• No results found

Maatschappelijke verslaggeving en resultaatsturing

In document MAATSCHAPPELIJKE VERSLAGGEVING (pagina 45-50)

Wanneer er gekeken wordt naar de statistische resultaten met betrekking de invloed van de mate van transparantie in de maatschappelijke verslagen op de mate van resultaatsturing, valt op dat deze in geen van de veronderstelde relaties significant is. Dit houdt in dat er niet geconcludeerd kan worden dat een transparant maatschappelijk verslag leidt tot meer of minder resultaatsturing door managers van Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen. Desondanks kan er voor de (insignificante) negatieve invloed van de transparante verslaggeving op de mate van resultaatsturing, steun worden gezocht bij de legitimatietheorie (Lindblom, 1994). Deze theorie veronderstelt namelijk dat de maatschappelijke verslaggeving wordt gehanteerd als middel om de reputatie van de onderneming te onderhouden of te verbeteren (Kim et al., 2012). Volgens Verschoor (2005) moedigt dit managers aan om zich te onthouden van sociaal onacceptabele activiteiten, zoals het sturen van de resultaten. Dus wanneer de manager waarde hecht aan de reputatie van zowel de onderneming als die van zichzelf, zal de wens tot het behouden van deze reputatie de manager weerhouden om de resultaten te sturen (Waddock & Graves, 1997; Kim et al., 2012). Dit intrinsieke sociale verantwoordelijkheidsgevoel van managers om “het goede te doen” sluit aan bij het ethische perspectief (Hoffman, 1986).

Echter, hetzelfde geldt niet voor de invloed van de mate van resultaatsturing op de mate van transparantie in de maatschappelijke verslaggeving. Ondanks het feit dat deze negatieve invloed niet significant is, kan er geconcludeerd worden dat wanneer managers hun resultaten sturen, er minder sprake is van transparantie in de maatschappelijke verslagen. Deze negatieve relatie wordt erkend

door McWilliams en Siegel (2000). Zij stellen dat bepaalde ondernemingen, ondanks de behoefte van de stakeholders aan meer transparantie, niet willen investeren in maatschappelijk verantwoord ondernemen en verslaggeving hieromtrent. De reden hiervoor zijn de hoge kosten die gepaard gaan met activiteiten van sociale verantwoordelijkheid (Labelle et al., 2010; Grougiou et al., 2014). Deze hogere kosten staan haaks op het doel van managers bestaande uit het maximaliseren van de aandeelhouderswaarde c.q. winsten (McWilliams & Siegel, 2001; Graham et al., 2005; Yip et al., 2011).

Een verklaring voor de uiteenlopende resultaten kan worden gevonden in de rol van de context specifieke factoren. Zo beweren Chih et al. (2008) dat de relatie tussen maatschappelijke verslaggeving en resultaatsturing afhankelijk is van de soort resultaatsturing. In dit onderzoek is hier echter geen rekening mee gehouden. Uit de literatuur blijkt dat de maatschappelijke verslaggeving een negatieve relatie heeft met resultaatsturing in de vorm van winstegalisatie, maar een positieve relatie (versterkend effect) heeft met earnings aggressiveness (Chih et al., 2008).

Een andere context specifieke factor die mogelijk van invloed is op de relatie tussen de mate van resultaatsturing en de mate van transparantie in de maatschappelijke verslaggeving, betreft de industrie waarin de ondernemingen actief zijn (Francis et al., 2008; Yip et al., 2011). Zoals eerder vermeld is de industrie niet als controlevariabele meegenomen, omdat de steekproef te klein is om een valide onderscheid te kunnen maken.

Door de rol die de context specifieke factoren spelen in het bepalen van de relatie tussen maatschappelijke verslaggeving en resultaatsturing, kan er geconcludeerd worden dat deze relatie wordt beïnvloed door zowel ethische overwegingen van managers als politieke overwegingen (Yip et al., 2011).

