• No results found

Dit hoofdstuk tracht de dataverzamelingsmethode te beschrijven die in dit onderzoek is toegepast. Hierin wordt de onderzoekscontext beschreven, gevolgd door de

operationalisering, de onderzoeksopzet en wordt afgesloten met de betrouwbaarheid en validiteit.

Onderzoekscontext

Het onderzoek zal zich concentreren op Curaçao, een eiland in het Caraïbisch gebied. Curaçao maakte vroeger deel uit van de Nederlandse Antillen (NA). Sinds 2010 is Curaçao evenals Aruba, Sint Maarten en Nederland een autonoom land binnen het Koninkrijk der Nederlanden en wordt geregeerd door de Regering en de Staten van Curaçao. Het eiland telt circa 160.000 inwoners (CBS, 2018) waarvan 17,3% wordt gerekend tot de ouderen (65+) (zie bijlage 1 Curaçaose populatie).

De regering van Curaçao bestaat uit negen ministeries. De taken betrekking hebbende op zorg en welzijn zijn over twee ministeries verdeeld, respectievelijk het Ministerie van Gezondheid, Milieu en Natuur (GMN) en het Ministerie van Sociale Ontwikkeling, Arbeid en Welzijn (SOAW) (Gobièrnu di Kórsou / Curaçaose Overheid, 2018).

GMN bestaat uit twee sectoren en draagt zorg voor de gezondheid van de samenleving, het bevorderen van een gezond milieu en bescherming van de natuur. De Sector Gezondheid richt zich op gezondheid-, geneeskundige- en veterinaire zaken, terwijl de Sector Landbouw, Milieu en Natuur zich concentreert op natuur-, agrarisch- en visserijbeheer.

Het Ministerie van SOAW houdt zich bezig met de sociale ontwikkeling en het stimuleren van het welzijn van de samenleving naar een duurzame, leefbare, gezonde, emanciperende en constructieve woon-, leer-, en werkomgeving.

Het is van belang om in het kader van dit onderzoek een concreet beeld te scheppen van het onderzoeksobject en de wet- en regelgevingskader waarin het op het gebied van ouderenzorg- en welzijn geplaatst is. Zoals eerder genoemd was Curaçao vroeger één van de zes

eilandgebieden, Aruba, Bonaire, Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten, binnen het land Nederlandse Antillen (NA). Het land NA vormde na 1986 samen met het land Aruba en Nederland het Koninkrijk der Nederlanden, nadat Aruba autonoom werd. Sinds 2010 is de Nederlandse Antillen opgeheven en is Curaçao nu ook een autonoom land binnen het

Koninkrijk der Nederlanden. Binnen de NA was er sprake van twee bestuurslagen, namelijk een bestuurslaag op eilandniveau (het Bestuurscollege en Eilandsraad) voor de afzonderlijke eilandgebieden en een bestuurslaag (Landsregering en Staten der NA) op landniveau. Elk eilandgebied kende zijn eigen regelingen en voorschriften welke vastgesteld waren in eilandverordeningen. De NA had zijn regelingen en voorschriften opgenomen in

landverordeningen die ook van toepassing waren op alle eilandgebieden. Zowel de (eigen) eilandverordening als de (gezamenlijke) landverordening waren verbindende voorschriften voor de respectievelijke eilandgebieden. Na de herstructurering van het Koninkrijk der Nederlanden in 2010 kwam er een aanpassing van het bestuurlijk en sociaal stelsel van Curaçao. Het land Curaçao werd zelf verantwoordelijk voor haar eigen landsbestuur en wet- en regelgeving en met een eigen “grondwet” – de Staatsregeling van Curaçao. Op het gebied van zorg en welzijn werden de verantwoordelijkheden en taken opgesplitst en als zodanig respectievelijk ondergebracht onder de twee ministeries – Gezondheid, Milieu en Natuur (GMN) en Sociale Ontwikkeling Arbeid en Welzijn (SOAW). Voorheen, dus voor de herstructurering, vielen zowel zorg als welzijn onder één ministerie, namelijk het ministerie van Volksgezondheid en Sociale Ontwikkeling.

