• No results found

6. Wat zijn kenmerken, eigenschappen en de grondhouding van een social worker die (structureel)

6.6 Metaniveau

In dit hoofdstuk zijn de kenmerken, eigenschappen en grondhouding beschreven van een social worker die structureel muzisch-agogisch werkt in de jeugdhulpverleningspraktijk. Onze hoofdvraag richt zicht specifiek op het HBO-niveau, wat dan ook nader onderzocht is, zowel in de theorie als in de praktijk. In de literatuur kwam naar voren dat een HBO’er zich onderscheidt van een MBO’er, doordat hij de situatie kan overstijgen. Op metaniveau overziet hij de situatie en van daaruit maakt hij keuzes in zijn handelen en/of het plegen van interventies (Bree, 2009). Daarnaast vroegen we aan Jan van Rosmalen en Dineke Behrend of het muzisch werken HBO-gerelateerd is. Zowel Jan van Rosmalen als Dineke Behrend gaven aan dat het muzisch werken niet specifiek HBO-gerelateerd is.

Jan van Rosmalen gaf aan dat het ‘creatieve’ wel HBO-gerelateerd is. Hij maakt onderscheid tussen het ‘muzische’ en het ‘creatieve’, zoals eerder beschreven is in H 3.

 Een HBO’er overstijgt de situatie en neemt verantwoordelijkheid:

‘ (…) Creatief gaat echt van het kunnen overstijgen van de situatie, alternatieven kunnen bedenken of kunnen ontwerpen het kunnen laten ontstaan, het meer dan kunnen werken met protocollen. Zelf ook in onvoorziene situaties kunnen handelen. Het zelf ook verantwoordelijkheid kunnen nemen. Dat vind ik wel iets van een HBO. Dat vind ik zo omschreven in alle boekjes’ (JvR7, 2013).

 Een HBO’er zet bewust muzische-agogische middelen in, koppelt dit aan het hulpverleningsplan, rapporteert over de waarde van het inzetten van de muzische-agogische interventie en reflecteert op zijn handelen:

‘Muzisch werken [is] op zich niet per definitie [HBO-gerelateerd], maar muzisch-agogisch kan je natuurlijk ook op MBO niveau doen, maar ik denk naarmate je meer initiatief er in neemt meer planmatig er in bezig bent, meer beleidsmatig bezig bent. Je kunt natuurlijk afspraken maken van wij benaderen cliënten op die manier. Als het gaat over afstemmen en rapporteren het liedjes zingen op

47 zich, daar heb je natuurlijk geen HBO-diploma voor nodig. Maar het liedje zingen in het kader van een hulpverleningsplan en de waarde eruit halen en het kunnen benoemen in een overdracht dat inzetten van het middel het bewust zijn hoe het middel werkt en kijken naar wat het gedaan heeft, het reflecteren, dan heb je het over HBO- werken (DB7, 2013).

In de praktijk werden de volgende verschillen genoemd in het muzisch-agogisch werken tussen een HBO’er en een MBO’er:

 Een HBO’er overstijgt de situatie:

‘Eh nou.. Het leuke is dat MBO’ers juist heel creatief bezig zijn en of het dan bekwaam of onbekwaam is, dat weten ze eigenlijk niet zo goed. Ze zijn erg bezig met knutselen en erg bezig met het verzorgen, maar niet zozeer met het overstijgende denken, waar komt nou wat vandaan? En dat is wel meer HBO-niveau. Dus echt op een HBO manier bezig zijn, het muzische-agogische in te zetten en om dingen voor elkaar te krijgen, dat vind ik meer HBO-niveau. Ik denk dat de HBO’er het bedenkt en de MBO’er het prima uit kan voeren, maar die gaan niet bedenken: Nou, wat kan er in dit geval ingezet worden om iets voor elkaar te krijgen? De HBO’ers kunnen bijvoorbeeld ook bedenken hoe er aan bepaalde doelen gewerkt kan worden op een muzische wijze. Je kan ook in een overdracht vertellen aan een MBO’er wat precies je doel is’ (CB9,2013).