De matige onderlinge invloed van transparantie in de verslaggeving en resultaatsturing is deels het gevolg van de relatief lage waarde van de gerapporteerde abnormale accruals. Daarnaast is er ook een rol weggelegd voor de opvatting dat ondernemingen die maatschappelijk verantwoord (willen) ondernemen en duurzaam (willen) zijn zich meer richten op de lange termijn en dus ook op de lange termijn financiële prestatie (Kim et al., 2012). Duurzaamheid kan namelijk beschreven worden als ‘houdbaarheid op de lange termijn in plaats van gewin op de korte termijn’14. Resultaatsturing houdt daarentegen wel verband met het op korte termijn bereiken van het gewenste financiële resultaat (Graham et al., 2005; Bernhardt & Campello, 2007).

Maatschappelijke verslaggeving betreft in grote mate de toekomstgerichte informatieverschaffing ten behoeve van het verkrijgen van inzicht door de stakeholders in de lange termijn resultaten van de onderneming (NBA, 2013). Resultaatsturing bestaat daarentegen uit een prikkel voor managers om op korte termijn de aandelenprijs te beïnvloeden door het manipuleren van de financiële informatie (Healy & Wahlen, 1999). Mogelijk leidt deze tegenstrijdigheid tot een vermindering in de sturing van de resultaten op de korte termijn ten behoeve van complete en consistente verslaggeving over de toekomstperspectieven (Skinner, 1994).

5.3. Moderatorvariabelen

In deze paragraaf worden de resultaten met inbegrip van de moderatorvariabelen besproken. Hierbij worden achtereenvolgens de ondernemingsgrootte, de assurance op niet-financiële informatie en de integratie van financiële en niet-financiële informatie in één jaarverslag, behandeld.

5.3.1. Ondernemingsgrootte

Uit de lineaire regressie blijkt dat er een negatieve relatie bestaat tussen de mate van resultaatsturing en de mate van transparantie in de maatschappelijke verslagen indien de ondernemingsgrootte

14 http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/toespraken/2011/02/24/toespraak-bij-congres-finance--sustainability-bij-hogeschool-avans.html

toeneemt. Dit resultaat komt overeen met hetgeen verwacht werd op basis van de bestaande literatuur. Zo komt het resultaat overeen met de beweringen van Francis et al. (2008) en Yip et al. (2011) dat grotere ondernemingen publiek zichtbaarder zijn en daardoor meer druk voelen tot het bekend maken van aanvullende sociale en milieu-informatie. Door het vrijwillig bekend maken van deze informatie zijn zij, in lijn met de voluntary disclosure theorie, in staat om de potentiële politieke kosten te verminderen. Deze publieke aandacht zorgt er ook voor dat managers zich beperkt voelen in de mogelijkheid tot het sturen van de resultaten (Yip et al., 2011). Dit komt overeen met de bewering dat managers enkel hun resultaten sturen indien dit onopgemerkt kan blijven (Heemskerk & Van der Tas, 2006). Er kan dan ook geconcludeerd worden dat de politieke omgeving bepalend is voor de pos itieve of negatieve relatie tussen de mate van transparantie in de maatschappelijke verslagen en de mate van resultaatsturing (Yip et al., 2011).

5.3.2. Assurance

Uit dit onderzoek is af te leiden dat er een significante negatieve relatie bestaat tussen de mate van transparantie in de maatschappelijke verslaggeving en de mate van resultaatsturing wanneer er assurance is afgegeven over de niet-financiële informatie uit het jaarverslag of aparte verslag. Dit resultaat komt overeen met de bevinding van McConomy (1998), dat er bij een audit uitgevoerd op de toekomstgerichte informatie minder sprake is van een positieve bias. Deze positieve bias heeft betrekking op het verbeteren van de reputatie door het rapporteren van voornamelijk goed nieuws (De Waard, 2014). Volgens Mock et al. (2007) en Simnett et al. (2009) zijn accountants aan te merken als hoge kwaliteit zekerheidsverschaffers, omdat het beroep zich continu ontwikkelt en er stringente eisen zijn met betrekking tot de ethiek en onafhankelijkheid van deze beroepsbeoefenaars. Het probleem dat is aangekaart door Power (1991), bestaande uit het gebrek aan expertise van de accountants op het gebied van maatschappelijke verantwoordelijkheid, lijkt hiermee te zijn opgelost. Het is mogelijk dat deze negatieve invloed van de mate van resultaatsturing op de mate van transparantie in de maatschappelijke verslaggeving is ontstaan doordat er enkel ondernemingen zijn geselecteerd die gebruik maken van de diensten van een Big 4 accountantsorganisatie. Volgens Perego en Kolk (2012) is de kwaliteit van de assurance namelijk erg afhankelijk van de verstrekker. De Big 4 biedt een hoge kwaliteit dienstverlening, omdat deze niet afhankelijk is van één cliënt ( fee dependency) en omdat er een grote hoeveelheid expertise aanwezig is (Mock et al., 2007; Perego, 2009).

