• No results found

MIDDEL-JAVA

In document XXXIII: GEMENGD (pagina 171-200)

N°. 106.

O U D S T E N I N D E D O K P E N (1925).

Uit oen redo van den heer Meyer Ranneft iti den Volksraad 24 J u n i 1925 blz. 400.

Wat de kwestie van de oudsten betreft, heeft de heer Enge-lenberg- een uiteenzetting gegeven van wat z.i. onder „oudsten"

moet worden verstaan. Ik wil toegeven, als men onder oudsten verstaat enkele, op den voorgrond tredende, gezeten desalieden, dat zijn overal de oudsten l). Maar moeten wij die in den desaraad hebben? De Regent van Demak heeft echter juist opgemerkt, dat dan het gevaar bestaat, dat min of meer uit zich zelf juist lieden op den voorgrond komen, die wij niet moeten hebben. Ik meen dat hij wel eens gelijk zou kunnen hebben. Maar wie moeten wij dan wel hebben in de dessaraden ? Geeft de bestaande toe-stand eenig houvast? Eenig houvast geeft hij wel! Men sla er Prof. Van Vollenhoven maar eens op na, die zegt dat van ouds-her in Midden- en Oost-Java de afgetreden gogols een groep menschen vormden, die zijn toegerust met een bepaalde macht;

een parlementje — zegt hij uitdrukkelijk — vormen ze niet, maar een onpartijdig college, dat met zekere macht bekleed is.

Voor West-Java is de toestand echter heel anders als Prof.

Van Vollenhoven zegt. Voor Oost-Java is de toestand naar ik meen ook heel anders — dus op dat punt ben ik in strijd met hetgeen de heer Van Vollenhoven zegt — dan in Midden-Java.

In Midden-Java heb ik echter herhaaldelijk gezocht naar een instituut van oudsten, zooals Prof. Van Vollenhoven beschrijft en heb ik ook iets gevonden, dat er op lijkt. Ik heb — ergens in Grobogan — gevonden een groep onbaatzuchtige kerndorpe-rs, die een zekere macht hebben. In Cheribon vond ik nog iets anders, n.1. een merkwaardig college, dat zichzelf aanvult en dat

— ook niet onaardig — geheel leefde buiten het bestuur om. Ik zeg dus niet, dat er niets is, maar alleen, dat wij er weinig van weten. Juist bij het nagaan van wat er is, vindt men groote

ver-•) Lees: „dan zijn overal oudsten"? — Noot van de oommissie.

schillen van structuur in de dessa, waarover de Regeeringsge-machtigde van algemeene zaken liet terecht had, verschillen van structuur, die nauw samenhangen met het bezitsrecht op den grond en met het beschikkingsrecht van de dessa. Dit kan ik in het algemeen wel zeggen, dat daar, waar dat beschikkingsrecht niet is, in streken met iudividueel bezit — en het grootste deel van Java is in individueel bezit — die oude instituten waar-schijnlijk niet aanwezig zullen zijn. Zou men daar dan geen col-lectief gevoel hebben? Natuurlijk wel. Dat uit zich duidelijk. In Noord-Soerabaja bv. bestaan reeds tientallen jaren, buiten de dessa staande, dwars door de dessa heengaande vereenigingen, waarvan het merkwaardige is, zooals ik zeg, dat zij buiten de dessa staan.

SERIE C.

M I D D E L - J A V A .

N°. 107.

ADATVONNISSEN OVER GßONDENRECHT (1925)

I. Vonnis van 25 Maart 1925 van den landraad te Poervvodadi;

voorzitter mr. T. C. Lekkerkerker. (Bekrachtigd door den R. v. J.

van Semarang bij vonnis van 26 Juni 1925).

Soewardi, loerah van- en wonende in de dessa Tjandisari, eischer,

tegen

Martodikromo, wonende in de dessa Tjandisari voornoemd, gedaagde.

De Landraad . . . .

