

Het daadwerkelijk exploitatietermijn is sterk afhankelijk van het tempo van de saneringen van de waterbodem. Dit tempo is weer afhankelijk van de budgetten die door de rijks- en provinciale overheid beschikbaar worden gesteld. Vooralsnog wordt gelet op de beleidsdoelstellingen verwacht dat het depot in 20 jaar gevuld zal zijn.

Aanvoer van baggerspecie

De sanering- en onderhoudsbaggerspecie zal grotendeels door middel van varend transport naar de aanlandingsplaats worden gebracht. De wijze van aanvoer is onder meer afhankelijk van de wijze waarop gebaggerd wordt. Aanvoer via een persleiding behoort ook tot de mogelijkheden.

In het saneringsonderzoek voor de zuidrand zal onderzocht worden op welke wijze de sanering daar gaat plaatsvinden. De specie aangevoerd in de bakken of beunschepen bevat weinig toegevoegd water (specie van hoge dichtheid), de specie in de zuiger of hoppers of via de pijpleiding aangevoerd bevat veel toegevoegd water.

Openingstijden

Het depot is 24 uur per dag open. Onder normale omstandigheden kan van ongeveer zonsopgang tot zonsondergang baggerspecie aangevoerd worden. Incidenteel is het mogelijk baggerspecie buiten genoemde tijden aan te voeren. Dit moet voortijdig bij de beheerder aangevraagd worden.

Acceptatieprocedure

Vanzelfsprekend word gewaarborgd dat alleen de baggerspecie in het depot gestort wordt waarvoor het depot is aangelegd. Het depot is bestemd voor met name klasse 3 en 4

baggerspecie (zie bijlage 7) dat, volgens uitgevoerd saneringsonderzoek, het beste gestort kan worden. Voor de ontvangstregistratie wordt een acceptatieprocedure opgesteld. Een concept van de uitgewerkte administratieve acceptatieprocedure is opgenomen als bijlage 4. Wanneer de technische installaties tot op detail bekend zijn (na aanleg) dan kan de acceptatieprocedure afgerond worden.

Vullen van het depot

De aangevoerd baggerspecie wordt met een persleiding van de aanlandingsplaats over de ringdijk in het depot gebracht.

Aanvraag baggerdepot Hollandsch Diep 14

(18)

Transportbakken of beunschepen worden met een bakkenzuiginstallatie geleegd. Hopperzuigers e.d. worden direct aangesloten op de persleiding. De aanlandingsfaciliteit zal voorzien worden van zowel een horizontale als een verticale aansluitmogelijkheid. Er wordt een retourleiding aangelegd voor het gebruik van depotwater als transportwater.

De specie wordt via een ringleiding op het dijklichaam met daaraan gekoppeld een drijvende leiding in het depot gebracht (zie figuur 7). De stort vindt plaats via een stortbuis met diffusor, die net boven het slibniveau bevindt (zie figuur 10). Met deze methode wordt opwerveling zo veel mogelijk voorkomen en wordt verhinderd dat gemakkelijk oplosbare stoffen (zoals

biociden, bijvoorbeeld gamma-HCH, en PAK's) in oplossing geraken. Door toepassing van een diffusor wordt de verdeling van het slib in het depot zo gelijkmatig mogelijke gehouden

(hellingen van 1:500 tot 1:2000).

Door regelmatige verplaatsing van de stortbuis met diffusor zal het depot gelijkmatig opgevuld worden tot 1 meter onder NAP. Aan het einde van de vulfase zal een waterlaag van ongeveer 1 meter boven de baggerspecie staan.

rc':,:^"""

1

^ f

,

';r"„[in

vaiiabdel

I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I

'TI i i T i 1 11 il i n 1,1 rr i nn inni^mt i r i , min mn

Figuur 10 Diffusor

Waterbeheer

Het waterpeil in het depot wordt ongeveer gelijk gehouden aan het peil op het HoUandsch Diep.

Ten behoeve van een optimaal gebruik van het depot als bezinking kan het peil in het depot tijdelijk afwijken van het peil in het HoUandsch Diep. Het surpluswater in het depot wordt geloosd op het HoUandsch Diep. Dit water heet retourwater.

Aanvraag baggerdepot HoUandsch Diep 15

(19)

De waterbalans bestaat uit de volgende componenten:

a. Aanvoer van baggerspecie

Jaarlijks wordt een bepaalde hoeveelheid baggerspecie aangevoerd. Gelet op de budgetten die beschikbaar zijn voor sanering (zie Programma waterbodemsanering 1993-2003) kan jaarlijks 1 tot 2 miljoen m3 waterbodem in de Rijkswateren van het herkomstgebied gesaneerd worden. Bij deze hoeveelheid moet de specie vanuit de regionale wateren opgeteld worden. Deze bedraagt naar verwachting maximaal 100.000 tot 200.000 m3 per jaar.

Afhankelijk van de wijze van sanering is deze specie met (transport)water gemengd. De in bakken aangevoerde specie heeft over het algemeen een dichtheid die weinig lager is dan de is- situ dichtheid. Het benodigde perswater voor transport uit de bakken wordt onttrokken aan het depot (recirculerend proceswater). Bij sleephopperzuigers hoeft vrijwel geen water toegevoegd worden voor transport van de baggerspecie. Naar verwachting is 50-80 % van de aangevoerde specie afkomstig van zuigwerk.

b. Gebruik depotwater als transportwater

Voor 20-50 % van de aangevoerd specie wordt perswater aan het depot onttrokken. Over de totale exploitatieperiode is aangenomen dat 5,5 tot 12,5 m3 depotwater hiervoor gebruikt wordt.

c. Verdringingswater

De hoeveelheid verdringingswater is gelijk aan de hoeveelheid ingebracht specie (incl.

transportwater).

d. Neerslag en verdamping

De neerslag in Nederland bedraagt op jaarbasis 76,5 cm waterkolom, de verdamping op open water -hier relevant- is circa 70 cm waterkolom. De neerslag is regelmatig over het jaar verdeeld. De hoge verdamping vindt voornamelijk plaats in het zomerhalfjaar.