5.3.3. Geïntegreerde verslaggeving

Tot slot komt er uit de statistische resultaten van dit onderzoek naar voren dat er ee n significante negatieve invloed bestaat van de mate van resultaatsturing op de mate van transparantie in de maatschappelijke verslaggeving wanneer de financiële en niet-financiële informatie wordt geïntegreerd in één jaarverslag. Ondanks dat dit tegen de opgestelde hypothese ingaat, sluit deze bevinding wel aan bij het doel van de geïntegreerde verslaggeving welke door het NBA (2013) is geformuleerd. Geïntegreerde verslaggeving is namelijk gericht op het verbeteren van de financiële verslaggeving met betrekking tot de betrouwbaarheid en bruikbaarheid van informatie ten behoeve van de besluitvorming door stakeholders (NBA, 2013). Geïntegreerde verslaggeving biedt hierin een mogelijkheid om de ondernemingswaarde te vergroten door middel van meer transparantie richting de stakeholders (NBA, 2013). Daarnaast beweren Hunton et al. (2006) dat transparantere openbaarmakingen leiden tot meer opsporing van resultaatsturing. In hun onderzoek bleef het echter onzeker of een transparanter rapporteringsformat, zoals dat van geïntegreerde verslaggeving (IIRC, 2013), de waarschijnlijkheid vermindert dat managers de resultaten sturen in gebieden van verhoogde transparantie. Middels dit onderzoek is uitgewezen dat er inderdaad een vermindering van resultaatsturing optreedt naarmate de managers transparanter zijn in hun jaarverslagen. Dit resultaat draagt bij aan de ontwikkeling van een meer omvattende theorie over resultaatsturing (Hunton et al., 2006). Ook Brockhoff (2013) verwacht dat een centrale regie op stuurinformatie zorgt voor een uiteindelijke vermindering van resultaatsturing.

5.4. Controlevariabelen

In dit onderzoek zijn een aantal controlevariabelen betrokken om de accuraatheid van de resultaten te verhogen. Zo komt er uit de resultaten naar voren dat in elk van de uitgevoerde testen, de variabele leverage (LEV) significant is op een niveau van minimaal 10%. Dit komt overeen met de onderzoeken van Francis en Wang (2008) en Kim et al. (2012) waarin wordt beweerd dat ondernemingen met leverage eerder bereid zijn om een maatschappelijk verslag uit te brengen. Sociaal verantwoordelijke ondernemingen besteden hun schaarse resources namelijk, meer dan andere ondernemingen, aan het vergroten van de aandeelhouderswaarde op de lange termijn (Ye & Zhang, 2011). Het gevolg hiervan is dat het eigen vermogen ten opzichte van het vreemd vermogen toeneemt.

De overige controlevariabelen zijn echter niet significant. Vooral de resultaten omtrent de return-on-assets (ROA) als winstmaatstaf zijn in grote mate op toeval berust. Ullmann (1985) verklaart dit door de ontoereikende beschikbaarheid van maatstaven van de financiële prestaties. Zo is de ROA in grote mate onderhevig aan externe factoren, zoals de industrie, regelgeving, risico’s, leverage, inflatie en tijdsperioden.