Ten aanzien der daadzaken :

Overwegende, dat eischer bij introductief rekest ddo. 11 December 1924 als feiten heeft gesteld :

„Hamba jaug hoendjoek tanda-nama dibawah ini, seorang bernama Soewardi, loerah dessa Tjandisari, onderdistrict dan district Poerwodadi, kaboepaten Grobogan, afdeeling Demak ; jang menoeroet poetoesan dessa tanggal 13 November 1924 dan soerat koewasa dari Padoeka Kangdjeng Toewan Assistent-Resident tanggal 28 November 1924, soedali dikoewasakan menggoegat sebidang tanah-tegal lebarnja 3 baoe 386 roe persegi, berbatas . . . . ; jang itoe tanah giliran kepada seorang bernama Martodi-kromo, tani bekas loerah dessa Tjandidoewet, tinggal beroemah di doekoeh Tjandi-doewet, dessa Tjandisari, terseboet.

Beberapakali Martodikromo soedah diperintah soepaja koemba-likan itoe tegai pada dessa, tetapi dija tida maoe.

Maka atas uamanja dessa, hamba menggoegat pada Martodi-kromo terseboet, moehoen soepaja pengadilan Landraad me nghoekoem mengoesir pada Martodikromo dari itoe tanah dan itoe tanah koembalikan, tanah tegai lebarnja 3 baoe 386 roe persegi, kepada dessa serta semoevva onkost perkara.

Overwegende . . . .

Ten aanzien van het recht.

Overwegende, dat de vordering van eischer strekt tot veroor

deéling van gedaagde, een nader in het inleidend verzoekschrift aangeduide, de dessa Tjandisari in communaal bezit toebehoorende tegalan te ontruimen en ter vrije beschikking van de dessa Tjan-disari te stellen ;

Overwegende, dat gedaagde de posita van eischer heeft ont-kend en daartegenover heeft gesteld dat de grond, waarover ge-schil, is tanah matok, waarmede hij, met gebruikmaking van een voor na te melden bezitsvorm niet geëigenden naam, blijkbaar heeft bedoeld den grond te hebben verkregen in erfelijk indivi-dueel bezit;

Overwegende, dat door de ter terechtzitting onder eede afge-legde verklaringen der getuigen Kertodongso, Tjodongso en Hadji Oemar, dewelke met elkander in overeenstemming en den Landraad betrouwbaar zjjn voorgekomen, en uit de den Landraad uit het procesverbaal van plaatselijk onderzoek bekend geworden gegevens, vast is komen te staan, dat de tegalan, waarover ge-schil, is ontstaan door aanslibbing uit de aangrenzende rivier;

Overwegende, dat de Landraad op grond van voormelde ge-tuigenverklaringen evenzeer bewezen acht :

dat de haag A-B, zooals deze in het procesverbaal van plaat-selijk onderzoek nader is aangegeven, door den voormaligen loerab, den vader van gedaagde, in overeenstemming met en in tegen-woordigheid van ingezetenen der toenmalige dessa Tjandidoewet juist aldaar is geplant ter afscheiding der woonerven van den

daaraan grenzenden aangeslibden grond;

dat daardoor uitdrukkelijk is bepaald dat de aangeslibde grond zoude zijn door de dessa communaal bezeten grond, dus niet zoude toebehooreu aan de bezitters der naburige erven ;

dat de nieuw-verworven grond den toenmaligen loerah, ge-daagde 's vader, in gebruik is afgestaan ter vergoeding van in-komsten, dewelke deze zoude derven door verzwakte pantjen-plichtigheid ;

Overwegende, dat juist uit deze laatste omstandigheid ten duidelijkste blijkt de aard van het door gedaagde's vader ver-kregen recht, zijnde dit recht gebonden aan de vervulling van het door dezen bekleede ambt ;

Overwegende mitsdien dat, waar gedaagde's vader erfelijk in-dividueel recht op den tegalan, waarover geschil, niet heeft ver-kregen, dit recht evenzoo niet kan zijn verkregen door diens zoon, thans gedaagde;

Overwegende, dat aan bovenomschreven conclusie niet afdoet dat gedaagde de rechten op de tegalan aan zijnen vader heeft ontleend en vele jaren onafgebroken in bet bezit van de tegalan is geweest, aangezien gedaagde zijnen vader als loerah is opge-volgd, als zoodanig in diens rechten getreden en eerst onlangs als zoodanig afgetreden is;

Overwegende, dat gedaagde zijnerzijds door zijne getuigen niet heeft kunnen bewijzen dat de tegalan waarover geschil zoude

33 11

MIDDEL-JAVA 162

zijn gevormd door samenvoeging van erven, zooals door hem gesteld ;

Overwegende mitsdien dat eischer's vordering is gegrond en behoort te worden toegewezen ;

Gelet

Rechtdoende:

Wijst den eisch toe;

Veroordeelt gedaagde om de ten rekeste aangeduide tegal groot 3 bouw 386 vierkante roe, te ontruimen met het zijne en al de zijnen en ter beschikking te stellen van de dessa Tjandisari; enz.