Bij een oppervlak van circa 240 ha waarop neerslag valt dat naar het depot afstroomt, bedraagt de netto neerslag 's winters circa 0,9 miljoen m3. De netto verdamping is zomers circa 0,75 miljoen m3. De netto neerslag in de twee compartimenten zal gedurende het vultermijn van omstreeks 20 jaar gemiddeld circa 2 miljoen m3 bedragen. Maximaal bedraagt de lozing per jaar een waterschijf van 0,30 m of 0,7 miljoen m3.

e. Kwel en wegzijging

Het waterpeil in het Hollandsch Diep is hoger dan in omliggende gronden. De

grondwaterstroming is van het Hollandsch Diep afgericht. Het depot is gesitueerd in ongeveer het midden van het Hollandsch Diep alwaar de waterscheiding ligt. De potentiaalverschillen zijn daar zeer gering, dus is ook de wegzijging zeer gering. De weerstand voor infiltratie is in het depot zeer hoog. Dit wordt veroorzaakt door de geconsolideerde baggerspecie.

In het depot wordt een waterpeil in stand gehouden dat bij benadering vergelijkbaar is met het peil op het Hollandsch Diep. Omdat de waterstanden binnen en buiten de ringdijk gering zijn, is de wegzijging of kwel door het dijklichaam nihil.

Aanvraag baggerdepot Hollandsch Diep 16

(20)

tl« vutperiocle fmiijotai m}|

mos knaag perjaar f miljoen m1]

per jaar itxü]|oe» iïC}

*»ftvoijr ba^csrsputjip 43 tol 50

il|l|i|l|1|l|l|l|l|l|l|l|l|ll l)l|l|l|l|l|l|l|l|l|l|l|l|l|i|li'|1|H l'i'l'J|l|l|l l|i|l|i|l| i I W I W l '1W1 |l±ijiji|U iWiWl'l'|l|l|l|l|l|l| il

"5.5 H o t 2

5,5 tot 12,5 0,275 tot 0,625

0,7 -0,1

l « i | W W W H I H H H I i m i H I H H H I I I I I I I

VtiNAmt*Wi&'Dk9 50,5-64,5

UMUUttèfaUttUéUU

-0A

4,1 1,3 tot 2,5

Figuur 11 Af te voeren retourwater op het HoUandsch Diep in de vulperiode

Afvoer retourwater

De genoemde hoeveelheid retourwater, gemiddeld circa 2,5 en maximaal 4,2 min m3 per jaar, wordt via een regelbare overstortkonstruktie, eventueel aangevuld met pompcapaciteit, uit het depot afgevoerd en op het HoUandsch Diep geloosd. De toepaste afvoermethodiek is gericht op een zo laag mogelijk zwevend stofgehalte in het retourwater, aangezien het merendeel van de verontreinigde stoffen hieraan gebonden is.

Het afvoerpunt in het depot zal aan de zuidoostzijde van het eerste compartiment en de zuidwestzijde van het tweede compartiment aangelegd worden. Gezien de overheersende zuid- westelijke windrichting is naar verwachting in deel van het depot het zwevend stofgehalte laag.

De lozing op het HoUandsch Diep vindt plaats ter hoogte van de dam tussen het eerste en tweede compartiment, bij de aanlandingsplaats, aan de noordzijde van het depot.

De schommelingen in de aanvoer van baggerspecie kunnen in eenjaar aanzienlijk zijn. Deze fluctuaties worden veroorzaakt door de toegepaste baggermethodiek en de wisselvalligheid bij de voortgang van de waterbodemsanering. Dankzij de omvang van het depot kunnen de fluktuaties gebufferd worden zodat de afvoer van retourwater gelijkmatiger is. De

dimensionering van het te installeren pompvermogen om retourwater te lozen wordt afgestemd op het maximale retourwaterdebiet van 4,2 min m3 per jaar.

Kwaliteit van het retourwater

De verontreinigingsgraad van het depotwater wordt met name bepaald door de hoeveelheid zwevende stof in het water en de organische stoffractie. Het zwevende stof in het depotwater is afhankelijk van :

- de dikte van de waterschijf boven het slib;

- de invloed van de wind op het water in het depot;

- de eigenschappen van het slib.

Voor de reiniging van het retourwater is het van belang een aantal perioden tijdens de exploitatieperiode aan te geven.

