• No results found

Meewerkverplichtingen bij de bestrijding van infectieziekten

7.1 INLEIDING

Waar de wetgeving aangaande de infectieziektebestrijding lang relatief weinig aandacht kreeg, is deze – mede door dreigende epidemieën zoals SARS en de Mexicaanse griep – de laatste jaren juist uitdrukkelijk in de belangstelling komen te staan. Alhoewel infectieziekten lang niet altijd dodelijk zijn, kunnen zij een groot risico vormen voor de volksgezondheid doordat zij overdraagbaar zijn van de ene op de andere mens en op deze manier snel een populatie kunnen besmet-ten. Om de volksgezondheid te beschermen kan de overheid diverse maatregelen nemen ter voorkoming van de uitbreiding van een infectieziekte. Zo bestaat on-der meer een meldplicht van bepaalde ziekten voor artsen, kunnen personen verplicht medisch worden onderzocht, een werkverbod krijgen opgelegd of in isolatie dan wel quarantaine worden gezet. Vooral de isolatie en de quarantaine zijn hier interessant omdat toepassing ervan wezenlijke inbreuk maakt op diverse vrijheidsrechten van burgers en ten aanzien van (relatief grote) groepen burgers rondom de (mogelijk) besmette persoon kunnen worden ingezet. Juist wat betreft dat laatste vertoont aanwending van deze gezondheidsrechtelijke dwangmidde-len overeenkomsten met de situatie waarin een grotere groep burgers medewer-king wordt gevraagd in een grootschalig DNA-onderzoek (‘kring rondom de dader’). Het is daarom nuttig nader te bezien welke grenzen, voorwaarden en waarborgen het gezondheidsrecht aan toepassing van genoemde dwangmidde-len tegen grotere groepen stelt.

7.2 NEDERLAND

Inleiding

De in 2008 in werking getreden Wet publieke gezondheid (Wpg) vormt in Neder-land het kader waarbinnen dwangmaatregelen ten behoeve van infectieziekten-bestrijding kunnen worden getroffen. Deze relatief nieuwe wet, die steunt op de Internationale Gezondheidsregeling van de WHO, vervangt en bundelt de voor-malige Quarantainewet, de Infectieziektenwet en de Wet collectieve preventie volksgezondheid. De Wet publieke gezondheid verdeelt de infectieziekten onder in de drie groepen A, B (B1 en B2) en C, in volgorde van gevaarlijk- en besmette-lijkheid. Voor de infectieziekten in groep C kan de overheid alleen ‘vrijwillige’ maatregelen nemen of adviezen geven, voor de infectieziekten in groep B2 is het mogelijk een verbod van beroeps- of bedrijfsuitoefening op te leggen, voor de infectieziekten in groep B1 kan een beroepsverbod, een gedwongen onderzoek en

―――

opneming ter isolatie volgen, en voor de infectieziekten in groep A zijn alle mo-gelijke dwangmiddelen toepasbaar (werkverbod, gedwongen onderzoek, isolatie, quarantaine inclusief medisch toezicht).

Reikwijdte meewerkverplichtingen

De artikelen 30 tot en met 46 Wpg voorzien in de (dwang)maatregelen die toe-pasbaar zijn jegens individuen. In het bijzonder van belang daarvan zijn artikel 31 (opneming ter isolatie en medisch onderzoek) en artikel 35 (quarantaine en me-disch toezicht), die daarom nu eerst aan bod komen.