Uit de verklaring van één der in deze zaak gehoorde getuigen:

„Een tegal matok is een tegal, die steeds in het bezit is van één en den-zelfden persoon. E e n tegal giliran wordt eens om de vier j a r e n aan een ander persoon ter bebouwing afgestaan." ')

Uit het verhoor van een anderen getuige:

W e e t gij waarover partijen geschil voeren? „ J a ; . . . Op een dag, nu ongeveer 15 j a r e n geleden, zeide de toenmalige loerah Todikromo, de vader van ge-daagde, op eene bijeenkomst van ingezetenen van onze desa tot ons, dat de afkoopsom voor de pantjen ad f 1.25 zou worden verminderd tot f l . — doch dat hij in de plaats van de f 0.25 die hij minder zoude ontvangen, het recht zoude verkrijgen de tegalan in geschil te bebouwen. Daarmede stemden wij in. Van dien tijd af is de tegalan in handen van gedaagde's vader gekomen".

—• Wie bebouwde de tegalan voordien? „Die grond is ontstaan door aanslib-bing aan den kalikant aan erven aan de oever gelegen." — Behoort de door aanslibbing verkregen grond aan de bezitters der erven, die daardoor zijn vergroot? „Ja, zoolang de aanslibbing nog gering is, behoort de aangeslibde grond aan de bezitters der aangrenzende erven. Maar wanneer de opper-vlakte van de aangeslibde grond grooter wordt, behoort de grond te worden bestemd voor tegalan voor den kleinen man (tiang alit). Zoo heeft ook hier de vroegere loerah, gedaagde's vader, in een remboegan desa voorgesteld, en is besloten, d a t deze grond desagrond zoude zijn. De bezitters van de aangrenzende erven kregen er ook een gedeelte van, de rest, de grond waar-over thans geschil, werd desagrond gemaakt". — Dus werd toen den bezitters der aangrenzende erven een stuk, dat zij reeds bezaten, afgenomen? „Neen;

want de desa n a m slechts tot zich wat nog onbebouwd was. E e n gedeelte d a a r v a n werd toen aan ingezetenen, die nog geen erven bezaten toegewezen, en een ander gedeelte werd den loerah afgestaan als vergoeding voor de te derven pantjengelden." — E n hoe werd de nieuw verworven aangeslibde grond voortaan genoemd? „Tanah setren." 2) — E n welk recht oefenden de nieuwe verkrijgers daarop? „Die vraag begrijp ik niet." — Werd de aldus verkregen grond als t a n a h giliran of als t a n a h matok beschouwd? „Ze werd beschouwd als „tanah giliran.""

i) Verg. Adatrechtbundel X I V 67—69, X V I I I 41. — Noot van de commissie.

-) Verg. Adatrechtbudel X I I 34. — Noot van de commissie.

II. Vonnis van denzelfden landraad, voorzitter mr. T. C. Lek-kerker, (bekrachtigd door den R. v. J. van Semarang bij vonnis van 5 Juni 1925).

Sopawiro, loerah van en wonende in de desa Sidoredjo, eischer

tegen

Djojowijono, alias Radi, kamitoewa van en wonende in liet gehucht Mo-djolasan, desa Sidoredjo voormeld, gedaagde.

De Landraad . . .

Ten aanzien der daadzaken:

Overwegende, dat eischer bij introductie!' rekest ddo. 15 De-cember 1924 als feiten heeft gesteld:

Hamba Sopawiro loerah desa Sidoredjo, onderdistrict Toeko, district Wirosari, kabopaten Grobogan, afdeeling Demak, residentie Semarang.

Bahwa berhoeboeng poetoesan remboeg desa pada tanggal 26 Sep-tember 1924, hamba tetepken djadi koewasanja orang boemi desa Sidoredjo goena goegat perkara civiel kepada Djojowijono doekoeh Modjolasan desa Sidoredjo.

