• No results found

In het teeltjaar 2020 is bij melkveehouder André de Groot in Laren Gelderland een proefveld aangelegd. Figuur 1 laat een satellietfoto zien van het bedrijf met in het rood de locatie van de proef.

Figuur 1: Ligging van de proef op het bedrijf van André de Groot in Laren (GLD). Satellietfoto is uit 2019. Het rode vierkantje laat schematisch de locatie van het proefveld zien.

Het perceel zelf heeft totaal een oppervlak van zo’n 6 hectare. Binnen dit perceel is een blok van zo’n 85 meter bij 85 meter (totaal ongeveer 0,75 hectare) gebruikt voor de proefopzet. In dit onderzoek worden 7 verschillende behandeling en een nulmeting uitgevoerd. Deze acht variaties worden uitgevoerd in 4 herhalingen. Dit resulteert in een totaal van (7+1) * 4 = 32 proefveldjes. Ieder proefveldje heeft een afmeting van 9 bij 12 meter. Het b lok binnen het perceel is opgedeeld zoals gepresenteerd in figuur 2. Het proefveld bestaat dus uit 32 veldjes verdeeld over 4 rijen en 8 kolommen. Iedere rij bestaat uit de 7 behandelingen en één nulveld. In tabel 1 staan de nulmeting en de 7 behandelingen gedefinieerd.

Tabel 1: Overzicht van de nulmeting en de 7 behandelingen in de proef.

Code Beknopte

Figuur 2: Schematisch overzicht van de proefveldopstelling.

Ieder veldje heeft een gelijkmatige drijfmestgift gekregen. Dit was een gift van 25 m3 rundveedrijfmest per hectare. De mest is bemonsterd en had een N-gehalte van 3,02 g/kg, een P2O5-gehalte van 0,89 g/kg en een K2O-gehalte van 4,9 g/kg.

De volledige mestuitslag is te vinden in de bijlage.

Op 29 januari 2020 is er een grondmonster genomen van het perceel. Tabel 2 vat het grondonderzoek samen. De volledige uitslag van het grondmonsteronderzoek is te vinden in de bijlage.

Tabel 2: Resultaten grondonderzoek van het proefperceel.

Stikstof Zwavel Fosfaat Kalium Fysisch

N-totaal (kg N

Met uitzondering van de nulmeting heeft iedere behandeling een totale stikstofgift ontvangen van 135.5 kg N/ha. 75.5 kg N/ha is op alle 32 veldjes toegediend uit de rundveedrijfmest (dus ook bij het nulveldjes) en bij iedere behandeling is er 60 kg N/ha toegediend. De samenstellingen van de gebruikte stikstofbronnen is te vinden in de bijlage. Deze samenstellingen zijn gebruikt om zo precies de benodigde dosering, op basis van de stikstofgehaltes te berekenen om op de totale gift van 60 kg N/ha te komen. Aangezien de samenstellingen niet perfect zijn afgestemd op zowel de stikstof, de zwavel en de kalibehoefte is er uiteindelijk met kieseriet (bron van zwavel) en kali60 (bron van kali) bijbemest om ook de zwavel en kalibemestingen zo nauwkeurig mogelijk af te stemmen tussen de diverse behandelingen. Hierdoor kunnen andere bemestingselementen geen verschil in opbrengst veroorzaken. De uiteindelijke mestgiften per behandeling kunnen in de bijlage worden gevonden.

De mais is op alle proefvelden gezaaid op 28 april met het ras SY Telias op de traditionele manier; in rijen met een rijafstand van 75 cm. Tegelijk met het maiszaaien is dus ook de kunstmest in de rij toegediend bij de desbetreffende behandelingen.

Op diezelfde dag is de GWMM ook toegediend bij de desbetreffende behandelingen. Op 18 juni zijn de overige stikstofbemestingen uitgevoerd. De mais is op 22 september geoogst. Per veldje zijn er 4 rijen mais over een lengte van 12 meter geoogst waarvan het natte gewicht bepaald is. Gegeven dat de mais op 75 cm gezaaid is, kan het oppervlak van deze opbrengstmeting berekend worden: 𝑂𝑝𝑝𝑒𝑟𝑣𝑙𝑎𝑘𝑡𝑒 = (4 ⋅ 0,75 𝑚) ⋅ 12 𝑚 = 36 𝑚2. De opbrengst van deze vier rijen mais wordt vertaald naar opbrengst per hectare door het te delen door (36/1002). Tijdens de oogst zijn er van ieder veldje monsters genomen voor een gewasanalyse. De gemeten parameter zijn: drogestof (%), zetmeel (gr/kg ds), VEM (gr/kg ds), NDF (gr/kg ds), suiker (gr/kg ds), DVE (gr/kg ds), OEB (gr/kg ds) en ruw eiwit (gr/kg ds). De analyses zijn uitgevoerd door Eurofins-Agro. Het natte gewicht en het drogestof percentage worden gebruikt om de opbrengst in kg drogestof per

