• No results found

Manipulatiecheck relevantie

Perceptie van relevantie is gemeten met de 7-punt Likertschaal. De items meten de perceptie van relevantie die de respondent heeft van de tekst in het algemeen, als die van het NPOV. Er zijn twee stellingen gegeven over de gelezen tekst waarop de respondent kan antwoorden met de schaalverdeling van 1 (Geheel mee oneens) tot 7 (Geheel mee eens).

Deze twee items zijn: ‘Ik zou zelf online informatie opzoeken over dit onderwerp.’, ‘Deze tekst verrijkt mij als lezer.’. Een derde stelling die de respondent krijgt is: ‘De tekst die ik net heb gelezen is voor mij:’. Hierop kan de respondent antwoorden op de 7-punt Likertschaal van 1 (Relevant) tot 7 (Onrelevant). Een vierde stelling die de respondent krijgt is: ‘De problemen die zijn besproken in de tekst zijn voor mij:’. Hierop kan de respondent antwoorden op de 7-punt Likertschaal van 1 (Onbelangrijk) tot 7 (Belangrijk). Voordat de Cronbach’s alfa is berekend, is het omgekeerde item omgepoold. De vier items hebben een sterk genoeg verband (α = 0,75). Zo is variabele voor perceptie van relevantie gevormd uit alle vier items (M = 4,49, SD = 1,17).

Om te controleren of de manipulatie van de relevantie van de tekst succesvol is geweest, is een onafhankelijke T-toets uitgevoerd. De respondenten zijn in twee groepen verdeeld. In de eerste groep zitten de respondenten uit conditie 1, 2, 3, 4, 5 en 6. Deze groep heeft als manipulatie een tekst gekregen met lage relevantie. In de tweede groep zitten respondenten uit conditie 7, 8, 9, 10, 11 en 12. Deze groep heeft als manipulatie een tekst gekregen met hoge relevantie. Om de manipulatie te controleren, is de T-toets

uitgevoerd op de variabele perceptie van relevantie. Er is geen significant verschil tussen groep 1 en 2. Groep 1, met de manipulatie van lage relevantie (M = 4,54 en SD = 1,18), heeft geen significant t(261) = 0,69, p = 0,493, 95%CI [-0,19, 0,38] lagere perceptie van kennis en expertise dan groep 2 met hoge relevantie (M = 4,44 en SD = 1,16). Dit betekent dat de manipulatie van relevantie van de tekst is mislukt. Omdat de gemiddelden van de perceptie van de manipulatie tussen de twee groepen te dicht bij elkaar liggen (Tabel 4), is er geen significant verschil gevonden tussen de twee groepen.

Tabel 4 Gemiddeldes en standaardafwijking van perceptie van relevantie

Manipulatie M SD N

Manipulatie lage relevantie - conditie 1, 2, 3, 4, 5 en 6 4,54 1,18 132

Manipulatie hoge relevantie - conditie 7, 8, 9, 10, 11 en 12 4,44 1,16 131

Manipulatiecheck kennis en expertise

Perceptie van kennis en expertise wordt gemeten met de 7-punt Likertschaal. Er zijn drie stellingen gegeven over de gelezen tekst waarop de respondent kan antwoorden met de schaalverdeling van 1 (Geheel mee oneens) tot 7 (Geheel mee eens).

De drie items zijn de volgende: ‘Er worden voldoende bronnen (andere bronnen dan Tesla) gegeven in de tekst.’, ‘De tekst bevat voldoende data die de argumenten voor de autonome auto ondersteunen.’, ‘Er wordt voldoende achtergrondinformatie gegeven over de autonome auto.’ De drie items hebben een voldoende sterk verband (α = 0,73) en vormen samen de variabele perceptie van kennis en expertise (M = 4,04, SD = 1,16).

Om te controleren of de manipulatie van kennis en expertise in de teksten is gelukt, is er een onafhankelijke T-toets uitgevoerd. De respondenten zijn in twee groepen ingedeeld. In de eerste groep zitten de respondenten uit conditie 1, 2, 3, 7, 8 en 9. Deze groep heeft als manipulatie een tekst gekregen met lage kennis en expertise. In de tweede groep zitten respondenten uit conditie 4, 5, 6, 10, 11 en 12. Deze groep heeft als manipulatie een tekst gekregen met hoge kennis en expertise. Om te controleren of de manipulatie succesvol is geweest, is de T-toets uitgevoerd op de variabele perceptie van kennis en expertise. Er is een significant verschil tussen groep 1 en 2. Groep 1, met lage kennis en expertise (M = 3,71 en SD = 1,13), heeft een significant t(261) = -4,72, p < 0,001, 95%CI [-0,92, -0,38] lagere perceptie van kennis en expertise dan groep 2 met hoge kennis en expertise (M = 4,36 en SD = 1,11). De perceptie van kennis en expertise is significant hoger bij de respondenten die de manipulatie hoge kennis en expertise getoond hebben gekregen (Tabel 5). Dit betekent dat de manipulatie van de kennis en expertise in de tekst is geslaagd.