De opneming ter isolatie (art. 31 Wpg) is een bevoegdheid van de burgemees-ter om iemand tegen zijn wil in isolatie te laten opnemen in een ziekenhuis. De groep van personen die ter isolatie kunnen worden opgenomen verschillen per infectieziektegroep. Wanneer het een infectieziekte is die behoort tot groep A (de meest ernstige), kunnen de lijders aan die infectieziekte en vermoedelijke lijders (‘personen waarover gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat hij daaraan lijdt’) worden opgenomen ter isolatie (art. 31 lid 1 sub a Wpg). Het is dus moge-lijk dat iemand wordt opgenomen ter isolatie terwijl de bewuste infectieziekte nog niet (helemaal) is komen vast te staan. Lijders van een infectieziekte beho-rende tot groep B1 en vermoedelijke lijders daaraan kunnen, indien de concrete situatie erg besmettingsgevaarlijk is, ook worden geïsoleerd (art. 31 lid 2 sub a Wpg). Deze maatregel tot isolatie is echter minder vanzelfsprekend dan de isola-tie bij de infecisola-tieziekten uit groep A: wanneer het gevaar voor besmetting valt af te wenden met een minder ingrijpende maatregel zal die dienen te worden benut. Voor beide situaties (art. 31 lid 1 en lid 2 Wpg-gevallen) is daarnaast vereist dat ernstig gevaar voor de volksgezondheid bestaat door verspreiding van de infec-tieziekte (art. 31 lid 1 sub b en lid 2 sub b Wpg), dit gevaar niet op andere wijze effectief kan worden afgewend (art. 31 lid 1 sub c en lid 2 sub c Wpg) en de be-trokkene niet tot opneming ter isolatie bereid is (art. 31 lid 1 sub d en lid 2 sub d Wpg). Tegelijk met de isolatie kan een medisch onderzoek worden verricht door een arts om vast te stellen of iemand daadwerkelijk lijdt aan de infectieziekte. Indien hierbij onderzoek in het lichaam plaats moet vinden, is daarvoor een machtiging van de rechter-commissaris noodzakelijk (art. 31 lid 4 Wpg). Het medisch onderzoek kan alleen gedwongen plaatsvinden wanneer bij niet-verrichting van het onderzoek de gezondheid van derden in gevaar is. Wanneer de gezondheid van derden al afdoende is beschermd door de isolatie alleen is het gedwongen medisch onderzoek verboden.1

Artikel 35 Wpg geeft de burgemeester de bevoegdheid om personen die con-tact hebben gehad met de lijder of een vermoedelijke lijder van een infectieziekte uit groep A (de zogenaamde mogelijk besmettelijken) in quarantaine te laten

verblijven om te bekijken of zij daadwerkelijk geïnfecteerd zijn.2 Quarantaine houdt volgens Dute een bezoekverbod van derden in en een uitgaansverbod voor betrokkene. In geval van thuisquarantaine kan het bovendien een uitgaansverbod voor diens medebewoners omvatten. Ook voor quarantaine is ernstig gevaar door verspreiding van de infectieziekte voor de volksgezondheid vereist. Het subsidiaire karakter van de maatregel blijkt uit het gestelde onder sub c van arti-kel 35 lid 1 Wpg: de maatregel wordt alleen opgelegd indien de betreffende per-soon zelf niet vrijwillig meewerkt. Als een perper-soon wel vrijwillig meewerkt blijkt uit lid 2 van artikel 35 Wpg dat ook thuisquarantaine tot de mogelijkheden be-hoort. De memorie van toelichting geeft aan dat quarantaine, omdat het om ge-zonde personen gaat, een zeer ingrijpende maatregel is die ‘snel tot ernstige on-rust onder de bevolking kan leiden’ en daarom beperkt is tot de ziekten van groep A.3 De ingrijpendheid van de maatregel komt overigens ook erin tot uit-drukking dat gedurende de quarantaine medisch toezicht kan worden uitgeoe-fend om te bekijken of zich ziekteverschijnselen ontwikkelen. De quarantaine en het daarbij behorende medisch toezicht duren zo lang als noodzakelijk is om het besmettingsgevaar af te wenden. Daarbij zal de incubatietijd dus een belangrijke rol spelen. Medisch onderzoek, zoals bij opneming ter isolatie, is tevens mogelijk bij quarantaine via de koppelingsbepaling van artikel 35 lid 5 Wpg: onderzoek in het lichaam is echter niet mogelijk bij quarantaine.4

Het voorgaande maakt ondertussen duidelijk dat de dwangmiddelen waarin de Wet publieke gezondheid voorziet preventief van aard zijn. In feite gaat het om noodmaatregelen die slechts toepasbaar zijn wanneer het onder controle brengen van het aan een infectieziekte verbonden risico van (verdere) versprei-ding dit vereist. Ook isolatie en quarantaine hebben geenszins de strekking om de bron van een infectie vast te stellen of iemand onder controle te brengen teneinde hem in latere instantie aansprakelijk te stellen, te berechten of te bestraffen of om anderszins repressief tegen deze op te treden. Niettemin kunnen al de hiervoor besproken maatregelen inbreuk maken op fundamentele rechten van het betrok-ken individu nu deze immers ook tegen de wil van de betrokbetrok-kenen kunnen wor-den toegepast. Waar de Duitse regeling zelfs expliciet in bepalingen aan in dit opzicht relevante grondrechten refereert – zie hierna – wijdt de huidige Neder-landse regeling noch de toelichting daarop daaraan echter geen overwegingen.5