Dit onderzoek heeft geleid tot een aantal belangrijke bevindingen betreffende de relatie tussen maatschappelijke verslaggeving en resultaatsturing. Allereerst is er geen sprake van een significante invloed van de mate van transparantie in de maatschappelijke verslagen op de mate van resultaatsturing door managers van de Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen. Daarentegen heeft de mate van resultaatsturing wel een significante, negatieve invloed op de transparantie in de maatschappelijke verslagen. Een stijging in de waarde van de abnormale accruals, als proxy van resultaatsturing, leidt namelijk tot een vermindering van de transparantie in het maatschappelijke verslag van een dergelijke onderneming. Hieruit kan worden afgeleid dat er geen bewijs is gevonden dat maatschappelijke verslaggeving wordt gebruikt als camouflagemiddel om onopgemerkt de financiële resultaten te sturen. De negatieve relatie wordt versterkt wanneer de onderneming groter is, er assurance over de niet-financiële informatie is verstrekt en er sprake is van een geïntegreerd jaarverslag.

In het volgende hoofdstuk zal kort worden stil gestaan bij de kern van dit onderzoek. Daarnaast zullen de beperkingen alsmede de aanbevelingen voor vervolgonderzoek worden besproken.

6. CONCLUSIE

Dit onderzoek is gericht op het verkrijgen van nader inzicht in de beweegredenen van managers, gericht op resultaatsturing, om een maatschappelijk verslag uit te brengen. Hiertoe is een kwantitatief onderzoek uitgevoerd. In de voorgaande hoofdstukken zijn de resultaten en de link met de bestaande literatuur besproken. In dit hoofdstuk wordt nog eens kort teruggeblikt op het onderzoek. Daarnaast worden de beperkingen van dit onderzoek beschreven alsmede de aanbevelingen voor vervolgonderzoek.

6.1. Terugblik

In dit onderzoek is inzicht verkregen in de beweegredenen van managers om een maatschappelijk verslag uit te brengen. In het bijzonder is er gekeken naar de relatie tussen de mate van transparantie in een maatschappelijk verslag en de mate van resultaatsturing door managers van Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen. De centrale onderzoeksvraag luidt als volgt:

In welke mate bestaat er een relatie tussen maatschappelijke verslaggeving en resultaatsturing en welke factoren beïnvloeden deze relatie?

Allereerst is er aan de hand van literatuuronderzoek inzicht verkregen in de relevante theorieën omtrent de beweegredenen van managers om een maatschappelijk verslag uit te brengen. Daarnaast heeft de bestaande literatuur bijgedragen aan het in kaart brengen van de motieven van managers om de resultaten te sturen. Met behulp van de literatuur zijn er factoren geselecteerd die de relatie tussen de maatschappelijke verslaggeving en resultaatsturing zouden kunnen beïnvloeden. Deze factoren betreffen: de ondernemingsgrootte, de assurance over de sociale en milieu-informatie en de integratie van economische, sociale en milieu-informatie in één jaarverslag. Daarnaast was het mogelijk om op basis van eerdere onderzoeken een valide en betrouwbare onderzoeksmethode op te zetten. Hierin is resultaatsturing gemeten op basis van de waarde van de abnormale accruals per onderneming. Deze accruals zijn berekend met behulp van het Modified Jones Model. De mate van transparantie in de maatschappelijke verslagen van de geselecteerde ondernemingen is gemeten op basis van de totaalscore per onderneming in de Transparantiebenchmark. De beschikbaarheid van een objectieve maatstaf van de mate van transparantie is een sterk punt in dit onderzoek in vergelijking met eerdere onderzoeken (Muttakin et al., 2015). Onder andere Ullmann (1985) rapporteerde dat de aanwezige tegenstrijdige resultaten in de onderzoeken naar de relatie tussen maatschappelijke verantwoordelijkheid en de financiële prestaties het gevolg zijn van het gebruik van twijfelachtige en subjectieve indicatoren van de mate van transparantie.

De relatie tussen de abnormale accruals en de mate van transparantie is bepaald door middel van de opgestelde regressievergelijkingen uit hoofdstuk 3. Met behulp van statistische analyses in Excel en SPSS (versie 22.0) is er onderzocht in welke mate er een verband bestaat tussen de maatschappelijke verslaggeving en resultaatsturing met inbegrip van de drie modererende factoren (ondernemingsgrootte, assurance en geïntegreerde verslaggeving). In de volgende paragraaf zijn de belangrijkste bevindingen uit dit onderzoek nogmaals opgesomd.

