• No results found

In het voorgaande deel is een beeld geschetst van het welbevinden van de leraar op het gebied van autonomie, competentie en relatie. Daarnaast is gekeken naar het huidige spanningsveld in het onderwijs, tussen de normatieve en instrumentele professionaliteit van de leraar en de effecten hiervan op het welbevinden van de leraar.

In het tweede deel wordt ingegaan op het praktijkonderzoek, door middel van interviews die zijn afgenomen bij zowel leraren als andere onderwijsbetrokkenen. Dit interview heb ik tevens zelf ingevuld, waarbij ik heb kunnen reflecteren op mijn eigen handelen en welbevinden als leraar.

Het praktijkonderzoek zal ertoe dienen het theoriedeel te verifiëren en andere niet in de theorie gemarkeerde facetten toe te voegen. Er zal worden gekeken of dat wat de theorie aangeeft, ook daadwerkelijk in de praktijk is terug te vinden. Aan de hand van de deelvragen die zijn terug te vinden in hoofdstuk 1, zal antwoord worden gegeven op de probleemstelling:

‘Hoe is het welbevinden van leraren, voor wat betreft de drie basisbehoeften relatie, competentie en autonomie, in het spanningsveld tussen de instrumentele en normatieve professionaliteit?’

Dit hoofdstuk zal zich richten op de opbouw van het praktijkonderzoek. Er wordt ingegaan op de onderzoeksgroep, het soort onderzoek, de onderzoeksinstrumenten en tenslotte de manier waarop het onderzoek is uitgevoerd.

6.2 Onderzoek

Er is in dit deel sprake van een kwalitatief-explorerend onderzoek (Baarda, 2014). Dit houdt in dat er gegevens zijn verzameld door middel van interviews. Deze interviews zijn

afgenomen bij verschillende doelgroepen (namelijk leraren uit vernieuwend- en

basisonderwijs en onderwijsbetrokkenen) om te kijken of hierin nog verschillen te bemerken zijn, met betrekking tot het welbevinden van de leraar.

Het interview wordt afgenomen door middel van een semigestructureerde vragenlijst.

Dit houdt in dat de vragen deels uit het theoriedeel komen en deels voortkomen uit het gesprek en aansluiten bij het betreffende gespreksonderwerp. Het interview is opgebouwd uit vijf onderdelen. Het eerste onderdeel gaat in op het spanningsveld. Vervolgens wordt er ingegaan op de drie basisbehoeften, namelijk autonomie, competentie en relatie. Tenslotte wordt er in het laatste deel ingegaan op het welbevinden van de leraar. Dit wordt gedaan om de antwoorden die gegeven zijn in de vorige vragen te bevestigen. Het format van het interview is terug te vinden in bijlage 1.

Met de resultaten uit de interviews wordt de theorie geverifieerd. Zo nodig worden hier nieuwe inzichten aan toegevoegd. Eveneens wordt aan de hand van de resultaten een antwoord gegeven op de genoemde deelvragen in hoofdstuk 1.

6.3 Onderzoeksgroep

Het interview wordt afgenomen bij acht onderwijsdeskundigen. Deze deskundigen komen uit verschillende gebieden van het onderwijs, om zo een goed beeld te kunnen schetsen van het welbevinden van de leraar binnen meerdere vormen van het basisonderwijs in

Nederland. De onderzoeksgroep bestaat uit leraren uit het regulier basisonderwijs, democratisch onderwijs, speciaal onderwijs en ervaringsdeskundigen, die op een andere manier bij het onderwijs zijn betrokken. Dit zijn directeuren en onderwijsspecialisten.

Om de privacy van deze respondenten te bewaken, worden er in dit onderzoek geen namen genoemd. Vandaar dat de respondenten met karakters zullen worden onderscheiden.

De volgende respondenten hebben een bijdrage geleverd aan het praktijkonderzoek:

• Respondent A, leraar op een democratische basisschool in Driel.

• Respondent B, lerares Engels op een democratische school in Den Haag, voor basis- en middelbaar onderwijs.

• Respondent C, lerares in de bovenbouw op een christelijke basisschool in Nijkerk. Zij is bezig met het opzetten van een nieuwe leerlijn voor rekenen, waarvoor zij ook een master heeft gevolgd.

• Respondent D, lerares in de onderbouw op een christelijke basisschool in Veenendaal, waar wordt gewerkt met units en het halfjaarlijks systeem.

• Respondent E, lerares in de bovenbouw op een christelijke basisschool in Veenendaal.

• Respondent F, lerares in het speciaal basisonderwijs in Zetten.

• Respondent G, directeur van een christelijke basisschool in Nijkerk.

• Respondent H, directrice van een democratische school in Den Haag, voor basis- en middelbaar onderwijs.

• Respondent I, voorheen leraar, auteur van meerdere onderwijs gerelateerde boeken, begeleidde in meer dan twintig landen educatieve projecten.