Rechtsbescherming

Betrokkene heeft bij het opleggen van de isolatie of de quarantaine het recht zich te laten bijstaan door een raadsman (artt. 32 lid 3 en 36 lid 3 Wpg). De autoriteiten

2 Dit heeft overigens weinig tot geen nut bij infectieziekten met veel symptoomloze dragers: Dute 1994, p. 243-251.

3 Kamerstukken II 2007-2008, 31 316, nr. 3 (MvT), p. 47. 4 Kamerstukken II 2007-2008, 31 316, nr. 3 (MvT), p. 48. 5 Zie Kamerstukken 31 316.

―――

hebben de plicht betrokkene daarin ook te voorzien, tenzij betrokkene daartegen bedenkingen heeft. Reden daartoe is volgens de memorie van toelichting dat de ingrijpendheid van de maatregel aanzienlijk is aangezien het personen kan be-treffen die geen drager van de infectie zijn.6De memorie van toelichting geeft daarbij wel aan dat wanneer een infectieziekte epidemische vormen aanneemt wellicht een collectieve vorm van rechtsbijstand moet worden geboden gezien het eventuele capaciteits- en tijdsgebrek. De wetgever gaat echter ervan uit dat het overgrote deel van de relevante personen tijdens een epidemie vrijwillig mee-werkt.7

De maatregelen van isolatie, quarantaine en medisch onderzoek dienen ach-teraf te worden bekrachtigd door de officier van justitie en de rechter in de vorm van een (verzoek tot) machtiging tot voortzetting van de isolatie, de quarantaine of het medische onderzoek. De officier van justitie doet een verzoek tot deze machtiging, waarna de rechter de betrokkene hoort en vervolgens op het verzoek beslist. Tevens heeft de betrokkene die in isolatie zit of die in quarantaine is ge-nomen de mogelijkheid de rechter te verzoeken de quarantaine of de opneming ter isolatie op te heffen (art. 42 Wpg).

Hoewel ook meewerkverplichtingen in het kader van infectieziektebestrijding wel degelijk inbreuk kunnen maken op fundamentele rechten (zie hierna Duits-land), bieden de kamerstukken daarover nauwelijks overwegingen. Van een toetsing aan rechten uit het EVRM is bijvoorbeeld geen sprake.

Sanctionering van onttrekking aan meewerkverplichtingen

Een eerste vorm van sanctionering is het opleggen van een vrijheidsbenemende maatregel: wanneer iemand niet vrijwillig meewerkt aan opneming ter isolatie, quarantaine of medisch onderzoek ter vaststelling van een besmetting, wordt deze persoon gedwongen opgenomen ter isolatie, gedwongen in quarantaine gezet (zie art. 31 lid 2 sub a Wpg) of gedwongen medisch onderzocht (alleen in-dien de gezondheid van derden daarom vraagt).

Wanneer een betrokkene aan wie de maatregel van quarantaine of opneming ter isolatie is opgelegd zich aan deze maatregel onttrekt, wordt deze gedraging als een misdrijf beschouwd en op grond van artikel 68 lid 3 Wpg gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogte vier jaar of een geldboete van de vijfde categorie. Overigens kan ook iemand die onbevoegd een locatie voor isolatie of quarantaine betreedt worden gestraft met hechtenis van ten hoogste 6 maanden of een geld-boete van de derde categorie (overtreding volgens artikel 67 lid 2 Wpg). Geen van de maatregelen beoogt echter dergelijke strafrechtelijke aansprakelijkheidsstelling te faciliteren. Het is juist andersom: de dreiging van het strafrecht moet de effec-tieve toepassing van de op ziektepreventie gerichte maatregelen garanderen.

