• No results found

Maatschappelijke belemmeringen

Een belangrijke maatschappelijke belemmering is de acceptatie van het gedachtengoed ach- ter de verschuiving van bezit naar gebruik. Deze belemmering hangt sterk samen met een aantal van de eerdergenoemde belemmeringen. De maatschappij zit nog erg vast in gebrui- kelijke voorkeuren en is gewend aan het betalen voor bezit. Geïnterviewden hebben aange- geven dat financiële, juridische en institutionele belemmeringen overkomelijk zijn, maar als er geen vraag is naar hergebruik en producten van lange levensduur zullen veel circulaire initiatieven niet naar een grotere schaal kunnen groeien. Een recent onderzoek van het CBS laat zien dat het bezit van verschillende producten de afgelopen jaren niet is afgenomen. Zo is autobezit per inwoner de afgelopen tien jaar met 10% gestegen ondanks de opkomst van autodelen. Ook bij de aanschaf van elektronica is een dergelijke trend zichtbaar (Delahaye & Baldé, 2016).

Veel consumenten zijn gewend aan bezittingen en hebben een voorkeur voor nieuw. Ook is algemeen gezien de perceptie van de kwaliteit van gebruikte producten vrij negatief. Hier- door is de vraag naar circulaire, herbruikbare producten klein. Daar komt bij dat consumen- ten nog weinig kennis hebben over circulaire producten. Zij kunnen daardoor moeite hebben met het maken van een volledige prijsafweging doordat er onvoldoende zicht is op de kosten van de gehele levensduur van een product.

De gebrekkige kennisbasis en tegenwerkende attitudes zijn duidelijke elementen van sys- teemfalen. De overheid kan een belangrijke rol spelen op het gebied van het creëren van een vraag naar hergebruik en duurzamere producten. Subsidie of fiscale voordelen zijn in de in- terviews benoemd als geschikte instrumenten hiervoor. Als ‘launching customer’ kan de overheid als eerste grote klant een impuls geven aan circulaire modellen, waarbij tegelijker- tijd vertrouwen in het product wordt gewekt en de overheid een voorbeeldrol speelt. Belang- rijke aandachtspunten hierbij zijn de ruimte die inkoopregels bieden in het vragen naar het vervullen van een functie in plaats van het vragen om producten en de manier waarop inko- pen en aanbestedingen beoordeeld kunnen worden in termen van de totale kosten van eige- naarschap.

6 Conclusies

In dit onderzoek is gekeken wat de verschuiving van betalen voor bezit naar betalen voor gebruik op kan leveren voor bedrijven, consumenten, het milieu, de economie en voor de le- veringszekerheid van grondstoffen. Verschillende verdienmodellen waarin de verschuiving van bezit naar gebruik centraal staat zijn geanalyseerd in de bredere context van de bedrijfs- modellen waar ze onderdeel van uitmaken. De R-ladder is toegepast als analysekader voor de mate van circulariteit van de bestudeerde casussen. De voorgaande analyse heeft geleid tot de volgende vier hoofdconclusies:

Er moet in discussies omtrent de circulaire economie een sterker onderscheid gemaakt wor- den tussen de concepten verdienmodel en bedrijfsmodel. In dit onderzoek bestuderen we het verdienmodel als component van het bredere bedrijfsmodel. Daarmee kunnen we laten zien hoe de specifieke invulling van een verdienmodel kan doorwerken in andere componenten van het bedrijfsmodel, en andersom. Relevante verdienmodellen in de verschuiving van bezit naar gebruik zijn (huur)koop met terugkoop, lease, pay-per-use en combinaties hiervan. Uit de casussen blijkt dat de verdienmodellen doorwerken in de bedrijfsmodellen. Zo gaat de verschuiving van bezit naar gebruik onder andere samen met vernieuwde werkwijzen in de vorm van diensten die eerder niet werden aangeboden door bedrijven. De manier waarop verdienmodel en bedrijfsmodel ingevuld worden, bepaalt in sterke mate de gerealiseerde economische- en milieuwinst. De circulariteit van de verdienmodellen is dus niet vast te stel- len zonder te kijken naar de bedrijfsmodellen waar zij onderdeel van uitmaken en de gehan- teerde circulariteitsstrategie.