Aanvraag baggerdepot HoUandsch Diep 17

(21)

periode 1

Periode waarin het depot gevuld wordt en de bovenstaande waterlaag dikker is dan 7 meter. In deze periode heeft de wind geen invloed op de bezinking van zwevende stof in het depot. Deze periode wordt gekenmerkt door lage gehaltes aan zwevende stof en de daaraan gebonden verontreiniging. Het depot fungeert in deze periode als een passieve waterzuivering: als een bezinkbassin. Volgens berekeningen bedraagt het zwevende stofgehalte in deze periode circa 10 mg/l. In deze eerste periode is dan ook geen aanvullende waterzuiveringsmaatregel noodzakelijk.

periode 2

Periode waarin de waterlaag boven de specie tussen de 2 en 7 meter dik is. De bezinking van de gesuspendeerde deeltjes wordt door het weer (wind en golven) soms verstoord. Hierdoor kan het zwevende stofgehalte in het depotwater toenemen tot 50 mg/l, ook in deze periode wordt het depot als passieve zuivering gebruikt. De lozing van retourwater vind afhankelijk van de

weersomstandigheden plaats om een zo laag mogelijk zwevende stofgehalte te realiseren. Bij rustige weersomstandigheden, dus bij lage zwevende stofgehalten, tussen 30 en 50 mg/l, kan er geloosd worden. Bij ongustige -winderige - weersomstandigheden zal er geen -ongezuiverd- depotwater geloosd worden. Eventueel kan voor extreme omstandigheden een nabezinking ingezet worden.

periode 3

Periode waarin de waterlaag minder dan 2 m dik is. In deze fase is er een sterke interactie tussen de specie en het water. Uit de specie komt verontreinigd consolidatiewater vrij. Door

opwerveling van het slib wordt het zwevende stofgehalte in de waterlaag verhoogd. Dit kan leiden tot zwevende stofgehalte van circa 200 mg/l. In deze periode - de laatste jaren van de exploitatiefase- is nabezinking noodzakelijk om een acceptabel zwevend stofgehalte van het te lozen retourwater te realiseren.

In de derde en laatste periode kan het ammoniumgehalte een probleem gaan vormen. Een nabezinkbassin is geen effectieve aanpak van dit probleem. Aanvullend aan het nabezinkbassin zal in de derde periode het retourwater met een hoog ammoniumgehalte met een

denitrificatietrap (bv. een biorotor) behandeld moeten worden.

In hoofdstuk 7 verspreiding van de projektnota/MER wordt de modelberekening voor de te verwachten kwaliteit van het retourwater gepresenteerd. Hier is enkel de tabel met de resultaten aan het einde van de vulfase en tijdens de nazorgfase weergegeven (figuur 12). De

rekenresultaten van de vulfase en tijdens de nazorgfase hebben betrekking op de "worst-case"- situatie in periode 3 van het vullen van het depot. In de periode 1 en 2 zijn de gehaltes aan verontreinigingen lager.

De berekeningen zijn uitgevoerd uitgaande van een zwevende stofgehalte van 20 mg/l en organische stofgehalte van 8,6 mgC/1. Het werkelijk optredende zwevende stofgehalte is afhankelijk van de turbulentie van depotwater, ofwel de suspensie en resuspensie van baggerspecie in het depotwater. Vanwege de adsorptie aan zware metalen of organische

Aanvraag baggerdepot Hollandsen Diep 18

(22)

microverontreiniging aan respectievelijk slibdeeltjes en organische stof staan de voorkomende gehaltes in relatie tot het zwevende stofgehalte en de organische stoffractie.

Hm'iiiMiiitiiiiiiiitHiuMiiiiiiii'initiinmw

Vttfr*

#mi<wlïik UIII'lllllll'lMWWHl'lMIIIHIl'lllllllllllllll

uhmmi

Atfft

20.000 20.000

i|T|l|ï|i|ii1l|i|[|l|liMiWl¥l¥l¥#l¥t'i'|li'iHWlWiWiWlWiWlMlVi^

Caêmkan' 0,67 20,6 0,36 0,10

nillHIIIHIHIHItlllll'liWH'tH'im

55,8 1474 30

iWWlWl'l'iWlWl'lW IWI'I'IWIWI'WI'I'I' WiWl'lWlW

mg/kg zwev.stof

iiiiiiiiininiiininniw*w*»w»«iiniiiiiiiiiiii

2,56 2,7 1,45

WiWi'liWi'i'i'lWlWl'l'l'lWi'lWi'i'lWi'i

1,5

0,88 1,0 0,30 0,8

)HJHIHHUm>HIMnnM'MHHIIIHhHMHHIHIIIM

'i'i'i'l¥i'i¥l|i|il]¥MW|i|)1i|i'i|),#Wi'i')'inill'i'i'|ii'i'i'i''i'l'i'i'i'i¥lp

0,63 1,4 1,0

*CS*:» 0,034 0,15 0,018 0,007

POM5I 0,019 0,14 0,006 0,018

11 wiwii|i|i|i|i|i i|i|i|i|i|i|i|i|i|i i|i|ii'i'i'i' 'I'IWI i' 'i ui i WI'I' "•' "i'u.;

«4ftH 0,13 0,01 0,002

%M>m 0,01 0,04 0,002

De totaalgehalten zijn gebaseerd op een zwevend stofgehalte van 20 mg/l, een organisch stofgehalte van 8,6 mg/l en DOC van 30 mg/l.

Figuur 12 Kritische concentraties in retourwater bij gegeven zwevend stofgehalte

De zuivering van retourwater

Bij de zuivering van retourwater is de verwijdering van het zwevende stof erg belangrijk daar de meeste zware metalen en organische microverontreinigingen zich daaraan hechten. Daarnaast si de verwijdering van stikstofverbindingen van belang vanwege de verwachte hoge

ammoniumconcentraties aan het einde van de vulfase.

Zoals geschetst is heeft in de eerste periode de wind geen invloed op de zwevende stofgehalte in het depot. Het depot fungeert dan optimaal als een -passieve- zuiveringsinstallatie, als een

bezinkbassin. In de eerste periode is dan ook geen aanvullende waterzuiveringsmaatregel noodzakelijk.

In de tweede periode kan een goede waterkwaliteit verkregen worden door gebruik te maken van de bezinking in het depot. Dit betekent wel dat tijdens ongunstige weersomstandigheden (veel wind) er geen retourwater geloosd kan worden. Eventueel kan voor extreme omstandigheden van een nabezinkbassin gebruikt gemaakt worden.

