• No results found

Macaulay poogt zijn tweede bewijs te vinden in hetgeen gebeurd is met den predikant Peacham, dien men van verraad beschuldigde op grond van een preek,

die hij nooit had gehouden, nooit had willen houden, maar die men gevonden had

op zijn studeerkamer. ‘The most servile lawyers’, schrijft Macaulay, ‘were forced to

admit that there were great difficulties both as to the facts and as to the law. Bacon

was employed to remove those difficulties. He was employed to settle the question

of law bytampering with the judges, and the question of fact by torturing the prisoner.’

Toonde Baco daarmede alleen, dat hij niet boven zijn tijd stond? In geenen deele,

antwoordt Macaulay. Baco toonde, dat hij bij zijn tijd ten achteren was, want, wat

het eerste aangaat: Sir Edward Coke heeft geschreven: ‘I will not thus declare what

may be my judgment by these auricular confessions ofnew and pernicious tendency,

andnot according to the customs of the realm.’ Dus, vraagt Macaulay, ‘is it possible

to imagine that Coke could have been startled at an invitation to confer with the

crown lawyers, and could have pronounced the practicenew, if it had really been

an established usage?’ En wat de tortuur van Peacham betreft, ‘the fact is, volgens

Macaulay, that the practice of torturing prisoners was then generally acknowledged

by lawyers to be illegal, and was execrated by the public as barbarous.... It is well

known that in 1628 the judges decided that Felton, a criminal, who neither deserved

nor was likely to obtain any extraordinary indulgence, could not lawfully be put to

the question.’

Uit Speddings onderzoek of kritiek blijkt (om met het belangrijkste te beginnen):

1o. in den tijd van Eduard IV, Maria, Elisabeth, Jakob, en gedurende de dertien

eerste jaren van Karel I, was het een gewone zaak, dat de ‘Council’ onderzoek

vergunde en leidde door middel van de pijnbank, ten aanzien van personen, verdacht

van ‘state offences’. Nooit heeft de ‘Council’ aan de wettigheid er van getwijfeld;

evenmin wordt iets vernomen omtrent twijfel van anderen.

2o. in 1628 werd niet uitgemaakt, dat Felton niet ‘lawfully’ op de pijnbank kon

worden gebracht, maar dat dit niet kon geschieden ‘by the law’. Een beschuldigde

kon namelijk ook op de pijnbank gebracht worden ‘by the kingsprerogative’. Twaalf

jaren na de beslissing van 1628 ging men dan ook met het toepassen van de

tortuurkrachtens koninklijk prerogatief voort: een prerogatief, dat dan ook inderdaad

door die beslissing niet werd aangetast. De Koning had zelf die beslissing uitgelokt,

‘for (said he) if it might be done by law, hewould not use his prerogative in this point’.

Maar de vraag des Konings bewijst juist, dat in 1614, het jaar van de vervolging van

Peacham, de kwestie of de pijnbank al dan nietook door de wet werd toegestaan,

nog niet was uitgemaakt.

3o. Sir Edward Coke heeft nooit gezegd, dat ruggespraak van de kroon met de

rechters vóór een proces nieuw en niet gebruikelijk was. Wat hij nieuw en niet

gebruikelijk noemt, is dit: eer het proces begon, wenschte de Koning het gevoelen

der rechters te vernemen over de vraag of Peacham zou vervolgd worden.

Gewoonlijk werd zulk een vraag aan het rechterlijk kollege, niet aan deindividuëele

rechters, voorgelegd. De Koning had zijne redenen om ditmaal van deze gewoonte

af te wijken. Daar kwam Sir Edward Coke tegen op, maar Baco beantwoordde zijn

bezwaar met de opmerking, dat de eed der rechters medebracht, ‘to counsel the

king without distinctionwether it were jointly or severally’. Ten slotte gaf Sir Edward

Coke toe en bracht hij aan den Koning zijn individuëel gevoelen uit. Hij heeft dit

later, in andere gevallen, nog meer dan eens gedaan.

Dat hij begonnen was met bezwaar te maken, is niet onverklaarbaar. Aan de

volgzaamheid zijner ambtgenooten gewoon, kon Coke er niet op gesteld zijn, aan

dezen hunne zelfstandigheid verzekerd te zien, hetgeen natuurlijk het geval zou

wezen, van het oogenblik dat elk hunner zijn gevoelen afzonderlijk had uit te brengen.

4o. De preek van Peacham was niet de preek van den eerste den beste. Hij was

leeraar bij de Puriteinen. Preeken waren in dien tijd watleading-articles heden ten

dage zijn. Reeds werd hij, naar men recht heeft te

gelooven, vervolgd om een andere reden. Hierom werd er huiszoeking bij hem

gedaan. Zij leidde tot de ontdekking van stukken, gericht tegen den Koning en

ambtenaren van den Staat, en van een preek, die in het kort samenvatte wat die

stukken behelsden. Tekst en gebed stonden er boven, zoodat zij geheel gereed

was om te worden uitgesproken, ‘the whole forming a violent invective against the

iniquities, coupled it would seem with warnings.... of judgment to come, in the shape

of sudden death to the king, massacre of his officers, or risings of the people’. Uit

allerlei gegevens leidt Spedding af, dat de preek was, ‘at least an unusual strong

specimen of licentious writing against the government.’ De instruktie van de zaak

heeft niet al het licht verschaft dat men wenschte, zoodat er 18 Januari 1614 een

bevelschrift werd gegeven, geteekend uit Whitehall, volgens hetwelk Ds. Peacham,

indien hij voortging met zijne onvoldoende antwoorden en inlichtingen, moest worden

‘put to the manacles.’ Dat bevelschrift was onderteekend door den Aartsbisschop

van Canterbury en de overige leden van den ‘Privy Council’. Het bevelschrift was

gericht onder anderen tot Baco. Het werd uitgevoerd. Baco was dus bij de tortuur

aanwezig, gelijk zijn ambt medebracht. Dat is al wat wij weten. Of hij er persoonlijk

voor of tegen was, daarvan is niets bekend. Schrijft Macaulay: ‘he went to listen to

the yells of Peacham’, dan geeft hij slechts een nieuwe proef van de levendigheid

zijner verbeelding. Baco was niet eens de ‘principal examiner’. Wij weten alleen

‘that he professed regret that they were driven to make their way through questions’.

Men voege daarbij, dat, nu geheel afgescheiden van de vraag of Baco in beginsel

al dan niet voor de pijnbank was gestemd, Spedding met veel waarschijnlijkheid uit

enkele aanwijzingen opmaakt, dat Baco in dit bijzondere geval niets

goeds van de pijnbank verwachtte en dit van den aanvang af den Koning geenszins