• No results found

Als mensen een eeuw leven; is dat een vloek of zegen? Wat vind ik dat een lastige vraag! Niet alleen ik heb moeite met het formuleren van een antwoord op deze vraag, ook zo’n 30 leeftijdsgenoten die ik deze vraag voorgelegd heb, wisten eigenlijk niet goed een antwoord te geven. De keuze tussen vloek en zegen, twee extremen, kan én wil ik niet maken. Liever benader ik ‘een eeuw leven’ positief, een beetje bezorgd, maar toch ook vooral realistisch en pragmatisch.

Als ik aan een eeuw leven denk dan denk ik aan meer tijd om te leven, aan kansen. Ik denk dan aan de extreme voorbeeld: Een 105-jarige die een werelduurrecord op de fiets aanvalt, aan een emeritus hoogleraar die de 80 jaar al lang gepasseerd is, maar nog werkt aan zijn magnum opus, en aan een 90-jarige mevrouw waar ik maar geen afspraak mee kon maken omdat zij nog fulltime als vrijwilliger werkt. Maar ook denk ik dan aan alle oudere mensen die mij trots foto’s van hun familie laten zien, vertellen hoe zeer zij genieten van wandel- en fietstochten, mij steeds weer geduldig de regels van bridge proberen uit te leggen en die mij levendiger dan welke geschiedschrijver dan ook kunnen meenemen naar vervlogen tijden. In dat opzicht voldoen veel ouderen die ik ontmoet totaal niet aan het bijna klassieke beeld van oud en hulpbehoevend dat ik kreeg toen ik mijn ouders en grootouders naar hun grootouders vroeg. Daarentegen illustreren ze voor mij vooral de mooie kant van lang leven: Het langer de kans hebben om te doen wat je het liefste doet zoals het genieten van de mensen om je heen, het gebruik maken en doorgeven van de kennis en ervaring die je in alle jaren hebt opgebouwd, steeds weer in staat zijn nieuwe dingen te leren en nieuwe mensen te ontmoeten, en nog meer tijd te hebben om betrokken te blijven en je in te zetten voor anderen.

Tegelijkertijd besef ik dat ouder worden niet altijd een zegen is, en ook onherroepelijk met gebreken zal komen. Als ik aan mijn eigen oma denk, dan word ik zelfs een beetje bezorgd en bang om lang te leven. Mijn oma was een vrouw die altijd ontzettend betrokken was bij haar kinderen en kleinkinderen, en die niets liever deed dan voor anderen zorgen. Een goed voorbeeld hiervan is hoe zij, altijd als mijn broertje en ik bij haar bezoek waren, naar de keuken snelde om daar flensjes voor ons te gaan bakken. Echter, de laatste jaren van haar leven wilde zij nog wel, maar kon zij geen flensjes meer voor ons bakken op de afdeling achter het cijferslot. De Alzheimer nam langzaam aan steeds meer bezit van haar. Vaak was ze verward, bang en in paniek, en herkende ze haar eigen kinderen en kleinkinderen niet meer. Op heldere momenten overheersten vaak de tranen van verdriet, eenzaamheid en gemis. Mijn oma was niet meer mijn oma zoals ik haar gekend had, en ik kon alleen maar hopen dat ze hier zelf niet te veel onder leed. Nee, als ik hieraan denk, dan weet ik niet of ik eigenlijk wel oud wil worden. Dan ben ik een beetje bang voor het voor het moment dat ik besef dat

50

ik achteruit ga, bang om anderen hiermee te kwetsen, en ben ik vooral bang dat ik hier zelf onder zal lijden.

Ik ben me bewust van het feit dat langer leven kansen biedt, maar dat dit twee kanten op kan gaan en daarmee dus eigenlijk niet anders is dan het leven op zich: Er zijn mooie momenten, maar ook momenten die we liever niet meemaken. Als ik in de laatste minuten van mijn leven zou kunnen terugkijken dan hoop ik echter wel een leven te zien dat in balans is, met een laatste fase van het leven dat dat ook zoveel mogelijk is, en dat ik als waardig zou kunnen bestempelen. Dit roept bij mij vragen op als: Wat is een waardig einde van een leven? En hoe kunnen we deze waardigheid zoveel mogelijk én voor iedereen waarborgen? Ook denk ik dan aan andere vragen en uitdagingen die gepaard gaan met een steeds langer levende bevolking, zoals: Hoe gaan we om met een veranderende bevolkingssamenstelling? Hoe gaan we om met ziekten die gepaard gaan met langer leven? Is het wenselijk en überhaupt wel mogelijk dat we allemaal langer doorwerken? En, hoe kunnen we dit alles inpassen in een wereld waarin bronnen niet onuitputtelijk zijn? Als ik pragmatisch naar deze problematiek kijk, dan besef ik me dat het niets iets nieuws is. We worden namelijk al decennia lang steeds ouder: Mijn generatie zal langer gaan leven dan de generatie ervoor, die ook al langer leefde dan de generatie daarvoor. Keer op keer is hier op ingespeeld, en hebben we onze weg hierin gevonden.

Als mensen een eeuw leven; is het een vloek of een zegen? Als je het mij vraagt is het vooral een niet te stoppen ontwikkeling, maar wel een ontwikkeling waar we ons bewust van moeten zijn, kritische vragen over mogen stellen en op moeten blijven inspelen. Zodat, als iemand in de verre toekomst dit document ooit onder ogen komt, zich afvraagt waarom we hier ons ooit zo druk om hebben gemaakt.

51