Om dit onderzoek uit te voeren is bewust gekozen voor het land Curaçao binnen het Koninkrijk der Nederlanden als onderzoeksobject om in kaart te kunnen brengen hoe ouderenzorgbeleid door beide ministeries de kwaliteit van zorg en welzijn beïnvloedt. Aangezien richtlijnen op het gebied van zorg en welzijn voortvloeien uit zowel de landsverordening als eilandverordening is besloten om te kiezen voor een centrale onderzoekseenheid van observatie:

Het ouderenzorgbeleid van ministerie GMN en ministerie SOAW; de manier waarop het beleid van deze twee ministeries de kwaliteit van zorg en welzijn beïnvloedt.

Operationalisering

Dit betreft de operationalisering en afbakening van de centrale begrippen van het onderzoek. De aandacht gaat in dit onderzoek met name uit naar beleid op het gebied van zorg en welzijn van ouderen en de kwaliteit ervan betrekking hebbend op de ouderen van Curaçao.

Meetopzet

Voor dit onderzoek is voor het meten van ‘invloed hebben op’ als uitgangspunt het onderzoek van Braam (1973) genomen. Echter een exacte meting van de invloed van het

overheidsbeleid evenals die van de overheid op zichzelf is zeer moeilijk (Hoogerwerf, 1977, p.5). Voor de definiëring van de invloed van een individu, groep, product, organisatie wordt gebruikgemaakt van de omschrijving van Braam (1973, p. 13) die als volgt luidt: “Het vermogen om maatschappelijke regeling, verhouding en dergelijke mede te bepalen”. Ter verduidelijking van ‘het vermogen’ in het begrip invloed wordt voor dit onderzoek uitgegaan van de volgende definitie van Braam (1973, p. 23): ‘het geheel van effecten dat

teweeggebracht wordt in een aangegeven tijdsmoment door het vermogen’. De term vermogen geeft dus duidelijk aan dat het begrip ‘invloed’ iets duurzaams is. Het

teweeggebrachte effect heeft in dit onderzoek betrekking op de causale relatie tussen het ouderenzorgbeleid en de kwaliteit van ouderenzorg en -welzijn. Het houdt dus in dat voor het meten van ‘de invloed op’ of ‘de beïnvloeding van’ een aantal gebeurtenissen over een bepaalde periode er niet één enkel effect wordt gemeten maar een geheel aan effecten. Om vervolgens te kunnen aanduiden of de beïnvloeding van het huidige ouderenbeleid wel of niet effectief oftewel doeltreffend is, zal ook stil moeten worden gestaan bij dit begrip. Om het waargenomen ouderenzorgbeleid of het proces tot beleidsvorming te kunnen analyseren dienen er criteria te worden opgesteld. Criteria opstellen kan helpen bij het kunnen vaststellen van inhoud, processen en eventuele effecten van beleid. Van den Heuvel (2005) als

Hoogerwerf (1977) benoemen als criteria hiervoor de beleidsdoeleinden. Specifiek voor dit onderzoek worden er dus als criteria voor het kunnen meten van hoe effectief het

ouderenzorgbeleid is, de beleidsdoeleinden door beide ministeries genomen.

Als de beleidsdoeleinden van beide ministeries te vaag zijn en/of niet concreet geformuleerd, kunnen ze niet worden vertaald in meetbare eenheden. Wat betekent dus dat het beleid als niet effectief beschouwd kan worden. Daarnaast kunnen er andere invloeden zijn die naast het ouderenzorgbeleid de kwaliteit van ouderenzorg en -welzijn beïnvloeden of die op het

ouderenzorgbeleid inwerken. Om dit probleem het hoofd te bieden, verwarring in de

meetbare termen te vermijden en een gekwalificeerde analyse te kunnen uitvoeren wordt een onderscheid gemaakt tussen de begrippen doeltreffendheid en doelbereiking.