6.4 Codering

Bij het verwerken van de interviews en het ordenen van de resultaten, is gebruik gemaakt van gesloten en open codes. De gesloten codes zijn gekozen op basis van de deelvragen die in het praktijkdeel worden beantwoord en op basis van de theorie. Aan de hand van deze codes is getracht een antwoord te geven op de deelvragen en uiteindelijk de

probleemstelling van dit onderzoek.

Echter zijn deze gesloten codes niet voldoende. Naar aanleiding van de interviews bleek dat er meerdere codes van belang zijn in dit onderzoek. Deze codes worden niet genoemd in de theorie. Omdat dit onderzoek exploratief van aard is, zijn daarom deze codes, de open codes, toegevoegd. Deze zijn samengesteld door eigen interpretatie van de geboden werkelijkheid uit de interviews. In de tabel hieronder is een overzicht te vinden van de gesloten en open codes. Bij de gesloten codes wordt aangegeven op welke plek deze zijn terug te vinden in de theorie.

Tabel 1. Open codes en gesloten codes

Codes § Scriptie Bron

gesloten codes

welbevinden §2.0, §2.2 Deci & Ryan (1985).

Wilkesmann & Schmid (2013) autonomie §2.2.1 Evers, J., Kneyber, R. (2013)

Deci en Ryan (2002)

Hagger & Chatzisarantis e.a. (2007) Stevens (2008)

Banning (2013)

competentie §2.2.2 Mulder, Weigel & Collins (2007) Eikelenboom, (2009)

Van Manen (2002)

spanningsveld §3.1, 3.3 Kelchtermans (2012) Blake et al. (1998)

open codes gelijkwaardig n.v.t. Respondent A, Respondent E, Respondent G, Respondent H, persoonlijke ruimte n.v.t. Respondent A, Respondent F,

Respondent G, Respondent H gezamenlijke visie n.v.t. Respondent E, Respondent G, verantwoordelijk n.v.t. Respondent A, Respondent E,

Respondent G, Respondent H, Respondent I,

rol n.v.t. Respondent A, Respondent D,

Respondent E, Respondent H.

balans n.v.t. Respondent A, Respondent D,

Respondent F, Respondent G

Verantwoording codering

De gesloten codes zijn gebaseerd op de theorie- en praktijkvragen. Er is gebruik gemaakt van de codes autonomie, competentie en relatie, om een goed beeld te kunnen krijgen van het welbevinden van de leraar. De theorie toont aan dat de aanwezigheid van deze drie behoeften zorgt voor een positief welbevinden (zie hoofdstuk 2). Vandaar ook de keuze voor de code welbevinden. De professionaliteit van de leraar valt onder de basisbehoefte

competentie. Om deze reden is de code professionaliteit toegevoegd aan de lijst. Eveneens valt de code feedback onder de basisbehoefte relatie. Feedback draagt bij aan de

ontwikkeling en professionalisering van de leraar (hoofdstuk 2). De codes spanningsveld, normatieve professionaliteit en instrumentele professionaliteit zijn gekozen om een beeld te kunnen schetsen van het spanningsveld die de respondenten ervaren. Dat kan het

spanningsveld zijn tussen de normatieve en instrumentele professionaliteit, of een ander spanningsveld. Op deze manier blijft de mogelijkheid bestaan om nieuw inzicht te krijgen in andere spanningsvelden die leraren ervaren in het onderwijs. Tenslotte de code meetcultuur.

Dit begrip wordt in de theorie meerdere malen genoemd wanneer wordt gesproken over het spanningsveld. Met deze code wordt gekeken of dit ook wordt ervaren in de praktijk.

Aan de gesloten codes zijn zes open codes toegevoegd. Deze werden niet genoemd in de theorie, maar komen herhaaldelijk terug in de interviews. Wanneer de respondenten spraken over relatie en competentie, kwamen vaak de codes gelijkwaardig, persoonlijke ruimte en gezamenlijke visie naar voren. De aanwezigheid van deze drie draagt bij aan het welbevinden, zo blijkt uit de interviews. Ook de mate van verantwoordelijkheid draagt bij aan het welbevinden van de leraar, in de lijst aangegeven als de code verantwoordelijk. Deze valt onder de code professionaliteit, zie hoofdstuk 2.

Tenslotte de codes rol en balans. De aanwezigheid van het spanningsveld tussen de instrumentele en normatieve professionaliteit hangt deels af van de rol die de leraar heeft in de school, maar ook van de mate waarin er een balans aanwezig is tussen de twee vormen van professionaliteit. In de interviews wordt meerdere malen deze link gelegd. Om deze reden zijn de twee codes toegevoegd aan de lijst, om zo een beter beeld te kunnen schetsen van het spanningsveld waarin de leraar zich bevindt.

7. Onderzoeksresultaten