Moehoen pengadilan Landraad narik kombali boewat menetepken djadi hak desa lagi jaitoe sawah desa + lebar 4 b o u w . . . jang diakoe sawah jasan oleh Djojowijono, katrangan sebagimana terseboet dibawah ini:

Bermoela orang nama Djojowijono alias Radi, dongkol kami-toewa doekoeh Modjolasan desa Sidoredjo, kira-kira soedah 9 tahoen telah mengakoe sawah bengkok Pandam desa Sidoredjo lebar 2 bouw 351 roe sawah pekoelën giliran 1 077

Djoemblah . . . 3 „ 428 roe.

harga f 300; sehingga sekarang ini diakoe sawah heran (jasan) asal tinggalannja bapaknja nama Soetogolo desa Sidoredjo, jang telah meninggal doenia.

Jang betoel itoe sawah norowito bengkok Pandam dan pekoelen (gilir) jaitoe:

A. satoe sawah 2 bouw 351 roe mendjadi bengkok jang telah:

I. memakei orang nama Sowikronio alias Maridin, Petengan desa Sidoredjo, sehingga + 25 tahoen tapi itoe orang soedah meninggal doenia.

II. Posono, Kepetengan, pakei itoe sawah bengkok terseboet hingga 4 tahoen, sekarang soedah meninggal doenia.

III. Sowikromo alias Djomprong, djadi Kepetengan desa Sido-redjo, pakei itoe sawah bengkok hingga 2 taoen, sekarang soedah meninggal doenia.

IV. Kertodrono alias Tamijah, djadi Petengan desa Sidoredjo,

MIDDEL-JAVA 164

pakei itoc sawah bengkok hingga 2 taoen, sekarang soedah me-ninggal doenia.

V. Doelrakim alias Ngisah, djadi Kepetengau desa Sidoredjo, pakei bengkok itoe sawah sehingga 2 taoen, antaranja sampei sekarang soedah H- 21 taoen, sekarang masih idoep.

VI. üjodikromo alias Wasio, djadi Petengan desa Sidoredjo, pakei bengkok itoe sawah sehingga 1 taoen, soedah meningga doenia.

VII. Topawiro alias Menek, djadi Petengan desa Sidoredjo, pakei itoe bengkok sawah hingga 2 toen, sekarang masih idoep.

VIII. Troenowikromo alias Baroeng, djadi Petengan desa Si-doredjo, pakei itoe bengkok sawah sehingga 5 taoen, sekarang meninggal doenia.

IX. Projosentono, djadi Petengan desa Sidoredjo, pakei bengkok itoe sawah + 10 taoen, sekarang soedah meninggal doenia.

B. Adapoen sawah pekoelen giliran + lebar 1 bouw 77 roe jang soedah pakei (njanggemi) jaitoe orang nama:

!. Sodongso alias Bati soedah pakei 1 taoen.

2. Modjojo alias Kasio soedah pakei 1 taoen.

3. Soetodikromo alias Sanawi soedah pakei 1 taoen.

4. Moredjo alias Goendoe soedah pakei 1 taoen.

5. Hirodikromo alias Laman soedah pakei 2 taoen, sama tinggal beroemah di desa Sidoredjo dan masih sama idoep.

Maka kita moehoen dihadepau Landraad, bisanja sawah bengkok dan giliran (baratan) terseboet, akan hisa kombali mendjadi haknja desa.

Overwegende . . . .

Ten aanzien van het recht:

Overwegende, dat de vordering strekt tot veroordeeling van gedaagde tot ontruiming van de ten rekeste aangeduide en ter terechtzitting nader omschreven sawahs bengkok-petengan en pe-koelen ten behoeve van en aan de desa Sidoredjo;

Overwegende dat gedaagde de posita ven eischer heeft ontkend en in hoofdzaak heeft gesteld, dat de sawahs in geschil hem zouden toebehooren in individueel bezit;

.Overwegende, dat door de ter terechtzitting onder eede afge-legde verklaringen van eiseher's getuigen . . . . vast is komen te staan, dat de sawahs in geschil van ouds zijn geweest sawahs bengkok-petengan en sawahs pëkoelën, alzoo ter beschikking dei-desa staande gronden;