6.2. Conclusies

Dit onderzoek heeft geleid tot een aantal belangrijke bevindingen betreffende de relatie tussen maatschappelijke verslaggeving en resultaatsturing. Allereerst is er geen sprake van een significante invloed van de mate van transparantie in de maatschappelijke verslagen op de mate van resultaatsturing door managers van de Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen. Daarentegen heeft de mate van resultaatsturing wel een significante, negatieve invloed op de transparantie in de

maatschappelijke verslagen. Een stijging in de waarde van de abnormale accruals, als proxy van resultaatsturing, leidt namelijk tot een vermindering van de transparantie in het maatschappel ijke verslag van een onderneming. Hieruit kan worden afgeleid dat er geen bewijs is gevonden dat maatschappelijke verslaggeving wordt gebruikt als camouflagemiddel door managers om onopgemerkt de financiële resultaten te sturen. Er kan wel worden geconcludeerd dat een onderneming die haar resultaten stuurt, minder transparant zal zijn in haar maatschappelijke verslag. De negatieve invloed van de mate van resultaatsturing op de mate van transparantie in de maatschappelijke verslaggeving wordt versterkt naarmate de onderneming groter is. Dit is consistent met de bewering dat grotere ondernemingen publiek zichtbaarder zijn. Hierdoor ervaren managers van dergelijke ondernemingen een grotere druk om een maatschappelijk verslag te publiceren (Yip et al., 2011). Daarnaast zullen de managers zich beperkt voelen in hun mogelijkheid om de financiële resultaten te sturen (Yip et al., 2011; Muttakin et al., 2015).

Ook wanneer er assurance is verstrekt over de sociale en milieu-informatie zorgt dit ervoor dat resultaatsturing in nog grotere mate een negatieve invloed heeft op de transparantie in de maatschappelijke verslaggeving. Dit komt overeen met het beeld van de accountant als onafhankelijke en betrouwbare specialist (Dixon et al., 2004).

Geïntegreerde verslaggeving is tot op heden een nieuw fenomeen en daarmee ook weinig onderzocht (IIRC, 2013). Uit dit onderzoek is gebleken dat de negatieve relatie tussen resultaatsturing en maatschappelijke verslaggeving wordt versterkt door de financiële en niet-financiële informatie te integreren in één jaarverslag. Een mogelijke verklaring hiervoor is het gebrek aan geïntegreerde verslagen in de steekproef. Desondanks kan er gesteld worden dat de huidige geïntegreerde verslagen bijdragen aan het doel ervan, namelijk: het verbeteren van de financiële verslaggeving met betrekking tot de betrouwbaarheid en bruikbaarheid van de informatie ten behoeve van de besluitvorming door relevante stakeholders (NBA, 2013).

Tot slot is het relevant om te vermelden dat dit onderzoek bijdraagt aan de bestaande literatuur doordat er gebruik is gemaakt van een objectieve standaard, de Transparantiebenchmark, om de mate van transparantie in de maatschappelijke verslagen te bepalen (Ullmann, 1985). Daarnaast is er niet eerder onderzoek gedaan naar de relatie tussen maatschappelijke verslaggeving en resultaatsturing in Nederland.

De bevindingen van dit onderzoek zijn bruikbaar voor verschillende groepen stakeholders, zoals regelgevers en aandeelhouders. Uit dit onderzoek komt namelijk naar voren dat de transparantie in de maatschappelijke verslagen van de Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen een product is van ethische overwegingen van de managers, maar ook van de specifieke politieke context waarin de onderneming zich bevindt (Waddock & Graves, 1997; Yip et al., 2011; Kim et al., 2012; Muttakin et al., 2015).

Nu de belangrijkste conclusies en bevindingen nogmaals zijn besproken, worden in paragraaf 6.3 de beperkingen van dit onderzoek en de aanbevelingen voor vervolgonderzoek onder de aandacht gebracht.

In document MAATSCHAPPELIJKE VERSLAGGEVING (pagina 45-50)