Aanvraag baggerdepot Hollandsch Diep 19

(23)

In de derde en laatste periode is waarschijnlijk een stikstofverwijderingstrap nodig. De behandeling van het retourwater met een biorotor lijkt thans geen goede optie. Omdat het organisch stofgehalte in retourwater erg laag is, zullen de bacteriën in de biorotor met organisch afvalwater of suikerwater bijgevoegd moeten worden. De keuze van de werkelijk te realiseren zal enkele jaren na aanleg van de Ie fase van het depot gemaakt moeten worden. De te kiezen zuiveringstechniek zal gebaseerd zijn op de dan beschikbare technieken. De dimensionering van de afvalwaterzuiveringsinstallatie wordt tegen die tijd gebaseerd op de actuele gegevens over het volume en dynamiek van de afvoer van retourwater.

In figuur 13 staat voor de. verschillende stofgroepen aangegeven wat het zuiveringsrendement van een nabezinkbassin (periode 2) en van een nabezinkbassin met biorotor (periode 3) is.

2üjVeritagsin«lk>ilt!

Tkaaüfciag irntepot tmt

stof

95-98

95-98

ntótateti 60-75

60-75

I>AK 40-80

40-80

K'B

55-95

55-95

mmaï

0

>90

Figuur 13 Zuiveringsrendement nabezinkbassin en nabezinkbassin met biorotor

De kosten van de toe te passen technieken bedragen: investeringskosten nabezinkbassin circa 1 miljoen gulden. De kosten per m3 retourwater varieert van fl. 0,02 tot 0,10. De kosten van de toepassing van een biorotor varieert van fl. 0,07 tot fl. 0,21 per m3

Bij de kostenberekening zijn de kosten voor aan- en afvoerleiding en energievoorziening niet meegenomen. De werkelijke kosten voor de zuivering liggen dus hoger dan vermeld.

2.3 Nazorg Afdeklaag

Het depot wordt na de exploitatiefase met een schone specie (bijvoorbeeld klasse 1 of 2) afgedekt. Voorwaarde is dat de gestorte specie voldoende geconsolideerd is om de afdeklaag te dragen. Volgens berekeningen (zie deelrapport 8 Fysische processen in het depot) kan enkele jaren na de laatste storting een afdeklaag aangebracht worden. Deze afdeklaag moet minimaal

0,5 m dik worden.

Afvoer retourwater in de nazorgfase

De consolidatie gaat in de nazorgfase in voortdurend afnemende mate door. Jaarlijks moet circa 150 duizend m3 neerslagoverschot worden geloosd. Na het aanbrengen van de afdeklaag is het bovenstaande depotwater licht verontreinigd. Het neerslagoverschot wordt enkel vermengd met

Aanvraag baggerdepot Hollandsen Diep 20

(24)

het diffuus verspreide poriënwater. Naar verwachting kan het retourwater van de nazorgfase zonder zuiveringstechnische voorzieningen worden geloosd.

Afwerking

Een baggerspeciedepot kan na de exploitatiefase op diverse manieren afgewerkt worden. Aan het depot kunnen verschillende bestemmingen gegeven worden. Een afwerking van het depot is pas mogelijk nadat de baggerspecie voldoende geconsolideerd is. Dit zal grofweg twintig jaar na de exploitatiefase (zie deelrapport Fysische processen in het depot) het geval zijn. Dit betekent dat een tijdstip van circa 40 jaar na nu een beslissing genomen moet worden op welke wijze het depot afgewerkt wordt. De beslissing tot afwerking zal ter zijner tijd moeten worden genomen op basis van dan relevante wegingsfactoren.

In het kort wordt hier aangeven welke opties er zijn. Een atol kan na de exploitatiefase in drie richtingen verder gebruikt worden. Ten eerste kan het een atol blijven en een bepaalde functie krijgen; bijvoorbeeld recreatiefunctie. Het specieniveau in het depot zal verder zakken en met de afdeklaag wordt de verspreiding naar het binnenwater sterk teruggebracht. Het binnenmeer wordt voornamelijk gevuld met regenwater.

Ten tweede kan het atol verder opgevuld worden met baggerspecie, of eventueel ander materiaal. Indien voor deze optie gekozen wordt zullen t.z.t. de benodigde vergunningen aangevraagd moeten worden.

Ten derde is het depot -na voldoende consolidatie- onder water af te werken. Dit is thans de meest wenselijke optie. Nadat het speciedepot binnen de ringdijk na een periode van 10 tot 20 jaar na de exploitatiefase door consolidatie tot onder het niveau van de omringende waterbodem

is gezakt, kan het depot onder water worden afgewerkt. Met het materiaal van de ringdijk, aangevuld met ander schoon materiaal, kan de baggerspecie in het depot onderwater afgedekt worden.

De milieu-effecten bij de opties 1 en 3 zijn vrijwel gelijk. Alleen diffusie zal nog verspreiding van verontreiniging veroorzaken. De aan te brengen afdeklaag of afwerklaag zal een diffusie- remmend effect hebben.

2.4 Terugneemb aarheid

Het weer op kunnen nemen van baggerspecie is van belang indien in de toekomst besloten zou worden de baggerspecie te reinigen. Bij het depot is de baggerspecie terugneembaar. Bij aanwezigheid van de ringdijk kan het weer opbaggeren van de specie gecontroleerd gebeuren waarbij de verspreiding naar het oppervlaktewater wordt voorkomen.

