• No results found

Wat zijn best practices van een social worker die (structureel) muzisch-agogisch in de

werkt?

5.1 Inleiding

In deze deelvraag zal er worden ingegaan op wat er in de praktijk aan muzische-agogische interventies worden ingezet, die effectief en helpend zijn voor de cliënt. Vanuit de gehouden interviews (praktijkonderzoek) zullen er voorbeelden worden benoemd van muzisch-agogisch werken door de hulpverleners. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de aangeleverde opdrachten van derdejaarsstudenten, die als input zullen dienen voor het weergeven van best practices op de leef – en behandelgroep binnen de jeugdzorg (6-18 jaar). De input van de derdejaars studenten, wat bestaat uit gedane observaties in de praktijk, is geselecteerd op basis van de doelgroep en het woordweb (zie H6, fig. 6.2). Er is gekozen voor de observaties en niet voor de student uitgevoerde interventies (die beide weergegeven worden in de opdracht), om de kwaliteit en de betrouwbaarheid van het onderzoek te waarborgen. In het onderzoek worden afgestudeerde hulpverleners uit de praktijk geïnterviewd. Hiermee hebben we evenredig vergelijkingsmateriaal.

Doordat ons onderzoek zich richt op Jeugdhulpverlening, zijn alleen die voorbeelden eruit gelicht.

Aan de hand van literatuuronderzoek, waarvan de resultaten in voorgaande en verdere hoofdstukken staan, is gezocht naar voorbeelden die aansloten bij de input van de derdejaars. Door het tonen van de best practices zal inzichtelijk gemaakt worden welke effecten het muzisch-agogisch werken op de cliënt in de Jeugdhulpverlening heeft. Het weergeven van de best practices en de effecten ervan zullen van belang zijn voor het vormen van een passend profiel voor een social worker die structureel muzisch-agogisch werkt in de jeugdhulpverleningspraktijk op HBO-niveau.

5.2 Best practices

De letterlijke betekenis van een best practice luidt als volgt: ‘Het resultaat van een project of een nieuwe of aangepaste methode van werken die voor andere organisaties bruikbaar en over te nemen zijn’ (Slot, 2007). Het gaat om een voorbeeld die aantoont hoe er op een juiste wijze muzisch-agogisch wordt gewerkt in de praktijk en wat het effect hierop is van de cliënt. Daarnaast is, zoals in voorgaande hoofdstukken is beschreven, het doelgericht werken van belang. Hieronder de eisen waaraan een best practice moet voldoen:

 De hulpverlener werkt doelgericht en heeft het doel behaald. Het doel is gericht op het welzijn en/of leerrendement van de cliënt (zie definitie muzisch-agogisch werken in H 3.10).

 De muzische-agogische interventie heeft effect op de cliënt.

 De muzische-agogische interventie kan door succes herhaald worden, aangepast op de situatie en het doel van de cliënt.

De best practices zijn van belang voor het structureel muzisch-agogisch werken, gekoppeld aan de eigenschappen van een social worker, wat van belang is voor het maken van een passend profiel.

De voorbeelden die worden genoemd zijn afkomstig van de derdejaars studenten. De opdracht van voor de derdejaars studenten bevat een praktijkonderzoek over muzisch-agogisch werken binnen de stage instellingen van de derdejaars studenten, waarbij er wordt gekeken op welke wijze er muzisch-agogisch wordt gewerkt en wat dit voor effect heeft op de cliënt. Er worden geen concrete handvatten gegeven voor de observaties, zoals een observatieschema. De voorbeelden zijn geselecteerd en gekoppeld aan de hand van de eigenschappen die een muzisch-agogisch werker moet hebben volgens de hulpverleners in de jeugdhulpverleningpraktijk (zie H6, fig. 6.2). De eigenschappen waaraan de voorbeelden zijn gekoppeld staan vermeld boven de voorbeelden.

