• No results found

Meetmogelijkheden en indicatoren bij pijler 2

4 Toepassing van de causale keten en meetmogelijkheden

4.2 Meetmogelijkheden en indicatoren bij pijler 2

4.2.1 Actiepunt 10: Van Regels naar Ruimte

Causale keten

Figuur 4.9 geeft de causale keten van dit actiepunt weer.

82 Zie ook voetnoot 80.

83 Er wordt niet geregistreerd of een bezoek uniek was. Met andere woorden, er worden bezoeken, geen bezoekers geregistreerd.

Figuur 4.9 Causale keten van verandering naar kosten en baten, actiepunt 10

Bron: SEO Economisch Onderzoek

De causale keten sluit aan bij drie fases die verzoeken om afwijkingen van wet- en regelgeving konden doorlopen. In fase 1 werden deze verzoeken behandeld en konden ze (nog) niet leiden tot effecten. Fase 2 betrof de verzoeken die hebben geleid tot experimenten in de vorm van tijdelijke afwijkingen van wet- en regelgeving. In de periode van experimenten konden effecten optreden richting de kosten van de overheid, met betrekking tot de kwaliteit van de dienstverlening richting burgers en bedrijven en in de vorm van informatievoorziening richting burgers en bedrijven.84 Als in fase 3 een structurele wijziging in wet- en regelgeving volgde, werden de betreffende effecten structureel (en mogelijk ook groter als het invloedsbereik toenam). Fases 1 en 2 konden met kosten in termen van arbeidsinzet gepaard gaan, fase 3 hield in kosten van een wetgevingstraject.

De maatschappelijke baten van VRNR uitten zich per definitie erg concreet: burgers en bedrijven kwamen zelf met alternatieven en ideeën om regeldruk te verminderen. Voorbeelden zijn ‘no stop shopping’ bij het aanvragen van een paspoort, identiteitskaart of rijbewijs en het voorkomen van handmatige overschrijven van belastingen door deze per incasso te incasseren.

Meetpunten

In de drie fasen zou er kunnen worden gemeten. Fase 1 betreft dan de ingediende en behandelde verzoeken, fase 2 het aantal experimenten en fase 3 de start en het doorlopen van wetgevingstrajecten. Er zou ook kunnen worden gemeten op het niveau van de impact van experimenten en structurele wijzigingen in wet- en regelgeving: kosten van de overheid, kwaliteit

84 Via de informatievoorziening zou ook de kwaliteit van beleidsbeslissingen door de overheid kunnen worden beïnvloed.

wet-en regelgeving af te wijkwet-en (f.1) Arbeidsinzet,

van dienstverlening richting burgers en bedrijven en informatievoorziening richting burgers en bedrijven.

Meting

Het startmoment van dit actiepunt ligt ver genoeg in het verleden (voorjaar 2012) om – in theorie – naast een nulmeting een tussenmeting informatief te laten zijn. Wel kan daarbij in ieder geval worden opgemerkt dat structurele maatschappelijke resultaten pas worden geboekt (en dus in theorie zouden kunnen worden gemeten) vanaf het moment dat wetgeving daadwerkelijk is aangepast.

Een nulmeting zou betrekking hebben op de situatie voordat dit actiepunt van start ging. Dit zou neerkomen op een vaststelling of inschatting van het aantal (ingediende/behandelde) verzoeken van gelijksoortige aard (namelijk betreffende tijdelijke afwijkingen van wet- of regelgeving), de mogelijk gemaakte tijdelijke afwijkingen van wet- of regelgeving en mogelijke wetgevingstrajecten op basis van deze tijdelijke afwijkingen. Als dit type verzoek (en de resulterende experimenten en aanpassingen van wet- en regelgeving) de jure of de facto onmogelijk was voordat dit actiepunt bestond, is dit een letterlijke nulmeting.

Zoals eerder opgemerkt is dit actiepunt (tijdens het schrijven van dit rapport) stopgezet. Dit omdat in deze vorm – en ondanks toegenomen communicatie hierover – de resultaten niet in verhouding stonden met de benodigde inspanningen (zie hieronder onder Beschikbare informatie.) Gegeven deze beslissing is het niet zinvol om een nul- of tussenmeting uit te voeren. Deze metingen zouden immers als doel hebben om een toekomstige Maatschappelijke Kosten-Batenanalyse mogelijk te maken, terwijl al is besloten om het actiepunt niet te continueren. Dit actiepunt wordt daarom in dit rapport niet gemeten.

