• No results found

8. ONDERZOEKSDISCUSSIE EN AANBEVELINGEN

8.1 Methode en resultaten

8.1.1 Uitgangspunt

Het uitgangspunt luidde als volgt: ‘Duurzame ontwikkeling kan systematisch worden ingebed in de bedrijfsvoering van VHL wanneer er interactie is tussen duurzaamheidsaspecten, betrokken partijen en zorg.’

Er kan gesteld worden dat dit uitgangspunt te algemeen is geformuleerd en daardoor niet zorgde voor de nodige afbakening en sturing. Toch heeft het geleid tot een duidelijk richtpunt bij de opzet van het onderzoek en de verwerking van resultaten. Ook heeft het onderzoek geleid tot meer specifieke voorwaarden die de interactie tussen de duurzaamheidsaspecten, betrokken partijen en zorg kracht bijzetten.

De initiële veronderstelling van de onderlinge relatie tussen aspecten, partijen en zorg, is deels tot stand gekomen door de website pdcacyclus.nl (Workshop PDCA, 2014). Deze stelde dat er een relatie is tussen KPI’s, gedrag en processen. Het vervangen van de nominale waarde ‘KPI’ (kritieke prestatie indicator) door ‘aspect’ werd als aanvaardbaar aangemerkt vanwege het feit dat aan aspecten KPI’s kunnen worden toegedicht. Door ‘gedrag’ te vervangen door ‘betrokken partij’ is de aard van ‘gedrag’ geconcretiseerd naar de verantwoordelijkheid van een betrokken partij ten opzichte van duurzaamheidsaspecten waarin zij gelieerd zijn. Door ‘proces’ te vervangen door ‘zorg’ werd de noodzaak van het toepassen van zorg aangaande duurzaamheidsaspecten in relatie tot betrokken partijen ondervangen. Het toepassen van de termen KPI, gedrag, en proces had geresulteerd in een andere initiële benaderingswijze. Bij het gebruik van de term ‘KPI’ zou het vaststellen van meetbare indicatoren voorop zijn gesteld. Daardoor zou er wellicht teveel sturing uitgaan van dit rapport. Nu is immers gesteld dat duurzaamheid afhankelijk is van de inhoud die de organisatie daar zelf aan geeft. Wanneer de term ‘gedrag’ zou zijn gehanteerd zou er

waarschijnlijk meer specifieke aandacht voor interne communicatie (bijvoorbeeld communicatieplannen) zijn geweest. Wanneer de term ’proces’ zou zijn gehanteerd zou het onderscheid tussen systeemprocessen en operationele processen wellicht eerder en duidelijker naar voren zijn gekomen.

8.1.2 Keuze van methoden en onderwijsinstellingen

Literatuur

Het literatuuronderzoek omvatte zes methoden, die allemaal een relatie hebben met duurzame bedrijfsvoering. Gedurende de opdracht bleek dat een aantal methoden, ook tijdens het uitvoeren van het onderzoek, aan ontwikkeling onderhevig is geweest. Het fasemodel werd in de methode voor kwaliteitsverbetering in het hoger onderwijs niet als het INK-model aangeduid, maar als onderdeel van het EFQM-excellence model gepresenteerd. Het INK-model, onderdeel van zowel het EFQM-excellence model als het AISHE-model, is van vijf dimensies teruggebracht naar vier dimensies (Dimensies INK, 2014). De wijziging in het fasemodel heeft geen effect gehad op het kader voor duurzame bedrijfsvoering. De dimensies hebben namelijk als zodanig geen concrete plaats gekregen. Wel heeft het gedachtegoed van ontwikkelingsstadia een rol gespeeld in de reikwijdte van duurzame bedrijfsvoering. Het

instrument AISHE is heden verstoken van criterium 1.4, duurzame bedrijfsvoering (Keurmerk DHO). Hierdoor is het directe methodische verband tussen duurzame (facilitaire) bedrijfsvoering en onderwijs, voor wat betreft AISHE, verdwenen. Wanneer voor het onderzoek bekend was dat AISHE haar link met duurzame (facilitaire) bedrijfsvoering was verloren, had dit effect op de gevolgde methode. AISHE heeft gezorgd voor meerdere invalshoeken van de literatuurstudie, waaronder het stappenplan van Barwise. De oorspronkelijke documentatie rondom Barwise is niet getraceerd. Hierbij is enkel gebruik gemaakt van de schematische weergave van de methode. Desalniettemin bood Barwise inzicht in het proces van de implementatie van (milieu)zorg. De bijbehorende informatie had wellicht geresulteerd in een groter accent op een nulmeting en de organisatie daar omtrent.