38 Wat opvalt uit de voorbeelden uit de praktijk is dat de volgende eigenschappen met name naar voren komen: Aansluiten bij de belevingswereld van de cliënt, vindingrijk zijn om op de juiste manier in te spelen, theoretische kennis hebben, goed naar het kind kunnen kijken en het niveau en creativiteit. Deze komen uit het woordweb (fig.6.2). Deze eigenschappen kunnen we onderverdelen in de eigenschappen die Dineke Behrend en Jan van Rosmalen ook noemen in deelvraag 4 (H6), namelijk: Kennis van verschillende muzische activiteiten, aansluiten bij / afstemmen op de cliënt, de muzische activiteiten doelgericht inzetten gericht op de appèlwaarden. Hieruit kan worden geconcludeerd dat praktijk en theorie op elkaar aansluiten. Uit deze voorbeelden komt ook naar voren dat door het inzetten van muzisch-agogisch werken een gedragsverandering plaatsvindt bij de cliënt, wat in onderstaande voorbeelden tot een positief effect leidt voor zowel de ontwikkeling van de cliënt als de sfeer op de groep. Ook kan worden benadrukt dat het muzisch-agogisch werken van belang en daarnaast verrijkend is in het contact met de cliënt(en). Verder komt uit de voorbeelden naar voren dat er een diversiteit is aan muzische-agogische interventies, waaruit geconcludeerd kan worden dat muzisch-agogisch werken breed ingezet kan worden. Dat benadrukt het belang van een goede basis aan kennis van verschillende muzische middelen die agogisch ingezet kunnen worden, wat Dineke Behrend en Jan van Rosmalen onderstrepen zie deelvraag 4 (H6).

Hieronder staan zeven voorbeelden, waarin verschillende eigenschappen van een social worker die muzisch-agogisch werkt, naar voren komen. In bijlage G staan alle (zesentwintig) voorbeelden van best practices, genoemd door de hulpverleners die zijn geïnterviewd. De onderstaande voorbeelden, zijn de voorbeelden die de kern vormen van de alle voorbeelden die in bijlage G staan genoemd en die voldoen aan de ‘eisen’ van een best practice.

Humor, zie het gedrag als middel om met bepaalde situaties om te gaan, gezond verstand, inzicht in het verloop van de situaties, speelsheid

‘Toen een jongere onderuit gezakt op de bank en met haar voeten op de tafel zit, deed een collega dit na. Hij hoefde niks te zeggen en liet de jongere door middel van spiegelen bewust worden van haar verkeerde houding. Dat spiegelen zie ik ook vaak terug in verbale vormen. Als een meisje iets op gebiedende wijs zegt, hoeft een collega dit alleen maar te spiegelen door het te herhalen om de cliënt in te laten zien dat dit onacceptabel is. Deze muzische grondhouding zie ik bij heel het personeel in meer of mindere mate terug’ (S6, LSG Rentray, 2013).

Vindingrijk zijn om op de juiste manier in te spelen, aansluiten bij de belevingswereld van de cliënt, creativiteit, goed naar het kind kunnen kijken en het niveau, observeren, theoretische kennis ‘Zo is er voor een meisje die moeilijk haar gevoelens kan uiten een emotiepoppetje gemaakt. Hier kan zij allemaal verschillende gezichtjes op laten zien met een cijfer van 1 tot 10 er bij. Zo kan zij toch op die manier vertellen hoe zij zich voelt’ (S7, Fornhese, 2013).

Aansluiten bij de belevingswereld van de cliënt, creativiteit, vindingrijk zijn om op de juiste situaties in te spelen, overleggen in het team, goed naar het kind kunnen kijken en het niveau, inzicht in de ontwikkeling van de kinderen, theoretische kennis, kaderen van de activiteit

‘De leeftijd waar de kinderen in bevinden, is een leeftijd waar seksualiteit een bepaalde rol gaat spelen. Het werd duidelijk dat dit ook bij de tieners op de groep aan het spelen was. Er kwamen vragen over seksualiteit, er werden grapjes gemaakt en het werd duidelijk dat de meisjes het eigenlijk nog wel lastig vonden om grenzen aan te geven. Daarom hebben de groepsleiders besloten om het

‘Vlaggenspel’ in te zetten. Het vlaggenspel is een methodiek waarin seksualiteit met tieners kan worden besproken met een lach. Tijdens het spelen van het vlaggenspel bespreekt een groepsleider (zelfde geslacht als spelende kinderen) met twee kinderen verschillende onderwerpen omtrent seksualiteit. Dit doet de groepsleider door middel van tekeningen met verschillende situaties. Zo wordt er bijvoorbeeld afgebeeld dat twee kinderen elkaar een kus geven, terwijl de ander dat leuk vind of juist niet. Deze tekening wordt laten zien aan de kinderen en er wordt aan hen gevraagd om de vlag die volgens hen bij de tekening past te laten zien. Er zijn vier verschillende soorten vlaggen: de

39 groene (dit vind ik oké), de gele (dit vind ik niet geheel oké), de rode (dit vind ik niet oké) en de zwarte (dit vind ik helemaal niet oké, dit vind ik niet kunnen). Nadat de vlaggen omhoog zijn gegaan, vraagt de groepsleider waarom die bepaalde vlag en gaan ze vervolgens met elkaar in gesprek’ (S13, Trajectum, 2013).