Een tweede belangrijke conclusie is dat de verschuiving van bezit naar gebruik niet automa- tisch milieuwinst oplevert. Een verschuiving van bezit naar gebruik kan meer verantwoorde- lijkheid bij een producent leggen en kan deze stimuleren om meer in te zetten op slimmer ontwerp, verlengen van levensduur en hoogwaardige recycling. Uit de analyse blijkt dat er door de verschuiving van bezit naar gebruik minder op slimmer ontwerp en levensduurver- lenging wordt ingezet dan op basis van de literatuur werd verwacht. Daarnaast laat de ana- lyse zien dat de potentiele milieuwinst afhangt van keuzes in de vormgeving van het

verdienmodel, zoals keuzes omtrent restwaarde en eigenaarschap. Ook is de milieuwinst die kan volgen uit de nieuwe verdienmodellen afhankelijk van het gedrag van gebruikers. Het is daarom cruciaal om nieuwe verdienmodellen als middel te beschouwen en niet als doel op zich.

Een derde conclusie is dat het succes van de nieuwe verdienmodellen, zowel op economisch- als milieugebied, sterk afhankelijk is van klanten. De acceptatie van nieuwe verdienmodellen en circulaire producten speelt een cruciale rol. Wanneer de vraag naar circulaire, herbruik- bare producten klein blijft, zal het moeilijk worden voor bedrijven om een sluitende business case te maken waarin grondstofkringlopen gesloten worden. Verder is het gedrag van klan- ten moeilijk te voorspellen en leidt hun gedrag in verschillende gevallen tot een suboptimaal resultaat voor bedrijf en milieu, bijvoorbeeld door onzorgvuldig met circulaire producten om te gaan of deze niet te retourneren naar de producent. Zelfs met de aanwezige prikkels tot besparing en hergebruik in de nieuwe verdienmodellen zijn lineaire gewoontes moeilijk te overwinnen.

Ten slotte concluderen we dat de overheid een rol kan spelen in het wegnemen van een aan- tal belemmeringen voor circulaire bedrijfsmodellen en verdienmodellen die de verschuiving van bezit naar gebruik centraal stellen. De bestaande voorkeuren en gewoontes voor de line-

aire economie zijn voorbeelden van systeemfalen. Ook juridische belemmeringen op het ge- bied van het contractueel vastleggen van verantwoordelijkheden, afspraken rondom afval, boekhoudkundige normen en samenwerking in ketens laten zien dat er sprake is van sys- teemfalen.

Naast systeemfalen is bij de circulaire economie ook sprake van marktfalen, wat overheidsin- grijpen legitimeert. Zo is milieuschade onvoldoende meegenomen in prijzen en is er sprake van spill-over effecten van innovatie. De nieuwe verdienmodellen hebben moeite met het verkrijgen van de benodigde voorfinanciering en worden gehinderd door relatief hoge kosten voor arbeid bij reparatie en onderhoud als gevolg van marktfalen. De overheid beschikt over een brede set aan instrumenten om innovatie in de circulaire economie te stimuleren, zoals het aanbieden van subsidies of fiscale voordelen, optreden als launching customer, en het creëren van experimenteerruimte in regels. Het is echter nog moeilijk om tot specifieke aan- bevelingen te komen. Er is een beperkt aantal bedrijven bezig met de verschuiving van bezit naar gebruik. Hierdoor is het lastig om specifiek te onderscheiden wanneer verdienmodellen wel en niet werken. Toekomstig onderzoek zal meer in kunnen gaan op de vertaling van de specifieke belemmeringen die in de casussen terugkomen naar meer specifieke overheids- aanbevelingen.