Beschikbare informatie

Vanwege de uiteenlopende aard van voorstellen en experimenten c.q. structurele wetswijzigingen die potentieel daaruit volgen, was een algemene uitgangssituatie vooraf niet vast te stellen.

De aantallen aanvragen en wat er met die aanvragen is gebeurd werd bijgehouden. Dit leidt tot het volgende beeld.

Van de 50 verzoeken die in 2012 werden ingediend, zijn er 15 na een quick scan nader uitgewerkt.

Uiteindelijk bleken 9 verzoeken echt te passen binnen het project. Hiervan werden 5 als experiment uitgevoerd:

geautomatiseerde kwijtschelding van gemeentelijke belastingen en waterschapsheffingen;

het thuisbezorgen van reisdocumenten;

vermissing reisdocumenten;

de bio based economy; en

automatische inkomenstoetsing Bijzondere Bijstand voorzieningen.

Eén van deze experimenten, vermissing reisdocumenten, was al gestart voordat het actiepunt VRNR van start ging.

Van de overige 4 VRNR-verzoeken zijn er 2 overgenomen door de beleidsinhoudelijke vakdepartementen om een structureel wetswijzigingtraject te starten. Het betreft het inzetten van de gemeentelijke belastingdeurwaarder voor bestuurlijke vorderingen en het afschaffen van vergezelling van de gerechtsdeurwaarder door de hulpofficier van justitie. Tot slot is 1 VRNR-verzoek opgenomen in een breder project van het betreffende vakdepartement (een betrouwbare inschatting van de eigen bijdrage bij WMO-voorzieningen) en is er 1 afgewezen door de beleidsverantwoordelijke organisatie (het aanvragen van het rijbewijs door het CBR).

Uit de omschrijving van de 9 verzoeken blijkt dat de meeste afkomstig zijn van medeoverheden, in het bijzonder van gemeentelijke organisaties. Ondanks inventarisaties door de Kafkabrigade en het Instituut Publieke Waarden zijn er nauwelijks of geen VRNR-verzoeken van burgers, noch van professionals en bedrijven (inzet van APS en het PRED ten spijt). Verzoeken die via de website/postbus ingediend werden, bleken vaak geen alternatief te bevatten (enkel de constatering dat bepaalde regels belemmerend zijn), berustten op een verkeerde interpretatie van wet- en regelgeving (al dan niet als gevolg van gebrekkige communicatie hierover vanuit de overheid), of waren politiek/strategisch van aard.

4.2.2 Actiepunt 11: verandering houding en werkwijze door inzet Slimmer Werken

Causale keten

Figuur 4.10 geeft de causale keten van dit actiepunt weer.

Figuur 4.10 Causale keten van verandering naar kosten en baten, actiepunt 11

Bron: SEO Economisch Onderzoek Slimmer

Het actiepunt betreft een verandering in het werken binnen de overheid. Het uitgangspunt (genaamd “sociaal-innovatieve aanpak van anders werken door de overheid”) is dat optimalisering van werkprocessen en dienstverlening start op de werkvloer. Mogelijk leidt dit tot een verbetering van de arbeidsproductiviteit. Dit kan zich uiten in besparingen of in een verbeterde dienstverlening van de overheid of betere beleidsbeslissingen.

Meetpunten

In theorie kan er zowel ‘aan het begin’ (werken binnen de overheid) als ‘aan het eind’ (kwaliteit van dienstverlening en beleidsbeslissingen) van de causale keten worden gemeten. Het kwantitatief vaststellen van de mate waarin veranderingen in het niveau van de kwaliteit van dienstverlening en van beleidsbeslissingen specifiek te danken zijn aan Slimmer Werken lijkt evenwel niet haalbaar. Dit vanwege de vooral faciliterende rol van dit actiepunt, waarbij meting zich gemakkelijker zal richten op geleverde inspanningen, dan op (uiteindelijke) resultaten.

Nulmeting en tussenmeting

Actiepunt is gestart in mei 2010 en eindigt eind 2014, waardoor in beginsel naast een nulmeting een tussenmeting informatief kan zijn. Deze tussenmeting is daarmee direct een eindmeting, aangezien er in verband met de stopzetting na 2014 geen verdere effecten te verwachten zijn.