Overwegende, dat hieraan niet af doet — zooals zulks even-eens door het ter terechtzitting gehouden onderzoek is vast komen te staan —• dat bij de klassseering der gronden thans in de desa Sidoredjo gelegen de sawahs in geschil zijn ingeschreven als sa-wahs in individueel bezit van gedaagde;

Overwegende immers, dat door de klasseering geen wijziging kan worden gebracht in de van ouds bestaande de desa toebe-hoorende rechten op den grond;

Overwegende daarenboven, dat uit niets is gebleken dat de overgang van de sawahs in geschil van sawahs bengkok petengan en van sawahs pekoelen in sawah jasan de goedkeuring heeft weggedragen van, dan wel is geschied met de medewerking van de meerderheid der deelgerechtenden in den communalen grond;

Overwegende ten slotte, dat de ter terechtzitting onder eedc afgelegde verklaringen van gedaagde's getuigen . . . . den laud-raad niet alle betrouwbaar zijn voorgekomen, daarenboven dooi-de vaagheid van dooi-derzelver inhoud gedaagdooi-de niet kunnen baten;

Overwegende mitsdien, dat eischer's vordering is gegrond en behoort te worden toegewezen;

Gelet . . . .

Rechtdoende:

Wijst den eisch toe;

Veroordeelt gedaagde om de ten rekeste aangeduide sawahs groot 3 bouw 428 vierkante r o e , . . . . te ontruimen met het zijne en al de zijnen en ledig te maken ten behoeve van de desa Si-doredjo; enz.

Uit het verhoor van den gedaagde:

„Ik erken in het bezit te zijn van de ten rekeste genoemde gronden dooh ten rechte, want die gronden zijn afkomstig Tan de nalatenschap van mijn vader Soetomenggolo. Die gronden zijn sawahs jasan. Mijn vader heeft die gronden zelf ontgonnen nu ongeveer 40 jaren geleden.'' — Was Uw vader des-tijds loerah? „Ja, hij was toen loerah van de desa Modjolasan." — E n had Üw vader toen die gronden al ontgonnen? „Of hij die gronden reeds had ontgonnen vóórdat hij loerah was, weet ik niet. De gronden in geschil vormden steeds een aaneengesloten blok van 1 bouw groot. Onjuist is de onderschei-ding die eischer in zijn rekest heeft gemaakt, als zoude een gedeelte van den grond in geschil sawah bengkok en een gedeelte sawah pekoelen zijn. Het geheele stuk is een sawah jasan."

Uit het verhoor van getuige Doelrakim, gewezen kepetengan van Sidoredjo:

W e e t gij waarover partijen geschil voeren? „Ja, partijen voeren geschil over een sawah groot ongeveer 4 bouw gelegen in het gehucht Kradjan van de desa Sidoredjo. Het grootere noordelijke gedeelte van de sawah groot ; £ 3 bouw was destijds sawah bengkok „petengan" en het kleinere zuidelijke ge-deelte van ± 1 bouw was vroeger een sawah „norowito" (pekoelen) beide stukken zijn thans in het bezit van gedaagde." — K u n t ge ook zeggen hoe die stukken sawah in het hezit van gedaagde zijn gekomen? „Dat kan ik niet zeggen ; ten zuiden van dit blok heeft gedaagde nog een sawah en waarschijnlijk heeft hij de sawah in kwestie erbij getrokken. W e l weet ik nog mede te deelen, dat het noordelijke deel van de sawah in kwestie oorspronkelijk bestemd was voor de petengans. De oudste petengan dien ik mij nog herinner, was mijn voor-ganger Troenowikromo, die de sawah twee j a r e n lang beeft bebouwd. Toen Troenowikromo als zoodanig zijn ontslag genomen had en ik hem opvolgde als petengan, heb ik die sawah een j a a r lang nog in bezit gehad, daarop werd ik ontslagen omdat er een nieuwe loerah in mijn desa kwam. De sawah in kwestie werd daarop gegeven aan mijn opvolger Kertodrono Tamijah. Ook die heeft de sawah slechts een j a a r bezeten. Daarna kwam Projosentono, die de sawah twee j a r e n lang heeft bezeten, en wie dezen heeft opgevolgd, ben ik vergeten." . . . .