Aanvraag baggerdepot Hollandsen Diep 21

(25)

3. Milieu-effecten

De aanleg en exploitatie van een omvangrijk depot heeft effecten tot gevolg o.a. op het gebied van lucht, water, geluid, bodem en gebruik, landschap en ecologie. In de hoofdstukken 6 tot en met 9 van de projektnota/MER worden deze effecten voor verschillende alternatieven uitgebreid beschreven. In de volgende paragrafen worden in het kort de effecten van het depot aangestipt.

3.1 Grondwater

De verspreiding van verontreiniging naar het grondwater is voor enkele stoffen berekend (zie § 7.3, projektnota/MER). Deze berekeningen zijn uitgevoerd voor een depot dat 30 0 meter meer naar het westen lag. De verplaatsing van het depot heeft geen gevolgen voor de hoeveelheid verontreiniging dat uit het depot zal verspreiden. De verschuiving van het depot is loodrecht op de grondwaterstroming (zie bijlage 5) en de verschuiving is ongeveer van gelijke omvang met de rastergrootte van het grondwatermodel (200 m). De berekende verspreiding van verontreiniging zal bij het verschoven depot gelijk zijn.

Uitgeloogd in 1Ö.QQÖj.

Waterbodem HoEandschDiep

Depot Hollandsch Diep

BeïiZö(A}pyreen kg

7380 9-23

%

88

0.15

Fluorantheen kg

19131 27-59

%

88

0.2

K S - 2 * kg 447

0.3-0.7

%

34

0.025

e-HCH kg 99

1.5-2.3

%

99

1.1

Figuur 14 De hoeveelheid verontreiniging dat verspreidt uit de huidige waterbodem van het Hollandsen Diep en uit het depot in 10.000 jaar met percentage van het totaal.

In figuur 14 worden de resultaten weergegeven van de berekening van de hoeveelheid

verontreiniging dat in 10.000 jaar uit de huidige waterbodem en uit het depot verdwijnt. Tevens is aangegeven welk percentage verspreid wordt ten opzichte van de totale hoeveelheid in het depot of op de waterbodem van het Hollandsch Diep.

In figuur 7.7 blz. 122 van de projektnota/MER wordt zichtbaar gemaakt op welke wijze de verontreiniging vanuit het depot zich verspreidt in een periode van 10.000 jaar van de lokatie west naar de noordelijk gelegen polders.

Aanvraag baggerdepot Hollandsch Diep 22

(26)

3.2 Oppervlaktewater

De verspreiding van verontreiniging naar het oppervlaktewater is voor enkele stoffen berekend (zie § 7.4 van de projektnota/MER).

In figuur 15 worden in het kort de resultaten van de berekening van de vracht in het retourwater uit het depot naar het HoUandsch Diep weergeven. Tevens is de vracht aan verontreiniging weergegeven van de Rijn door het HoUandsch Diep in 1985 en toekomstige situaties uitgaande van het Rijnaktieprogramma (RAP) en aanvullende Rijnaktieprogrmma (RAP+).

- ~ ~ " . . . — w «fu—mm-mmmm, i 'FM! I11111IIIII II '^^TWWWWWIWIBIBF^^

. T r m m - d vraSttulthet^aL^fifctviah^I&ipiepin kff/Jaar*." ' f

, * , ,*„ '7- ? x '. $;.JL~~~.

" ' * ;,«^4«' . berekend met 23

% ^ > . H f t ^ ' f v ^ e r j a a r J p £ f 9 9 8 5 J^MgRAP CJ995) * f RAP-*-<2005) cadmium ^ 2 ï P 5 2 4 6 7 6 2 5 7 2 6 3°

^^tSlS5 ! "Ö".M%"" P Ö.Ö8 %

!

- 0,3%

r* « « s * ^*&rcï£-! i -:- '•

• 7tok.^£$S™»£^-^;,h "Ï67',4 1 992947 " ; 52085Ö 142130

* T t ^ j V d ^ a l E t e 1 i

S? . , - 0 « « K « ! °'0 2 % I °.°3% r °<1%

fluorantheen'^f;" 77 ; ÏÏÏÖ ;' 652 Ï3Ö"

^ ^ ^ ^ B S Ê ? j 0/7% ; ï,2% | 5,9%""

*^»» T T 1*"^£^«3iferi i» Au!» .."?* ' - '•

'*be1fizo(a)pyreen. ^ V 1 2,7 660 187 37

'M# feé** v^JBjfuaKUa». ; ; •

>.-H..rvi 4,Jfor, " i 0,4% 1,4% 7,3%

-fL ^ t * ^ » « . >W<| <| |, l| II lilt — H « *«»*•» « * * — F

benzo(b)fluörantheën* 1,9 330 -

* ^ W K&f^ •&•$• » ' - • , .j W,l, ) ,l, w « , . . , , . i ' t ' • — * —

*«%' *• ~~ t *$g? *««**»• M ' • ' 0 6 % -

v w •* Ï * **£ Ji ; r :

»ï»«t l^tf^S. : '. \ i P^ * ,2 8 <st3fó?*5? 0,10 i 37 -

* M*~ » t^TFirrT; \ 03'% :

t^w*-.^4w;£^z Ï :

PCB-153 "«•*£*&',.. 0,06 4,3 6,5 1,3

*"7«*""**tt v-th^iTT*; ! }",4"% a9% 4,6%""

ïHCH "rj^^l 039 ; Ï98Ö 269 54 -•""ZZZr i 'örÖ2 % Ö,Ï4 % 0 , 7 2 %

*• %** :

rr*t* *-< nm*»**»*^y **** ' . . . I . . . •-•

2,4-DDT * * V - . ^ 0,02 7,9 - -

^ »*••*«V•**fc,(•»,ïT",*'^^* *""* . • " • - • • - • • . V . . . . . .