hectare te berekenen. Door het gehalte ruw eiwit te vermenigvuldigen met de opbrengst per hectare (kg ds / ha) en te delen door 6,25 kan de stikstofonttrekking per hectare worden berekend.

De werking van de stikstofbemestingen wordt getoetst door de stikstofopname uit een bepaalde meststof te vergelijken met een standaardmeststof. De stikstofopname van de maïs wordt gesteld als de berekende stikstofonttrekking per hectare. Vervolgens wordt het N-rendement (ANR; Apparent Nitrogen Recovery) berekend:

ANR (%) = (Nopbrengst, behandeling− Nopbrengst, onbemest ) / Ntoegediend∗ 100%

In de berekening van de ANR wordt het verschil in stikstofopbrengst (kg N / ha) tussen een bepaalde behandeling en de nulmeting bepaald. Vervolgens wordt dit verschil in stikstofopbrengst gedeeld door de hoeveelheid toegediende stikstof voor de desbetreffende behandeling. De ANR geeft dus een inschatting hoe veel procent van de (extra) toegediende

stikstof geresulteerd heeft in de (extra) stikstofopbrengst.

Op basis van de ANR kan per behandeling ook de stikstofwerkingscoëfficiënt (NWC) berekend worden. De NWC wordt vervolgens berekend als:

NWC (%) = ANRbehandeling / ANRreferentie∗ 100%

Bij het berekenen van de NWC wordt de verhouding tussen de ANR van een bepaalde behandeling ten opzichte van de ANR van een standaardmeststof (referentie) bepaald. De behandeling “KM rij” wordt gebruikt als referentie in dit rapport.

Driemaal zijn er grondmonsters gestoken om het stikstofgehalte in de bodem te bepalen. De data waarop dit gebeurde waren 24 april, 15 juni en 23 september. De grondmonsters zijn gestoken op dieptes van 0-30 cm en 30-60 cm op elk van de 32 proefveldjes. Van deze grondmonsters zijn de concentraties ammoniumstikstof (N-NH4) en nitraatstikstof (N-NO3) bepaald. Deze bepalingen zijn gedaan door het mengen van 1 volumedeel verse grond met 2 volumedelen extractiemiddel (0,01 M CaCl2). Door deze methodiek kan met deze data de minerale stikstofbodemvoorraad van de bodem berekend worden volgens de formule:

N-mineraal bodem (kg/ha) = (N-NH4 (mg/L) + N-NO3 (mg/L) ) ∗ 2 ∗ bodemvolume (L/ha) ∗ 10−6 (kg/mg).

Voor een bemonsteringsdiepte van x centimeter heeft een hectare een bodemvolume van 100*100*(x/100) = 100*x m3 wat gelijk is aan 100*x*1000 = 100.000*x liter. Dit invullen in de bovenstaande formule resulteert in:

N-mineraal bodem (kg/ha) = (N-NH4 (mg/L) + N-NO3 (mg/L) ) ∗ 2 ∗ bemonsteringsdiepte (cm) / 10 Bij de berekening van N-mineraal wordt dus niet de bijdrage van ureum meegenomen.

Voor iedere behandeling zijn er 4 proefveldjes waarvan één bodemmonster per monsternamedatum is genomen. Per behandeling zijn er per monsternamedatum dus 4 resultaten. Van deze 4 resultaten is het gemiddelde berekend om zo een waarde te krijgen voor alle behandelingen. Helaas zijn er voor de behandeling “KM volvelds” geen monsters genomen.

Het nitraatgehalte (NO3 in mg/L) kan berekend worden door de concentratie nitraatstikstof te vermenigvuldigen met 4,4267.

Tot slot zijn er door het groeiseizoen heen observaties geweest en deze zijn vastgelegd met een camera. Tijdens twee van deze observaties is ook de maishoogte gemeten. Dit is systematisch gedaan door per proefveldje willekeurig 20 planten op te meten. Deze resultaten zijn vervolgens gemiddeld per behandeling.