Door de diversiteit in - aan de methoden gerelateerde - aspecten, partijen en zorg, is een brede insteek van duurzame bedrijfsvoering ondervangen. Deze insteek bevatte zowel de organisatorische kant (zoals EFQM), als de inhoudelijke kant (zoals de MVO-prestatieladder). Het gebruik van andere kwaliteitskaders, zoals ISO 9001, had wellicht

geresulteerd in andere accenten in het kader voor duurzame bedrijfsvoering. Ook het opnemen van de (in de adviesfase naar voren gekomen) Organisatietoets MVO in het literatuuronderzoek had wellicht geresulteerd in een ander organisatorisch kader.

61

Praktijk

Belangrijk was dat de onderwijsinstellingen, die deel uitmaakten van het praktijkonderzoek, affiniteit hadden met duurzaamheid in de bedrijfsvoering. Hoewel dit van te voren in bepaalde mate bekend was, is het niet uit te sluiten dat ‘betere’ keuzes gemaakt konden worden. De drie onderwijsinstellingen binnen het hoger onderwijs bleken achteraf bij Sustainabul betrekkelijk hoog te scoren. WUR werd verkozen tot duurzaamste universiteit. HANZE bleek de 3e duurzaamste hogeschool, gevolgd door HAN, die 4e eindigde (Sustainabul, 2013).

HANZE en HAN bevonden zich tijdens het onderzoek in een overgangsfase, van oud richting nieuw beleid. Dit bood enerzijds inzicht in de wijze waarop onderwijsinstellingen ontwikkelen (het roer omgooien), anderzijds was in een later stadium (bijvoorbeeld over een jaar) wellicht meer en bruikbaardere informatie te winnen. De thema’s waarop beheersing plaatsvindt in de praktijk, zijn deels verklaard door beleidsdocumenten en jaarverslagen. Daarnaast zijn deze aangevuld met de informatie die voortkwam uit interviews en overige documentatie. Het is denkbaar dat op basis van de huidige onderzoeksopzet bepaalde documentatie niet is onderzocht, terwijl deze wel bruikbare informatie had kunnen opleveren.

8.1.3 Generalisatie en synthese van resultaten

De generalisatie van de onderzoeksresultaten was nodig om te komen tot een synthese van de resultaten uit de literatuur en de praktijk. De specifieke bevindingen zijn hier grotendeels gegeneraliseerd/veralgemeniseerd. Wijzigingen die hebben plaatsgevonden binnen methoden (literatuur) of beleid en uitvoering (praktijk) zouden door deze tussenstap weinig invloed hebben op het kader voor duurzame bedrijfsvoering. Er kan dus gesteld worden dat de generalisatie de betrouwbaarheid van het eindproduct heeft verhoogd. De methode waarop synthese heeft plaatsgevonden is na de uitvoering van het literatuur- en praktijkonderzoek tot stand gekomen.

Relaties tussen aspecten, partijen en zorg

De relaties die hierbij onderling op de voorgrond traden zijn niet expliciet benoemd. De relatie tussen partij en aspect kan ‘invloedssfeer’ worden genoemd, omdat het van belang is dat de aspecten zijn te verbinden aan processen van een betrokken partij. De relatie tussen aspect en zorg kan ‘werkingssfeer’ worden genoemd omdat het afhankelijk is van doelen en beleid op welke manier uitvoering wordt gegeven aan de zorg omtrent aspecten. De daadwerkelijke invulling van deze relaties is pas van kracht wanneer een betrokken partij ‘verantwoordelijkheid’ wordt toegedicht aangaande de verzorging van duurzaamheidsaspecten. Het koppelen van deze termen aan de raakvlakken A, B en C kan de identiteit van het driecirkelmodel (aangaande aspecten, partijen en zorg) vergroten.

IPDC

De synthese van de resultaten op basis van de IPDC-cyclus (in plaats van de PDCA-cyclus) en de koppeling daarvan aan inventarisatie, documentatie en communicatie is bepalend geweest voor het kader. De behoefte aan implementatie van duurzame bedrijfsvoering werd op basis van de vraagstelling en de resultaten van het literatuur- en

praktijkonderzoek noodzakelijk geacht en is zodoende aan de PDCA-cyclus toegevoegd. De naamgeving aan (kern)voorwaarden zijn ontstaan op basis van de onderzoeksresultaten, maar zijn niet in alle gevallen een directe afgeleide daarvan. Dit houdt in dat het toepassen van de IPDC-cyclus in de praktijk aanpassing van de

(kern)voorwaarden kan indiceren.

Instappen, uitbreiden en doorgaan

Het daadwerkelijk inbedden van duurzame ontwikkeling in de organisatie is zowel een inhoudelijke als

organisatorische aangelegenheid. Het kan zijn door de verandering van de betekenis van het begrip ‘duurzaamheid’, op termijn, de huidige grenzen van de reikwijdte ontstijgt. Zo kan het zijn dat op termijn de huidige criteria niet meer passen bij het profiel.

62