6 Kamerstukken II 2007-2008, 31 316, nr. 3 (MvT), p. 48. 7 Kamerstukken II 2007-2008, 31 316, nr. 3 (MvT), p. 48.

7.3 BELGIË

Inleiding

In tegenstelling tot Duitsland (zie hierna) is het preventieve gezondheidsbeleid, waaronder de bestrijding van infectieziekten valt, in België geen federale kwestie maar een gemeenschapsaangelegenheid. Het gevolg daarvan is dat erop het ge-bied van infectieziektenbestrijding verschillende decreten en uitvoeringsbesluiten gelden (Vlaams, Waals, Brussels hoofdstedelijk), die enigszins bijeen worden gehouden door het zogenoemde ‘Protocolakkoord tussen de federale overheid en de overheden bedoeld in artikel 129, 130 en 135 van de Grondwet inzake preven-tie’.8 Voor de onderhavige vergelijking zal worden gekeken naar de Vlaamse regelgeving op dit gebied: het Decreet betreffende het preventieve gezondheids-beleid (hierna ook: Het Decreet) en het daarop gebaseerde uitvoeringsbesluit van de Vlaamse regering. Deze zijn niet alleen het best toegankelijk, ze bieden tevens een uitgebreide regeling en duidelijke toelichting.9

De toelichting bij Het Decreet biedt een algemeen kader voor dwingend over-heidsingrijpen. In beginsel mag de overheid geen wettelijke maatregelen treffen die ingaan tegen de autonomie van een persoon, tenzij ‘de gezondheid van ande-ren in gevaar dreigt te komen door overheidsoptreden met betrekking tot de gezondheidstoestand van een individu’.10 De Vlaamse regering ziet het optreden tegen een infectieziekte ook als reactieve aangelegenheid: ‘de biotische factoren zijn reeds ziekteverwekkend gebleken of hebben reeds aanleiding gegeven tot besmettelijkheid.’ Dan moet de overheid de infectie- of besmettingshaard ‘indij-ken’ en de bevolking beschermen.11 In Het Decreet wordt in artikel 44 paragraaf 3 de opdracht opgedragen aan de Vlaamse regering de meldingsplichtige ziekten nader te bepalen. Ter controle van deze meldingsplichtige ziekten kunnen ook maatregelen worden genomen om verspreiding tegen te gaan.

Reikwijdte meewerkverplichtingen

Onderafdeling 2 van het Decreet betreffende het preventieve gezondheidsbeleid draagt het opschrift: ‘initiatieven om uitbreiding van schadelijke effecten, veroor-zaakt door biotische factoren, tegen te gaan’. Deze onderafdeling bevat de bepa-lingen op grond waarvan de autoriteiten bevoegd zijn dwangmaatregelen te

8 Overigens lijkt het voor een effectieve infectieziektenbestrijding van groot belang dat dit wel een federale aangelegenheid wordt, aangezien een infectieziekte geen rekening houdt met gemeenschapsgrenzen of gewestgrenzen. Die noodzaak bleek overigens ook uit het afkondigen van een kortstondige federale wet van 11 september 2009 die de Ko-ning voor een bepaalde periode machtigingen verleende in het kader van een griepepi-demie of -pangriepepi-demie.

9 Decreet van 21 november 2003 betreffende het preventieve gezondheidsbeleid, B.S. 3 fe-bruari 2004.

10 Vlaams Parlement zitting 2002-2003, stuk 1709, nr. 1, p. 10. 11 Vlaams Parlement zitting 2002-2003, stuk 1709, nr. 1, p. 19.

―――

nemen. Artikel 47 paragraaf 1 sub 1 van het Decreet geeft ambtenaren-artsen de bevoegdheid personen die lijden aan een infectieziekte en die een bijzonder ge-vaar van besmetting vormen voor andere personen, te verplichten een gepaste medische behandeling te volgen om die besmettelijkheid te bestrijden en/of het bevel te geven tot tijdelijke afzondering in een ziekenhuisafdeling. Die verplichte afzondering vervalt zodra de patiënt niet meer besmettelijk is. De verplichte afzondering zal alleen worden ingezet bij infectieuze aandoeningen die een on-middellijk gevaar voor epidemische uitbreiding vormen. Volgens de toelichting gaat het hierbij om infectieziekten die gevaarlijk zijn omwille van de ernst of de besmettelijkheid.12 Sub 2 van artikel 47 paragraaf 1 regelt ook dat personen die – na contact met een geïnfecteerde persoon of na contact met een andere besmet-tingsbron – mogelijk besmet zijn (vermoedelijk besmettelijken), terwijl zij door contacten met anderen deze infectie kunnen overdragen, onderworpen kunnen worden aan medisch onderzoek indien dat nodig is voor de opsporing van be-smettingsbronnen. Een onderscheid tussen isolatie en quarantaine kent de Vlaamse wetgever niet. Lijders kunnen medisch worden onderzocht en in afzon-dering worden genomen. Mogelijk besmettelijken (waaronder dus ook vermoe-delijke lijders vallen) kunnen enkel medisch worden onderzocht. Evenals geldt voor de Nederlandse regeling, impliceert gelet op het voorgaande ook de Belgi-sche wet dat de ratio van de meewerkverplichting bestaat in het onder controle brengen van het risico op (verdere) verspreiding van infectieziekten. De nood-maatregelen waarin de regeling daartoe voorziet hebben niet tot doel om tot aansprakelijkstelling van personen te kunnen komen of om anderszins repressief ten aanzien van hen op te treden.