Figuur 15 Vracht aan verontreiniging via retourwater naar het HoUandsch Diep en de vracht afkomstig van de Rijn door het HoUandsch Diep voor de huidige toestand en vervolgens RAP en RAP+-scenario. Met berekening in relatieve bijdrage van de vrachten.

Aanvraag baggerdepot HoUandsch Diep 23

(27)

Naast de verspreiding via kan bij mors ook verontreiniging in het oppervlaktewater terecht komen. Bij de aanlandingsplaats kan bij het koppelen ontkoppelen van schepen, bij breuk van de leidingen of bij overslag, verontreinigde baggerspecie in het Hollandsch Diep gemorst worden.

Deze mors zal gering zijn. Bij het Slufterdepot, het aansluitpunt in de Mississippihaven, is er amper sprake van mors. Aangesloten zuigers pompen, nadat ze leeg zijn, enige tijd water rond voordat ontkoppeld wordt. Voor de handelswijze bij het aanlandingspunt worden regels in de acceptatieprocedure opgesteld.

Een breuk van een leiding is moeilijk te voorzien en moet daarom als een calamiteit gezien worden. Met behulp van een slibscherm kan de omvang van de calamiteit beperkt worden.

3.3 Lucht

Er zal niet of nauwelijks sprake zijn van luchtverontreiniging of stank. Gedurende de

exploitatiefase en nazorgfase zal het slib altijd van de buitenlucht zijn afgesloten door een laag water. Op deze wijze wordt luchtverontreiniging en geurhinder voorkomen.

3.4 Geluid

Voor de geluidsbelasting van het baggerspeciedepot kan een duidelijk onderscheid gemaakt worden in de geluidsbelasting tijdens de aanleg van het depot en tijdens de exploitatie.

Geluid tijdens de aanleg

In het kader van de m.e.r.-studie voor een grootschalig depot in het Ketelmeer, is de

geluidsbelasting van de aanleg berekend. In het gebruikte akoestisch model is uitgegaan van een geluidsproductie door zuigers tijdens het baggeren van het depot en door grondverzetmachines bij de aanleg van kaden. De werkzaamheden worden in continudienst uitgevoerd gedurende 84 uur per week. De berekeningen zijn alleen voor de nachtperioden uitgevoerd omdat hierin de grootste verstoring wordt ondervonden. In het akoestisch model zijn de volgende geluidsbronnen ingevoerd (figuur 16).

I I I I I l l l l l I I I I H I H H H I P T W T W T f T W i y W T W T W T W W W T T T r W T W t iMillwtTTtTwTTrTTTWWfTTTWWI'WT

1,11)l,nli,l|I |l|l| i i ui l|i'l|l||l|ui 'i|l|l|illijij|l|l|l|l|l|l|'Il|l|l|l|il'i|l|l | l . l ï 1| HW|l|l|l|l|l|l|l|l|l|l|l

Wteöiger

W i W r t * V,!| |w #-* #i^ ¥ W ¥ ! ¥ ^

ïkiildassaï»

IHMIH|HlltllllHHHIMIIHiWtHmi»lltmilHMIIII*WHII>*W»W*WWWWW

Hyé;««tii$cb.0ttt*MJ,

'I il ii iHi|i]i 'i'iHll'l'i' 'i'l'i 'I'I i'i'll'li|illll'l'l'l'i'l'i'i'i'i'l'l'i'i'l'i'il|'i'i^i'i'iH'l'l'|li'll|'i'l,l'i'i'H|l)l|l|l)l|l|tii|'i

w ^ ^ ^ ^ w U é W U U W U W M U W

114 114 2*107

103 107

Figuur 16 Bronvermogens van apparatuur tijdens aanleg

Aanvraag baggerdepot Hollandsch Diep 24

(28)

De berekende contouren (figuur 17) betreffen geen daadwerkelijke geluidscontouren ten gevolge van de aanlegaktiviteit, doch een verbindingslijn tussen punten met een gelijke, maximaal

optredende, geluidsbelasting.

Figuur 17 Uiterste ligging 40 dB(A) geluidscontourlijn tijdens aanleg van het depot

Uit de akoestische berekeningen volgt dat, uitgaande van een vrije veldsituatie, de 40 dB(a) contour op 1 km vanaf de rand van het depot loopt en wordt naar verwachting voor een deel, geweerd door de dijken van de polders en de stadswallen van Willemstad (zie figuur 17). Een belasting van 40 db(A) is te vergelijken met koelkast op 1 m afstand.

Geluid tijdens de exploitatie

In het kader van het MEO baggerstortingen Cromstrijen is een akoestisch onderzoek verricht naar de optredende geluidsbelasting ter plaatse van de nabij de stortplaats gelegen gorzen als gevolg van stortaktiviteiten in depot Cromstrijen. Depot Cromstrijen ligt tegen het te realiseren depot HoUandsch Diep aan. De geluidsmetingen zijn dus vergelijkbaar voor de geluidsbelasting van de scheepsbewegingen als gevolg van de aanvoer van de baggerspecie naar de

aanlandingsplaats aan de noordzijde van het depot.

