• No results found

3. Resultaten

3.4 Metingen van minerale stikstof in de bodem

Tabel 6 presenteert de samengevatte data van de nitraatmetingen. Oorspronkelijk zou er ook een meting gepland staan voor 15 juni maar de grond was te hard om een grondmonster handmatig te kunnen nemen. Daarom zijn er op de diepte van 30-60 centimeter enkel monsters gestoken op 24 april (een paar dagen voor het maiszaaien) en op 23 september (een dag na de maisoogst). Figuur 13 presenteert de gemeten nitraatgehaltes in de bodem op een diepte van 0-30 centimeter.

Tabel 6: Gemiddelde, standaardafwijking (SD), minimum (Min) en maximum (Max) voor de nitraatmetingen voor alle behandelingen. Alle waardes hebben de eenheid (mg NO3/ L), tenzij anders vermeld.

Behandeling Datum Diepte (cm) Gemiddelde SD Min Max

Figuur 13: Gemiddelde nitraatgehaltes (NO3) en standaardafwijking in de bodem op een bemonsteringsdiepte van 0-30 cm.

Figuur 13 laat zien dat de nitraatgehaltes alvorens de proef begon geen verschillen laat zien tussen de proefveldjes. Op 18 juni is de tweede stikstofgift uitgevoerd, dus vlak na de bemonstering. Met deze gedachtegang zijn de behandelingen

“Nulmeting”, “Blad” en “GWMM onderzaaien” nog gelijk aan elkaar op de datum van de tweede bemonstering. De nitraatgehaltes voor deze drie situaties zijn allemaal lager dan dezelfde meting in april. Dit laat mooi zien dat er (naast de drijfmest) geen stikstof is bemest en dat de mais de beschikbare stikstof in de bodem heeft opgenomen. De overige vier behandelingen laten een hogere nitraatconcentratie zien op 15 juni vergeleken met 24 april. De behandeling “KM rij” valt erg op door de zeer hoge nitraatwaarde van gemiddeld boven de 200 mg per liter. Deze hoge concentratie komt overeen met de gestelde hypothese dat de lagere maishoogte voor deze behandeling het resultaat van zoutschade zou kunnen zijn;

door de hoge concentratie heeft de plant zich niet optimaal kunnen ontwikkelen. De behandeling “GWMM maiszaaien”

heeft exact dezelfde hoeveelheid stikstof in de bodem gebracht als “KM rij” maar heeft een aanzienlijk lager aandeel in de nitraatconcentratie. De nitraatconcentratie is zelfs vergelijkbaar met de helft van de stikstofgift bij “KM rij + blad”. De 60 kg stikstof bij “GWMM maiszaaien” heeft dus hetzelfde effect in dit stadium als de 30 kg bij “KM rij”. Dit is een positief effect wat de GWMM laat zien. Dit wordt nogmaals bevestigd door de zeer lage toename in nitraatconcentratie bij de behandeling

“GWMM gedeeld”. De 30 kg stikstof (dus dezelfde hoeveelheid stikstof als bij “KM rij + blad” in dit stadium) uit de GWMM resulteert slechts in een kleine toename van het nitraatgehalte op 15 juni, terwijl de behandeling “KM rij + blad” wel een dergelijke toename laat zien vergeleken met 24 april. De nitraatgehaltes in de bovenste grondlaag net na de maisoogst zijn voor alle behandelingen erg laag; gemiddeld zo’n 12 tot 28 mg per liter. Waarbij de behandeling ‘’GWMM maiszaaien’’ de

laagste concentratie heeft van de kunstmest behandelingen.

Tabel 4 presenteert de samengevatte data van de berekende minerale stikstofbodemvoorraden over de volledige diepte van 0-60 cm gegeven de metingen van N-NH4 en N-NO3.

Tabel 4: Gemiddelde, standaardafwijking (SD), minimum (Min) en maximum (Max) voor de minerale stikstofbodemvoorraad (kg N-min/ha) over een diepte van 0-60 cm voor alle behandelingen. De waarde “verschil” in de datumkolom geeft het verschil weer tussen de metingen op 24 april en 23 september.

Behandeling Datum Gemiddelde SD Min Max

Figuur 14 laat de minerale stikstofbodemvoorraad (N-mineraal) zien, uitgesplitst over de twee bemonsteringsdieptes. De figuur laat zien dat de N-mineraal alvorens de proef (metingen van 2020-04-24) nauwelijks verschil laten zien over het hele proefveld, al lijken de velden met de GWMM behandelingen in de laag 0-30 cm wat minder minerale stikstof te bevatten.

Gedurende het groeiseizoen komt er door mineralisatie (van onder andere de toegediende drijfmest) meer minerale stikstof beschikbaar. De plant neemt deze minerale stikstof op en daarnaast zal een deel van de stikstof verloren gaan door emissies van ammoniak, lachgas en stikstofgas. In welke proporties dit gebeurd is afhankelijk van onder andere de weersomstandigheden en de samenstelling van de toegediende meststoffen.

Na de maisoogst (metingen van 2020-09-23) heeft de nulmeting veruit de laagste N-mineraal. De behandelingen “KM rij”

en “GWMM maiszaaien” hebben dezelfde stikstofgift op het begin gehad, maar de laatstgenoemde heeft van alle behandelingen de laagste N-mineraal op deze datum. Van alle behandelingen lijkt, op de nulmeting na, de behandeling

“GWMM maiszaaien” de laagste stikstofverliezen te hebben. De andere twee behandelingen met de GWMM geven nauwelijks een verschil.

Het verschil in minerale stikstofbodemvoorraad tussen voor 24 april en 29 september, met daarbij opgeteld de toegediende stikstofbemestingen uit de drijfmest en stikstofbronnen, geeft een indicatie van de hoeveelheid stikstof die gedurende het groeiseizoen is verloren uit de bodem (de afname van minerale stikstof in de bodem). Deze minerale stikstof wordt voornamelijk opgenomen door de plant, maar kan ook verloren gaan door emissies en uitspoeling. Daarentegen wordt er door het bodemleven gedurende het groeiseizoen ook minerale stikstof beschikbaar gemaakt waardoor er ook dus indirect aanvoer is van minerale stikstof vanuit de bodem. De afname van minerale stikstof in de bodem is in figuur 15 uitgezet tegen de stikstofopbrengst van de individuele proefveldjes. Wat erg opvalt is dat de proefveldjes 1 t/m 12 (m.u.v. 6) zich allen bevinden in het gebied rechtsonder in figuur 15. Als er veel stikstof uit de bodem is verloren maar de plant relatief weinig stikstof heeft opgenomen betekent dit dat de stikstof is verloren door uitspoeling of door emissies.

Figuur 14: N-mineraal in de bodem op een diepte van 0-60 cm.

Figuur 15: Plot van de stikstofopbrengsten van ieder proefveld versus de afname van de minerale stikstofbodemvoorraad (de stikstofbemestingen zijn hierin meegenomen). De mineralisatie van de bodem gedurende het groeiseizoen is dus niet meegenomen in deze grafiek. De percelen met de behandeling “KM volvelds” zijn niet bemonsterd om N-mineraal te bepalen en zijn daarom niet weergegeven in de figuur.