 Een HBO’er is vaak sterker in het bedenken en minder sterk in de uitvoering:

‘Ja, het [verschil] komt uiteindelijk op de uitvoering aan. Ik denk zeker dat een HBO’er van belang is in het werkveld. Maar ik denk dat iedereen een waardevolle aanvulling is voor een team. Je moet niet denken dat een SPH’er beter is in de uitvoering. Het is vaak juist zo dat de denkers, vaak de HBO’ers minder sterk zijn in de uitvoering. Maar het is wel waar dat een goede visie ook een effect heeft op het handelen’ (PP9,2013).

 Een HBO’er werkt doelgericht:

‘Ja als je het echt planmatig doet denk ik, dan lijkt het mij wel HBO gerelateerd. Je wilt er echt een doel mee bereiken en daar heb je van tevoren over nagedacht. En nee denk ik van eh.. wanneer je gewoon maar activiteiten doet, dat is allemaal prima. Maar zonder het uiteindelijke doel voor ogen te houden en dan lijkt me dat een prima MBO taak’ (LF9,2009).

 Een HBO’er zet de dingen op:

‘Ik denk dat je als HBO’er meer de dingen opzet en dat je het beide uitvoert’ (JS9,2013).

Uit deze antwoorden uit de praktijk blijkt dat een Sociaal Pedagogisch Hulpverlener (HBO-niveau) zich van een Pedagogisch Medewerker (MBO-niveau) onderscheidt, doordat hij het overzicht heeft (metaniveau) en de dingen bedenkt. Ook blijkt dat een HBO’er niet persé beter is dan een MBO’er, maar dat ze elkaar juist aanvullen.

6.7 Conclusie

In dit hoofdstuk hebben we aan de hand van literatuuronderzoek en praktijkonderzoek gekeken naar de kenmerken, eigenschappen en de grondhouding van een social worker die structureel muzisch-agogisch werkt in de jeugdhulpverleningspraktijk op HBO-niveau.

Het specifieke wat je als social worker moet kunnen om het muzische-agogische op een juiste wijze in te zetten, wordt door zowel Jan van Rosmalen als Dineke Behrend in een aantal kernwoorden benoemd: Kennis van verschillende muzische activiteiten, aansluiten bij / afstemmen op de cliënt, de muzische activiteiten doelgericht inzetten gericht op de appèlwaarden. Samen met een muzische grondhouding is dit de kern van het muzisch-agogisch werken. Wij sluiten ons aan bij het schema van Dineke Behrend : grondhouding + reflectie + kennis + vaardigheden = beroepshouding.

Uit ons theorie- en praktijkonderzoek werden veel eigenschappen genoemd die je als social worker moet beheersen om op de juiste wijze muzisch-agogisch te werken. Wij sluiten ons aan bij de quote

48 van Dineke Behrend: ‘Als je echt muzisch-agogisch wilt werken, dan moet je een duizendpoot zijn.’

Eigenschappen die meerdere malen worden genoemd in de theorie zijn: Koffer met ervaring/repertoire, aansluiten bij de cliënten, contact, lef, alertheid, inzicht en een creatieve houding. Eigenschappen die meerdere malen worden genoemd door jeugdhulpverleners zijn:

Humor, reflecteren, enthousiasme, creativiteit, flexibiliteit en motivatie. Wij concluderen hieruit dat deze eigenschappen van belang zijn om muzisch-agogisch te werken met de cliënt, omdat ze meerdere keren worden genoemd. Ook zien we overlap tussen de eigenschappen die worden genoemd uit de theorie en de praktijk en de input van de derdejaars studenten (met de minor Creatief Agogisch Werk) , onder andere het aansluiten bij de cliënt.

Een HBO’er die muzisch-agogisch werkt onderscheidt zich van een MBO’er die muzisch-agogisch werkt, doordat hij de situatie kan overstijgen op metaniveau en over zijn handelen kan reflecteren.

49