Aanvraag baggerdepot HoUandsch Diep 25

(29)

Doel van het geluidsonderzoek was het vaststellen van de optredende hinder ter plaatse van de gorzen t.g.v. omgevingsvreemde geluiden. Ter simulatie van de startactiviteiten zijn metingen verricht tijdens de vaart en stort met de IJsseldelta, een 75 m lange sleephopperzuiger. Voor de bepaling van het bronnivo van de sleephopperzuiger zijn er 21 jan. 1988 tussen 14.00 en 15.30 uur geluidsmetingen verricht. Tevens zijn er metingen gedaan aan een passerend schip en zijn er om ca. 16.00 uur achtergrondnivometingen gedaan nabij het betreffende gorzengebied.

Tijdens de metingen waren de gemiddelde meteo-condities als volgt:

- windrichting zuid-west - windsnelheid 4-6 m/s

- bewolking 7/8 - temperatuur 6 °C

De resultaten van metingen van de achtergrondsgeluidsniveau ter plaatse van de Slobbegorzen zijn weergegeven in figuur 18.

llllimwm'IUWlflIlinMMIHIIIHIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIMIIIII

43,9 dB(A)

&L

i'l WWtWmmHtMNHHmMm I'IWIWIWI IWI 11' 'i'' 'i iWlWiWiWi' 42,7 dB(A)

l i l iT ff111

ummw\\\iiUi\i\mmM*m4èmm***#u+HiimumHmm* 45,3 dB(A) 45,1 dB(A)

Figuur 18 Statistische verdeling van het geluidsniveau ter plaatse van de gorzen (nabij Oosterse Slobbegorzen en de Schuringse Sluis) [Bron: MEO Cromstrijen]

In figuur 19 wordt een overzicht gegeven van de uit de metingen bepaalde bronvermogens.

Middels indicatieve aanvullende metingen is tevens getracht de richtingsafhankelijke

geluidemissie van de IJsseldelta vast te stellen, aangezien de bepalende geluidbron - de uitlaten- zich op het achterschip van de sleephopperzuiger bevinden.

Een verhoging van de geluidemissie tijdens het storten is niet waargenomen. Bij stort in het baggerspeciedepot in het Hollandsen Diep wordt een schip aangemeerd. Naar verwachting zal het storten, wanneer de motoren zijn stopgezet, de geluidemmissie lager zijn.

Het bronnivo van het passerend vrachtschip is vergeleken met ervaringsgegevens betreffende scheepvaartpassages op de Maas met een gemiddeld bronvermogen van 113 dB(A). Rekening houdend met de verschillende schepen welke er op het Hollandsen Diep t.o.v. de Maas zullen varen, mag hieruit blijken dat de gemeten passages als representatief aangemerkt kunnen worden.

Aanvraag baggerdepot Hollandsen Diep 26

(30)

Bron ÏJssetdgita lJ$&$ïfleltQ 2 fcaksduwbööt

Activiteit langzaam varend manoeuvrerend varend

Iwr-raveau [dB(A)J 106

120*

120

* zijnde het maximale bronnivo uitgestraald in achterwaartse richting: zijwaarts en voorwaarts is het bronnivo resp. 5 en 10 dB(A) lager.

Figuur 19 Bronnivo's afgeleid uit metingen [bron: MEO Cromstrijen]

Tijdens de metingen waren er geen startactiviteiten hoorbaar; te onderscheiden water- en windgeluiden en wegverkeersgeluid afkomstig van de Haringvlietbrug.

Berekeningen

De overdrachtberekeningen zijn uitgevoerd conform methode C8, zoals omschreven in de

"Handleiding meten en rekenen industrielawaai", ICG-publicatie IL-HR-13-01. Voor de berekeningen is gebruik gemaakt van het computerprogramma IL-C, gebaseerd op de

bovengenoemde methode C8. De berekeningen zijn uitgevoerd in de richting van de oever. De maatgevende akoestische situatie treedt op tijdens het manoeuvreren van de "IJsseldelta" waarbij het achterschip gericht is naar de oever.

Het scheepvaartverkeer over het HoUandsch Diep is gesimuleerd over een gemiddelde vaarroute, gelegen binnen de vaargeul. Via deze vaarroute passeerden in 1987 ca. 104.000 beroepsschepen.

In de overdrachtberekeningen is rekening gehouden met de volgende termen:

- geometrische uitbreiding;

- luchtdemping;

- bodemdemping cq. reflectie;

- meteocorrectie Cm.

De immissienivo's zijn bepaald op 1,5 m hoogte.

De berekende contouren betreffen geen daadwerkelijke geluidscontouren ten gevolge van het scheepvaart naar het depot dan wel het scheepvaartverkeer over het HoUandsch Diep, doch een verbindingslijn tussen punten met een gelijke, maximaal optredende, geluidsbelasting.

In verband met de scheepvaart naar de stort is de ligging van de 60, 55 en 50 dB(A)-contour bepaald ter plaatse van de oever (zie figuur 20). Ter vergelijking is op overeenkomstige wijze de ligging van de contouren van de maximaal optredende geluidsbelasting van een passerend schip in de vaarroute op het HoUandsch Diep bepaald. Het genoemde maximale geluidnivo moet echter niet worden verward met het Lmax-niveau (het maximale geluidnivo behorende bij een

Aanvraag baggerdepot HoUandsch Diep 27

(31)

onder normale bedrijfsomstandigheden equivalente geluidemissie). Het Lmax-niveau is het geluidnivo optredend bij een maximale geluidemissie, veroorzaakt door tijdelijk dan wel incidenteel voorkomende bedrijfsomstandigheden.

Figuur 20 Geluidscontouren scheepvaartbewegingen met de IJsseldelta bij Cromstrijen.

Tijdens de metingen heerste ter plaatse van de oeverzone een achtergrondgeluidnivo (L95) van ca. 43 dB(A).