Doeltreffendheid, in de context van dit onderzoek ook wel de effectiviteit van het

ouderenzorgbeleid genoemd, wordt volgens Van den Heuvel (2005) gedefinieerd als de mate waarin beleidsdoelstellingen worden bereikt door de ingezette beleidsinstrumenten. Hierbij

wordt er dus gesproken over het succes en/of falen van het ouderenzorgbeleid, waarbij wordt gekeken naar de verwachte of onverwachte effecten van het beleid op de kwaliteit van ouderenzorg en welzijn.

Doelbereiking daarentegen wordt gedefinieerd als het realiseren van de beleidsdoelstellingen ongeacht of de effecten uitsluitend het gevolg zijn van het beleid of ook van de ingezette beleidsinstrumenten. Hierbij kan er sprake zijn van verschillende rivaliserende verklaringen, dus niet alleen vanuit het beleid op zich.

Voor het onderzoek zal doeltreffendheid het meest toepasselijke en meetbare concept zijn omdat dit tracht te verklaren of het ouderenzorgbeleid door de ministeries GMN en SOAW de kwaliteit van zorg en welzijn voor ouderen effectief beïnvloedt.

Naast bovengenoemde meetopzet wordt ook aandacht besteed aan de kerntermen beleid, kwaliteit, ouderen en zorg en welzijn. Hierbij zal worden ingegaan op de concepten die van belang zijn voor een verdere uitwerking van de analyse in hoofdstuk 5.

Beleid

Als eerste stap wordt gekeken naar het kernbegrip beleid. Het begrip beleid wordt door Hoogerwerf en Herweijer (2005) als effectief beschouwd indien er sprake is van gezamenlijke

inspanning. Voor de totstandbrenging van deze gezamenlijke inspanning en om de nodige

activiteiten op elkaar af te stemmen, dienen bestuursinstrumenten te worden gebruikt. De bestuursinstrumenten zijn normstelling, financiering en toezicht. Nies (1992) refereerde ook aan normstelling als bestuursinstrument en beschrijft zorgbeleid als norm- en indicatiestelling door de overheid afgestemd op zorgbehoefte, zorgaanbod en eventuele aanpassingen,

verbetering en nuancering op het gebied van zorg. Binnen het begrip gezamenlijke

inspanning, de totstandbrenging ervan, gebruikmakend van de bestuursinstrumenten en het belang hiervan op beleid zijn er vragen opgesteld voor zowel de ministeries als het

maatschappelijke middenveld. Hierbij is gekeken naar de totstandkoming van de normen, regels en wetten op ouderenzorg door beide ministeries en in hoeverre deze bijdragen aan de instemming van de beleidsinstanties en de juridische binding. Vervolgens is de bekostiging van de bestuursorganisatie gerelateerd aan ouderenzorgbeleid onderzocht. Tot slot is gekeken naar de verdeling van de bevoegdheid om te interveniëren in de beslissingen en activiteiten van beleid en het toezicht hierop.

De vier kwaliteitseisen voor een gedegen en effectief beleid zijn in kaart gebracht. Om inzicht te verschaffen of het huidige ouderenzorgbeleid aan de vier maatstaven voor kwaliteit van beleid voldoen is aan zowel de ministeries als het maatschappelijke middenveld een aantal vragen gesteld.

Eerst is gekeken naar de instrumentele doelmatigheid (werkt het beleid?) en zijn er vragen gesteld over het succes en falen van het huidige ouderenzorgbeleid, oftewel de wijze waarop de beleidsdoelen zijn geformuleerd en bereikt. Zoals ook Van den Heuvel (2005) benoemde wanneer er wordt gesproken van het succes en falen van beleid, er ook onderscheid dient te worden gemaakt tussen de beoogde en niet beoogde effecten. Hierbij is gekeken naar de opgetreden gevolgen van het huidige ouderenzorgbeleid in relatie tot de veranderingen op het gebied van kwaliteit van ouderenzorg en -welzijn.

Ten tweede is gekeken naar de politiek-bestuurlijke slagvaardigheid (past het beleid?), waarbij naar de interactie tussen de overheid en het maatschappelijke middenveld en onderliggende verhoudingen is gevraagd. Kort gezegd is gekeken naar de politieke haalbaarheid van het huidige beleid en of het bestuurlijk uitvoerbaar is.