Tabel 5 Gemiddeldes en standaardafwijking van perceptie van kennis en expertise

Manipulatie M SD N

Manipulatie lage kennis en expertise - conditie 1, 2, 3, 7, 8 en 9 3,71 1,13 133

Manipulatie hoge kennis en expertise - conditie 4, 5, 6, 10, 11 en 12 4,36 1,11 130

Manipulatiecheck novelty

Perceptie van novelty is gemeten aan de hand van items die refereren aan zowel de moeilijkheid als aan de schema-incongruentie van de NPOV in de tekst (Berlyne, 1970; Berns et al., 1997). De items die de respondenten kregen zijn gebaseerd op de stelling: ‘De visie die Tesla heeft over de autonome auto vind ik:’. De respondenten kregen op de 7-punt Likertschaal de volgende negen items: ‘Simpel: Complex.’, ‘Bekend: Onbekend.’, ‘Moeilijk: Makkelijk.’, ‘Conventioneel: Onconventioneel.’, ‘Interessant: Oninteressant.’, ‘Onverwacht: Verwacht.’, ‘Eenvoudig: Ingewikkeld.’, ‘Origineel: Voorspelbaar.’, ‘Verwarrend: Helder.’.

Voor het samenstellen van deze schaal is de Cronbach’s alfa getest. Voordat deze is berekend, zijn de omgekeerde items omgepoold. De negen items samen hebben een te zwak verband (α = 0,57). Door de items: ‘Onconventioneel: Conventioneel.’, ‘Oninteressant: Interessant.’ en ‘Voorspelbaar: Origineel.’ te verwijderen, is de Cronbach’s alfa verbeterd. De overgebleven zes items hebben een voldoende sterk verband (α = 0,74). Deze zes items vormen samen de variabele perceptie van novelty (M = 3,31, SD = 0,85).

Om te controleren of de manipulatie van de novelty van het NPOV in de tekst is gelukt, is een one-way Anova toegepast. De respondenten hebben teksten met drie verschillende maten van novelty te zien gekregen. Groep 1, bestaande uit de respondenten uit conditie 1, 4, 7 en 10, heeft een tekst met lage novelty gezien. Groep 2, bestaande uit de respondenten uit conditie 2, 5, 8 en 11, heeft een tekst met matige novelty te zien gekregen. Groep 1, bestaande uit de respondenten uit conditie 3, 6, 9 en 12, heeft een tekst met hoge novelty te zien gekregen.

Door middel van een one-way Anova (F(2,260) = 0,19, p = 0,831) is getest of de

waardes van de perceptie van novelty significant verschillen tussen de drie groepen. De test toont aan dat de waardes niet significant van elkaar verschilden. Groep 1 (N = 89), met lage novelty, had een gemiddelde perceptie van novelty van 3,34 (SD = 0,83), wat hoger is dan de perceptie van novelty van groep 2. Groep 2 (N = 87), met matige novelty, had een

gemiddelde perceptie van novelty van 3,27 (SD = 0,90). Groep 3 (N = 87), met hoge novelty, had een gemiddelde perceptie van novelty van 3,30 (SD = 0,83).

De waardes van perceptie van novelty van de drie groepen liggen te dicht bij elkaar (Tabel 6). Dit betekent dat er geen significant verschil in perceptie van novelty is bereikt met de manipulatie van novelty. Dit betekent dat de manipulatie niet geslaagd is.

Tabel 6 Gemiddeldes en standaardafwijking van perceptie van novelty

Manipulatie M SD N

Manipulatie lage novelty - conditie 1, 4, 7 en 10 3,34 0,83 89

Manipulatie matige novelty - conditie 2, 5, 8 en 11 3,27 0,90 87

Manipulatie hoge novelty - conditie 3, 6, 9 en 10 3,30 0,83 87