Aansluiten bij de belevingswereld van de cliënt, creativiteit, theoretische kennis hebben, goed naar het kind kunnen kijken en het niveau, speelsheid

‘Door middel van een tekening uitgelegd wat zijn leerpunten zijn en hoe die gingen vandaag’ (S14, Trajectum, 2013).

Aansluiten bij de belevingswereld van de cliënt, theoretische kennis, zie het gedrag ook als middel om met een bepaalde situatie om te gaan, creativiteit, aansluiten bij de belevingswereld van de cliënt

‘Tot slot is me opgevallen dat het zeggen van ‘sorry’ ook muzisch wordt vorm gegeven. Wanneer een kind zijn excuses aan moet bieden aan een ander kind of een PM’er [pedagogisch medewerker] wordt er een tekening of een kaart gemaakt. Met een verbale ‘sorry’ en de tekening wordt vervolgens het excuus aangeboden. (…) op het moment dat ze bezig zijn met hun kaart/tekening lijken ze rustiger te worden en doen ze ook wat er van hen wordt gevraagd’ (S17, Trajectum, 2013).

Aansluiten bij de belevingswereld van de cliënt, observeren, creativiteit, luisteren naar het kind

‘Ze kleien bijvoorbeeld regelmatig, en geven dan allerlei betekenissen aan het materiaal. Ik vind het leuk om daarop door te vragen en mee te gaan in de fantasie van de kinderen’(S3, ’s Heeren Loo, 2013).

Inzicht in de ontwikkeling van kinderen, gezond verstand, kaderen van de activiteit, structuur

‘De meeste kinderen zijn erg druk voor het slapen gaan en het is dan ook moeilijk om ze in bed te krijgen. Om de kinderen meer rust te bieden voor ze naar bed gaan worden ze voorgelezen. Het boek mogen ze zelf kiezen. Door het lezen worden de kinderen rustiger en is het gemakkelijker om ze naar bed te brengen. Tevens helpt het de kinderen zelf ook om rustig te worden’ (S2, Leger des Heils, 2013).

5.3 Conclusie

In deze deelvraag ‘Wat zijn best practices van een social worker die (structureel) muzisch-agogisch in de jeugdhulpverleningspraktijk (6-18 jaar) werkt?’ wordt als eerste een omschrijving gegeven van een best practice. Een best practice kenmerkt zich door doelgericht werken van de hulpverlener, het behalen van de doelen van de cliënt, het effect van de muzische-agogische interventie op de cliënt en het herhalen van de muzische-agogische interventie door succes. Hieruit kan worden geconcludeerd dat het cliëntgericht en doelgericht werken van belang is. De eigenschappen die de social worker hiervoor nodig heeft, zullen worden uitgewerkt in deelvraag 4 (H6). Aan de hand van deze omschrijving zijn voorbeelden genoemd uit de praktijk, die bestaan uit observaties van derdejaars studenten in de praktijk. Deze voorbeelden zijn geselecteerd op een aantal punten, namelijk: doelgroep, behandel/leefgroep, leeftijd cliënten en de eigenschappen van de afgestudeerde hulpverlener. Aan de hand van deze voorbeelden kan worden geconcludeerd dat muzisch-agogisch werken een belangrijk onderdeel is in het contact met de cliënt. Nog een belangrijk aspect is de gedragsverandering die optreedt bij het inzetten van muzische-agogische middelen, wat een positief effect kan hebben op de ontwikkeling van het kind en de sfeer in de groep. Een voorbeeld hiervan is de ‘Sorry-kaart/tekening’ (zie het voorbeeld van student 17). De genoemde voorbeelden (zie ook bijlage G) tonen ook aan dat een hulpverlener kennis moet hebben van zowel de muzische-agogische middelen als de doelgroep, om aan te sluiten bij de cliënt. Dit zal verder worden uitgewerkt in deelvraag 4 (H6).

40

6. Wat zijn kenmerken, eigenschappen en de grondhouding van een