De meetbaarheid lijkt vooral mogelijk op een bottom up-manier: in hoeverre dragen de inspanningen (van Slimmernetwerk en Ruimte voor de professional) volgens betrokkenen bij aan relatief concrete doelen? Deze doelen zijn gedefinieerd als:

het wegnemen van arbeidsvoorwaardelijke obstakels;

het leren van het delen van best practices door werknemers;

het beter meetbaar maken van de productiviteit en effectiviteit van publieke diensten;

verhoging van de productiviteit (‘hetzelfde of meer presteren met minder mensen’);

veranderingen in de dienstverlening en de beleidsvorming.

Meting zou kunnen op een kwalitatieve manier, door betrokkenen te interviewen en/of te enquêteren. Voor een goede meting is dan een dekkend beeld van belang, wat binnen deze nulmeting niet mogelijk is, maar wellicht kan worden overwogen ten tijde van een vervolgmeting/MKBA.

Binnen het actiepunt is eind 2012 / begin 2013 besloten om het (beter) meetbaar maken van arbeidsproductiviteit los te laten. Hiervoor werden twee redenen gegeven: het zou niet reëel zijn om vanuit BZK te werken aan het op microniveau (beter) meetbaar maken van arbeidsproductiviteit in het openbaar bestuur; en er zijn reeds diverse andere partijen op hun eigen manier bezig met alternatieve vormen van meten en benchmarken van productiviteit en output van de overheid waardoor de toegevoegde waarde van een onderzoeksmodule of meetinstrument binnen BWOB gering is (bron: ministerie van BZK).Hiermee was verbetering van de arbeidsproductiviteit nog steeds een doel van het programma BWOB. Er werd echter niet langer toegewerkt naar het meetbaar(der) maken (het ontwikkelen van een specifiek meetinstrumentarium) of prikkelen van arbeidsproductiviteit (het implementeren van financiële prikkels). In theorie zou verandering van de arbeidsproductiviteit ‘gemeten’ (beter gezegd:

benaderd) kunnen worden door de ontwikkeling van de medewerkertevredenheid en klanttevredenheid: als beide toenemen, is het aannemelijk dat de arbeidsproductiviteit is

verbeterd. Ook publiceert het CBS data over de toegevoegde waarde (productie minus intermediair verbruik) en het arbeidsvolume (het aantal voltijdequivalenten, of fte’s) in de publieke sector. De toegevoegde waarde per fte zou een macro-economische benadering van de arbeidsproductiviteit binnen de overheid kunnen geven, Hierbij kan worden opgemerkt dat dit een tamelijk ruwe benadering is. Het is de vraag op welke schaal (lees: bij welke overheidsorganisaties) Slimmer Werken wordt ingezet en dus effect kan hebben. In een mogelijke latere MKBA zou kritisch kunnen worden beoordeeld wat de oorzaak-gevolgrelatie is tussen het actiepunt en veranderingen in de arbeidsproductiviteit.

Beschikbare informatie

In het programmaplan (Kennisland et al., 2012) is vastgesteld wat de uitgangssituatie was vóór aanvang van het actiepunt. Qua voortgang wordt onder meer bijgehouden:

Slimmernetwerk Factsheets: aantal leden en volgers SNW; aantal SNW-cafés, unieke bezoekers website, partners en kennissen en Doetanks; planning;

Slimmernetwerk resultaten 2013 (TNO, Kennisland en Kafkabrigade, december 2013):

resultaten op hoofdlijnen, evaluatie Doetanks, overige activiteiten Slimmernetwerk in het kader van sociale innovatie in de publieke sector, Slimmernetwerk-Cafés, LinkedIn-groep, website en Twitter en overige resultaten;

Voortgang/updates Doetanks: beschrijving, naam coördinator/trekker, ‘organisatorische rugdekking’ en planning;

Tussenstand Innoveren door professionals: impressies Doetanks, netwerkactiviteiten Slimmernetwerk, verduurzaming (strategische partners en potentiële partners),

Jaarlijkse Koersplannen.

De evaluatie is (tot op heden) op basis van kwalitatieve interviews met initiatiefnemers en/of coaches. In 2013 is diepgaande informatie verzameld op de kwantitatieve evaluatie van de Doetanks in 2012. Afgeronde Doetanks zijn geëvalueerd via enquêtes onder deelnemers en gesprekken met de partners vanuit het consortium.

De website, LinkedIn-groep en Twitter-activiteiten zijn geëvalueerd aan de hand van statistieken, aangevuld met ervaringen van de verantwoordelijken vanuit het consortium.

In 2014 wordt een zogenoemde Doetank-slider op de website van SNW geplaatst. Daarin zal op diverse kernpunten de info per gestarte Doetank terug te vinden zijn.