Ten einde de hinder van z.g. omgevingsvreemde geluidbronnen te kunnen kwantificeren dient men rekening te houden met de maskering van het geluid t.g.v. deze bronnen. Het manoeuvreren van de IJsseldelta blijkt ter hoogte van de gorzen tussen de 50 en 55 dB(A) te liggen (zie figuur 20). Gesteld kan worden dat hier geen sprake is van maskering van het omgevingsvreemde geluid t.g.v. de IJsseldelta. Hierbij dient opgemerkt te worden dat deze geluidbelasting slechts enkele keren per dag zal optreden.

Uit de berekeningsresultaten blijkt verder dat het maximale geluidmvo t.g.v. de scheepvaartroute ter plaatse van de oeverzone om en nabij de 35 dB(A) ligt tot aan de Hoogezandse gorzen alwaar het geluidnivo toe neemt.

Aanvraag baggerdepot Hollandsch Diep 28

(32)

3.5 Landschap

Door de ringdijk en de omvang van het depot west-atol zal het depot een duidelijk zichtbaar element in het HoUandsch Diep vormen. De ringdijk met oeverzone zal op een

natuurvriendelijke wijze worden afgewerkt. Hierbij wordt moet ook rekening worden gehouden met voldoende bescherming tegen golfaanval, mogelijke constructie is een blokkenmat met doorgroei van riet. Aan de west-zijde van het depot zal een flauw talud of een tussenberm aangelegd worden om de golfoploop op te vangen. Deze voorzieningen kunnen goed gecombineerd met de natuurontwikkeling aldaar.

De openheid van het landschap wordt in de Nota Landschap kenmerkend genoemd voor het HoUandsch Diep-landschap. Deze openheid wordt aangetast bij aanleg van het depot. Mocht het depot na de exploitatiefase als onderwaterdepot worden afgewerkt dan zal de openheid weer hersteld worden.

In bijlage 6 wordt een vogelvluchttekening -een artist impression- gegeven van het depot. In de projektnota/MER wordt in de figuren 11.14 tot en met 11.23 (op bladzijde 201 t/m 205)

gezichtspunten gegeven kijkend vanaf Willemstad, Numansgors of de Haringvlietbrug. In deze figuren is de indruk gegeven van de aanwezigheid van het depot in de omgeving versus het beeld van de omgeving zonder depot, zoals dat door iemand vanaf de genoemende plek ervaren kan worden.

3.6 Gebruik

De hoofdscheepvaartroute in het HoUandsch Diep blijft na aanleg van het depot in stand. De huidige scheepvaartgeul wordt iets smaller. Na aanleg van het depot heeft de vaargeul een breedte van minimaal 290 meter (zie figuur 21). Deze breedte is ruim voldoende voor de toegekende vaarwegklasse 6 en de heersende scheepvaartintensiteit.

Aanvraag baggerdepot HoUandsch Diep 29

(33)

+ huidige plaats bakens

* nieuwe plaats bakens

- lijnen vaargeulbreedte van 290 m (klasse 6)

Figuur 21 Verandering scheepvaartroute als gevolg aanleg depot

Voor de recreatievaart betekent de aanwezigheid van het depot en verlies van circa 175 ha vaarwater. Dit is de omvang van het depot op de waterlijn minus het gedeelte waar niet gevaren kan worden vanwege te geringe diepgang. De vaart naar de jachtensluis van het

Volkeraksluizencomplex is zonder hinder van de beroepsvaart mogelijk langs de noordzijde van het depot. Aan de zuidzijde van het depot zijn meer conflicten met de beroepsvaart mogelijk ten opzichte van de huidige situatie. De vaarweg is daar echter meer dan voldoende breed.

Het depot is niet toegankelijk voor recreanten.

De aanleg van het depot betekent en verlies van circa 175 ha. visgronden. De visstand zal naar verwachting niet achteruit gaan. De sanering van de waterbodem in de zuidrand van het

noordelijk deltabekken, waarvoor het depot ondermeer wordt aangelegd, zal een verbetering van de kwaliteit van de vissen tot gevolg hebben.

Het depot heeft geen gevolgen voor oeverrecreatie, de hengelsport of voor woonkernen en industrie. Ten noorden van het depot ligt het natuurgebied de Oostersche Slobbegorzen, het depot heeft naar verwachting geen invloed op de daar aanwezige natuurwaarden.

Aanvraag baggerdepot Hollandsen Diep 30

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Dat in stap 1 inderdaad een hemiaminal gevormd was, kon aannemelijk worden gemaakt met behulp van

Stap 4 moest worden uitgevoerd omdat dan de volledige reactie kon plaatsvinden / deelreactie 2 met voldoende snelheid kon verlopen. Stap 5 moest worden uitgevoerd omdat daarmee

Verder blijken klonen van veld- en Hollandse iep of nauw verwante olmen op verschillende, soms veraf gelegen, locaties voor te komen.. Dit zijn duidelijke aanwijzingen

De Stadspartij is van deze brief geschrokken en vraagt zich af hoe de in deze brief geschetste ontwikkelingen zijn te rijmen met de aanbesteding van een (regio) tram.. Alhoewel

13 februari 2012, heeft de RUG laten weten dat deze brief bedoeld was voor het college van B&amp;W en niet voor de gemeenteraad... Alvorens de vragen te beantwoorden, het volgende:

a. Op deze donkere plekken valt wel licht, maar omdat de amplitude van verschillende golven tegengesteld is heffen de fotonen elkaar hier op. Het is voor een foton

Figure 5.6: Plot of the Sensor Node Idle State Supply Current as Measured by the Sensor Node and the Tektronix DMM4050 Precision Digital Multimeter for 10 Nodes Descriptive