In dit onderzoek is de constitutionele rechtmatigheid (mag het beleid?) onder de loep

genomen en is er gekeken naar de mate van verantwoording. Hierbij zijn vragen geformuleerd om een beeld te krijgen hoe de bestuurlijke taken ingericht zijn, hoe de regels op het gebied van ouderenzorg zijn bepaald en hoe verantwoording van de uitvoering van beleid geschiedt. Als laatste kwam de maatschappelijke aanvaardbaarheid (hoort het beleid?) aan de orde, met vragen rondom de wijze waarop het huidige beleid aansluit bij de normen, waarden,

verwachtingen en behoeftes van de ouderen.

Kwaliteit

De tweede stap is het afbakenen van het kernbegrip kwaliteit. Kwaliteit verwijst naar het waarborgen dat ouderen gunstige resultaten uit het zorg- en ondersteuningsproces kunnen genereren (Blank et al., 2016). Een andere, gangbare omschrijving van kwaliteit is het functioneren van mensen op mentaal, fysiek en sociaal terrein en hun beoordeling hiervan (Goossensen & Baart, 2011). Kwaliteit van zorg en welzijn doelt op de eigenschappen (met betrekking tot waardering) van de dienstverlening binnen het zorg- en sociaaldomein die overeenkomen met de verwachtingen van mensen (Braspenning et al., 2004). Boeije (2019, p.2) gaat hier op in en stelde dat zorgkwaliteit de mate van overeenstemming is tussen kwaliteit die men verwacht en de daadwerkelijk geleverde kwaliteit binnen het zorgdomein.

Om inzicht te krijgen in de kwaliteit van ouderenzorg is aan de respondenten gevraagd hoe de zorg voor ouderen op Curaçao is ingericht. Er zijn zowel aan ouderengeneeskundigen als ouderenzorginstellingen die zorg en ondersteuning verlenen vragen gesteld. Daarnaast is ook de vraag gesteld in hoeverre het ouderenzorgbeleid invloed heeft op de dienstverlening op het gebied van zorg en welzijn. Voor beide ministeries zijn vragen geformuleerd om te

onderzoeken of het huidige beleid de kwaliteit van zorg bevordert of juist belemmert.

Ouderen

Om er zeker van te zijn dat alle concepten waar in het kader van dit onderzoek naar moet worden gekeken in kaart zijn gebracht wordt hier het kernbegrip ouderen uitgewerkt. In dit empirisch onderzoek gaat de aandacht uit naar zorgbehoevende ouderen wonend op Curaçao. Hiermee worden ouderen bedoeld rond en/of na de pensioenleeftijd die behoefte hebben aan zorg, dat wil zeggen ouderenzorg met oog op het bevorderen van welzijn.

Zorg en welzijn

Zorg staat voor het verschaffen/aanbieden/voorzien van wat nodig is voor de gezondheid, het welzijn, het onderhoud en de bescherming van iemand (Braspenning et al., 2004).

Gezondheidzorg, welke af te leiden is uit het begrip zorg, wordt volgens Bircher (2005, p. 336) gedefinieerd als “a dynamic state of wellbeing characterized by a physical, mental and

social potential, which satisfies the demands of a life commensurate with age, culture and personal responsibility” te vertalen als een staat van welzijn/welbevinden die zowel fysiek,

mentaal als sociaal voldoet aan levenseisen in overeenstemming met de demografische en culturele omstandigheden. Ouderenzorg, oftewel bejaardenzorg, kenmerkt zich volgens Van Dale woordenboek als een sterk relationele vorm van het geven van zorg, aandacht en respect voor oudere mensen. Hierbij is aan het maatschappelijke middenveld gevraagd in hoeverre de zorg aansluit bij de levenskwaliteit van mensen en of het waardig is. Verder is er gekeken of het huidige beleid ervoor pleit om zorg op een zorgzame en zorgvuldige manier expliciet aan ouderen aan te bieden (Schuyt & van Bijsterveld, 2005).