En wat k u n t gij verklaren omtrent het zuidelijke gedeelte van de sawah in geschil? „Ik weet dat het zuidelijke deel van die sawah steeds ter

be-MIDDEL-JAVA 166

bouwing is afgestaan aan ons ingezeten in de desa (tiang alit). Zelf heb ik, toen ik geen petengan meer was, die sawah pekoelen ter bebouwing gekregen van den loerali Soemodrono n a d a t hij mij ontslag als petengan had gegeven.

Een j a a r lang heb ik die sawah bebouwd en na mij werd die sawah bebouwd door Sodongso Bati en na dezen door Hirodikromo Lawan. Wie na dezen kwam weet ik niet; wel weet ik dat elk j a a r een andere persoon aan de beurt kwam."

Uit liet verhoor van getuige Mohamad Jahjo, landbouwer, wonende in desa Sidoredjo :

Weet gij waarover partijen geschil voeren? „Ja, partijen voeren geschil over een sawah „norowito" gelegen in de desa Sidoredjo groot ± 4 bouw. E e n gedeelte d a a r v a n n.1. het noordelijke ± 2 bouw groot is sawah bengkok-pe-tengan en het zuidelijke gedeelte van de sawah is een sawah norowito. Deze 4 bouw sawah zijn t h a n s in het bezit van gedaagde. H e t noordelijke gedeelte dier sawah is, voorzoover ik mij herinner, sawah bengkok-petengan. Ik heb den petengan Doelrakim die sawah 2 j a r e n lang zien bebouwen. Verder heb ik de petengans Troenowikromo, Sowikromo, Kertodrono Tamijah, die allen reeds overleden zijn en Djodikromo die nog in leven is, die sawah bengkok-petengan zien bebouwen. Alle door mij zooeven genoemde personen hebben die sawah 2 of 3 n a t t e moesons (rendengan) in het bezit gehad. Het kleinste zuidelijke gedeelte is j a r e n lang door mijn desagenooten beurtelings om het j a a r beplant. Nu is het heele stuk in handen van gedaagde gekomen, en dat is zoo gekomen. Toen de m a n t r i van de klasseering in onze desa kwam om de sawahs te klasseeren, kwam de toemalige loerah, en zeide, dat de sawah in kwestie sawah beran was van Soetomenggolo, zijn vader. De mantri van de klasseering maakte bezwaar tegen de inschrijving van de sawah als sawah beran omdat er te weinig sawahs norowito in onze desa waren. Hij zeide verder dat hij de sawah zou inschrijven als sawah beran doeh dat de zaak later wel zou worden uitgezocht".

Uit het verhoor van getuige S o d o n g s o , landbouwer, wonende in desa Sidoredjo:

W e e t gij waarover partijen geschil voeren? „Ja, over een sawah in com-munaal bezit (sawah baratan) groot 4 bouw. Die sawah is t h a n s in bezit van gedaagde. Het kleinste zuidelijke stuk van die sawah ongeveer 1^ bouw groot is steeds bouwgrond geweest voor mijn desagenooten; ook ik heb daar wel eens een deel van gekregen. Modjojo, Moredjo bebouwden de sawah gelijk met mij, ieder voor een gedeelte. Daarna werd die sawah weer bebouwd door andere magang-tani bijvoorbeeld Doelrakim (getuige aangewezen). De ver-deeling had ieder j a a r plaats. Het noordelijke stuk van ongeveer 3 bouw groot is altijd de sawah bengkok van den petengan geweest. H e t is mij

W e e t gij waarover partijen geschil voeren? „Ja, over een sawah in com-munaal bezit (sawah baratan) groot 4 bouw. Die sawah is t h a n s in bezit van gedaagde. Het kleinste zuidelijke stuk van die sawah ongeveer 1^ bouw groot is steeds bouwgrond geweest voor mijn desagenooten; ook ik heb daar wel eens een deel van gekregen. Modjojo, Moredjo bebouwden de sawah gelijk met mij, ieder voor een gedeelte. Daarna werd die sawah weer bebouwd door andere magang-tani bijvoorbeeld Doelrakim (getuige aangewezen). De ver-deeling had ieder j a a r plaats. Het noordelijke stuk van ongeveer 3 bouw groot is altijd de sawah bengkok van den petengan geweest. H e t is mij

In document XXXIII: GEMENGD (pagina 171-200)