Rechtsbescherming

Artikel 81 paragraaf 1 van het Decreet betreffende het preventieve gezondheids-beleid biedt de lijders een rechtsmiddel tegen de afzondering door hen de moge-lijkheid te bieden beroep tegen deze maatregel in te stellen bij een onafhankelijk beroepscollege. Deze beroepsmogelijkheid is gecreëerd vanwege de ingrijpend-heid van de maatregel (tijdelijke vrijingrijpend-heidsberoving). Deze beroepsmogelijkingrijpend-heid schort overigens de tenuitvoerlegging van de maatregel niet op.13 Nadere uitwer-king van deze beroepsprocedure vindt plaats in lagere regelgeving. In andere (indirecte) rechtsbescherming, zoals een hoorplicht ten aanzien van de betrokke-ne, voorziet het Decreet niet.

Verder verdient vermelding dat de parlementaire stukken geen uitdrukkelijke overwegingen bevatten over het gegeven dat ook meewerkverplichtingen in het kader van infectieziektebestrijding wel degelijk inbreuk kunnen maken op fun-damentele rechten. Van een toetsing aan rechten uit het EVRM is bijvoorbeeld

12 Vlaams Parlement zitting 2002-2003, stuk 1709, nr. 1, p. 44. 13 Vlaams Parlement zitting 2002-2003, stuk 1709, nr. 1, p. 50.

geen sprake, en ook voor beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit is geen bijzondere aandacht in dit verband.

Sanctionering van onttrekking aan meewerkverplichtingen

Artikel 79 van het Decreet betreffende het preventieve gezondheidsbeleid voor-ziet in de mogelijkheid van bestraffing wegens het niet naleven van de maatrege-len van de overheid bedoeld in artikel 47 paragraaf 1 (de afzondering en het me-disch onderzoek etc.). Niet alleen het niet naleven is strafbaar gesteld, ook het verhinderen of belemmeren van de uitvoering of naleving van de bedoelde maat-regelen is strafbaar. De op deze gedragingen bedreigde straffen zijn een geldboe-te van € 1 tot € 500 en een gevangenisstraf van 8 dagen tot 6 maanden. De straffen kunnen zowel individueel als gezamenlijk worden opgelegd. De wetgever heeft gekozen voor een strafrechtelijke sanctie in plaats van een administratieve geld-boete ‘omdat het ontradingseffect van een strafrechtelijke sanctie effectiever is dan van een administratieve sanctie’.14 Dit bevestigt dat de dreiging van het straf-recht ertoe strekt de effectieve toepassing van de op ziektepreventie gerichte maatregelen te waarborgen.