Welzijn, in het Engels wellbeing, is een breed begrip dat in de literatuur beschreven wordt als een zekere mate van behoeftebevrediging waarbij een mens of samenleving zowel materieel als immaterieel tevreden is (Rath en Harter, 2010). Deze auteurs hebben vijf essentiële elementen van welzijn beschreven welke hieronder beknopt zijn uitgewerkt.

- Career Wellbeing: heeft betrekking op hoe iemand zijn/haar tijd besteedt en zijn/haar dag inricht.

- Social Wellbeing: gaat in op sociale contacten in iemands leven.

- Financial Wellbeing: betreft het beheer van iemands economische leven om zekerheid te waarborgen.

- Physical Wellbeing: doelt op goede gezondheid en actieve inspanning om dagelijkse activiteiten te verrichten.

- Community Wellbeing: dit laatste element heeft te maken met de betrokkenheid en het participatief blijven binnen een samenleving.

Naast de genoemde definiëring van de kernbegrippen beleid, kwaliteit, ouderen en zorg en welzijn worden twee meetindicatoren van Donkers (2004) getoetst die van belang zijn voor kwaliteitsbewaking, procesindicatoren en uitkomstindicatoren. De eerste meetindicator betreft het geven van informatie over het proces van beleidsvorming en beleidsuitvoering en de tweede meetindicator heeft betrekking op de effectiviteit van beleid hierop. Jansen et. al (2008) stellen hierbij dat er een horizontale samenwerking moet zijn tussen beleid, praktijk en onderzoek op het niveau van zowel overheid, organisatie, als burgers om inzicht te kunnen krijgen in de belemmerende en bevorderende factoren voor kwaliteit in de publieke zorg.

Kort samengevat, om de effectiviteit van het huidige ouderenzorgbeleid te bepalen zijn de bovengenoemde meettermen aan de hand van de literatuur van Hoogerwerf (1983), Hemerijck (2003) en Van den Heuvel (2005) opgesteld. Deze zullen bijdragen aan het kunnen verklaren of de factoren (met oog op de doeltreffendheid) van beleid de kwaliteit van de zorg en welzijn van de ouderen effectief of niet effectief beïnvloedt. Zo zijn bij de vragen in het veld bovengenoemde beschrijvingen meegenomen om een concreet beeld te kunnen geven van waar dit onderzoek zich op richt. Hierbij zijn vragen opgesteld voor de twee ministeries, zorginstellingen, ouderenfederaties en stichtingen om inzicht te verschaffen in de effecten en gevolgen van het ouderenzorgbeleid op de kwaliteit van welzijn van de ouderen op Curaçao.

In de bijlage 2 zijn bovenstaande kernbegrippen met de voor de interviews geformuleerde vragen volledig uitgewerkt.

Onderzoeksontwerp

Het onderzoek is een casestudie en is kwalitatief van aard omdat de focus vooral ligt op het genereren van diepgaande kennis inzake ouderenzorgbeleid en de invloed ervan op het zorg- en welzijnsdomein. De kwalitatieve casestudie is geschikt voor het verkrijgen van diepgaande kennis in een empirisch onderzoek (Baxter en Jack, 2008, p.4). Dit empirische onderzoek tracht inzicht te verkrijgen in en verklaringen te zoeken voor de mate waarop het huidige ouderenzorgbeleid door de ministeries de kwaliteit van ouderenzorg en -welzijn beïnvloedt. Hiervoor is een kwantitatieve methodebenadering minder geschikt omdat daarbij van te voren alle ideeën over de relevante factoren en de mate waarin ze invloed hebben al vastgesteld zijn (Baarda, 2009, p. 36). Vandaar dat een kwalitatief onderzoek het meest passend is bij dit onderzoek, immers worden bij deze onderzoeksvorm de achterliggende meningen, motieven en factoren pas tijdens het onderzoek zelf in kaart gebracht.

Aangezien er, voordat het onderzoek verricht is, literatuuronderzoek is gedaan kon de centrale onderzoeksvraag al worden geformuleerd. Hiertoe is besloten vanwege het type vraagstelling en omdat er voor een juiste en concrete beantwoording data werden verzameld uit bestaande informatiebronnen, deskresearch en fieldresearch. Deze

dataverzamelingsmethode wordt hierna nader beschreven.

Dataverzameling

Voor het verzamelen van bestaande data is gebruik gemaakt van deskresearch. Om de kwaliteit van de data te waarborgen is de methodiek van Moher et al. (2009) –

‘Identification’, ‘Screening’, ‘Eligibility’, & ‘Included’ – toegepast voor het verzamelen van

online data. Hierbij zijn wetenschappelijke artikelen en boeken op een systematische wijze via zoekmachines opgezocht om zo de meest relevante informatie over het onderwerp te verzamelen. Aan de hand van de verzamelde informatie is het theoretisch kader opgesteld en gehanteerd voor het formuleren van de interviewvragen en als leidraad gebruikt voor het afnemen van de interviews. Vervolgens zijn er middels fieldresearch data verzameld om de betrouwbaarheid van de al bestaande data te verifiëren en om gedetailleerde

achtergrondinformatie te verzamelen. Hierbij is de methode van triangulatie gebruikt om het probleem vanuit verschillende invalshoeken te analyseren. Gezien het feit dat beleidsvorming en beleidsuitvoering door de twee ministeries worden verricht is besloten om bepaalde specifieke vragen te stellen aan bepaalde respondenten, zodat de verkregen data kunnen

worden geverifieerd. In eerste instantie is gekozen om gebruik te maken van diepte- interviews, niet gestructureerd, om een diepgaand beeld te krijgen van de meningen,

interpretaties en opvattingen van elke respondent. Deze methode leek in het begin het meest geschikt omdat het ruimte biedt aan de respondenten om hun verhaal te vertellen en ook gelegenheid schept tot doorvragen.

Halverwege het verzamelingsproces is overgegaan naar semigestructureerde interviews omdat niet alle respondenten de gemaakte interviewafspraken nakwamen wegens drukke werkschema’s en omdat respondenten de interviews als uitlaatklep voor hun (werk)frustraties beschouwden. Het overgaan naar deze dataverzamelingsmethode heeft bijgedragen aan een meer concrete beantwoording van de vragen waardoor meer gedetailleerde data met hogere kwaliteit werden verkregen.

Om het onderzoek op een verantwoorde manier uit te voeren zijn interviews gehouden met verschillende groepen respondenten. De onderzoekspopulatie is onderverdeeld in twee groepen, namelijk de ministeries SOAW en GMN en het maatschappelijke middenveld – zorginstellingen, ouderengeneeskundigen en ouderenfederaties en -stichtingen.

In totaal zijn er 13 interviews afgenomen, wat zorgde voor meer verscheidenheid aan respondenten en een bredere verantwoording van de gehele populatie. De keuze van de respondenten is bepaald aan de hand van de onderzoeksopzet, de kennis, ervaring en bereidheid van de respondenten. De interviews duurden tussen 30 en 60 minuten en alle verkregen informatie werd op vertrouwelijke wijze behandeld. In onderstaande tabel

Overzicht Respondenten is een overzicht weergegeven met de verdeling van de respondenten

per groep en functie.

TABEL Overzicht Respondenten

Categorie Sectie Respondent Functie

Overheid Ministerie GMN GMN1 Sector directeur

Gezondheid

Ministerie GMN GMN2 Beleidsmedewerker ouderenzorg

Ministerie GMN GMN3 Beleidsmedewerker/ Maatschappelijke werker

Ministerie GMN GMN4 Waarnemend hoofd geneeskunde Sector Gezondheid

Ministerie SOAW SOAW1 Sector directeur Ministerie SOAW SOAW2 Secretaris Generaal Ministerie SOAW SOAW3 Beleidsmedewerker

ouderenzorg

Maatschappelijke middenveld

Ouderenzorginstelling MM1 Voorzitter Raad van bestuur

zorginstellingen Ouderenzorginstelling MM2 Ex-secretaris Raad van

Gezondheidszorg Curaçao

Intramurale zorg MM3 Ex-voorzitter Raad van Gezondheidszorg Curaçao

Extramurale zorg MM4 Huisarts algemeen ouderenzorg Intra- en Extramurale

zorg

GERELATEERDE DOCUMENTEN