7.4 DUITSLAND

Inleiding

In Duitsland maakt de infectieziektenwetgeving deel uit van het politie- en orde-ningsrecht, dat het optreden van de overheid in het kader van de handhaving van openbare orde en veiligheid regelt.15 Wetgeving in het kader van infectieziek-tenbestrijding is een federale aangelegenheid en sinds 1 januari 2001 is daarvoor de ‘Gesetz zur Verhütung und Bekämpfung von Infektionskrankheiten beim Menschen’, oftewel de Infektionsschutzgesetz (IfsG) van kracht.16 De Infektions-schutzgesetz kent een onderverdeling tussen artikelen die de preventie van over-draagbare ziekten regelen en de beheersing van overover-draagbare ziekten. De aan de autoriteiten tegen individuele personen ter beschikking staande dwangmaatrege-len staan in de bepalingen over de beheersing van overdraagbare ziekten. De Infektionsschutzgesetz onderscheidt vier categorieën van personen tegen wie individuele maatregelen kunnen worden genomen (zie art. 2): de ‘Kranker’ (lij-der), de ‘Krankheitsverdächtiger’ (vermoedelijk lij(lij-der), de ‘Ansteckungsverdäch-tiger’ (vermoedelijk besmettelijke) en de ‘Ausscheider’ (iemand die ziekteverwek-kers uitscheidt zonder zelf ziek te zijn of enige symptomen te hebben).17 De

14 Vlaams Parlement zitting 2002-2003, stuk 1709, nr. 1, p. 50. 15 Dute 1994, p. 265.

16 Gesetz zur Verhütung und Bekämpfung von Infektionskrankheiten beim Menschen (In-fektionsschutzgesetz) van 20 juli 2000 (te raadplegen via www.juris.de).

―――

tionsschutzgesetz heeft een groot bereik: weliswaar noemt deze expliciet een aantal meldingsplichtige infectieziekten, maar verder kunnen de maatregelen van toepassing worden verklaard op een niet-limitatief opgesomde groep ‘Krank-heitserreger’ (ziekteverwekkers). In de praktijk kunnen overigens vaak alleen tegen de meldingsplichtige zieken maatregelen worden genomen omdat andere niet worden gemeld.

Reikwijdte meewerkverplichtingen

Artikel 29 IfsG voorziet in de maatregel van ‘Beobachtung’. Deze houdt in dat ‘men zich met regelmaat (veelal dagelijks) aan onderzoek dient te onderwer-pen’.18 Deze toezichtsmaatregel kan worden opgelegd aan alle vier de categorieën personen: lijders, vermoedelijke lijders, vermoedelijk besmettelijken en uitschei-ders. Allen zijn hierbij verplicht tot opvolging van bevelen en maatregelen van de gezondheidsinspecteurs (art. 29 lid 2 IfsG), die ook toegang hebben tot de woning van de betrokkene. Wanneer deze gezondheidsinspecteurs echter invasieve, medisch zeer ingrijpende, ingrepen opleggen aan betrokkene kan dat slechts met instemming van deze betrokkene (art. 26 lid 2 jo. 29 lid 2 IfsG). Interessant is dat artikel 29 lid 2 IFsG verder uitdrukkelijk vermeldt dat met deze toezichtsmaatre-gel inbreuk wordt gemaakt op het grondrecht van de fysieke integriteit, de vrij-heid van de persoon en de onschendbaarvrij-heid van de woning. Daarmee wordt de autoriteiten ingescherpt dat de maatregel, hoewel die slechts preventieve doel-einden nastreeft en in het belang is van de gezondheid van niet alleen derden maar in feite ook de betrokkene zelf, inbreuk maakt op diens fundamentele rech-ten.

Naast de toezichtsmaatregel van ‘Beobachtung’ kent de Infektionsschutzge-setz ook een bevoegdheid tot ‘Quarantäne’. Volgens artikel 30 IfsG kan de be-voegde autoriteit bevelen dat personen die aan longpest of aan van mens tot mens overdraagbare hemorragische koorts lijden of vermoedelijk lijden, onmid-dellijk in een ziekenhuis of in een andere geschikte inrichting worden afgezon-derd. Deze quarantainebevoegdheid, die wat betreft karakter aldus vergelijkbaar is met de Nederlandse opneming ter isolatie, is dus niet toepasbaar tegen ver-moedelijk besmettelijken en uitscheiders. Bij hen en bij andere infectieziekten kan bevolen worden dat zij in een ziekenhuis of op andere wijze afgezonderd wor-den, al is dat bij uitscheiders (mensen die zelf niet ziek zijn, maar wel ziektever-wekkers uitscheiden) slechts mogelijk wanneer zij andere voorzorgsmaatregelen niet opvolgen of kunnen opvolgen en daardoor hun omgeving in gevaar brengen. Dezelfde redenering komt ook terug in artikel 30 lid 2 IfsG: wanneer de getroffe-ne de maatregelen betreffende zijn afzondering niet nakomt of wangetroffe-neer op basis