• No results found

Kwaliteit: verbetering van water- en bodemkwaliteit

De reeds gevoerde inspanningen ten behoeve van een lagere organische vuilvracht in het estuariene water dienen worden voortgezet. Enkel zo kan een diverse benthische fauna zich ontwikkelen, waarbij niet enkel opportunistische, eutrofie-indicatoren (zoals Oligochaeta) de eenzijdige voedselbron voor hogere trofische niveaus (vis, vogels) vormen maar o.m. ook tweekleppigen en andere filterfeeders het estuarium kunnen herbevolken. Ook voor een

toestandsverbetering van het fytoplankton en de visfauna dienen de aanvoer van nutriënten (maar ook van toxische stoffen) en de organische belasting via het aangevoerde afvalwater verder te worden gereduceerd. Voor wat betreft vis, is de opgeloste zuurstofconcentratie een cruciale

parameter. Seizoenale vismigratie is verder enkel mogelijk mits afwezigheid van fysisch-chemische barrières en aanwezigheid van voldoende voedsel.

Het saneren van de bodem (historische bodemvervuiling) kan lokaal de organische last en geassocieerde slechte zuurstofcondities misschien aanpakken, al blijft dit vrij zinloos, wanneer de grote vuilvracht van de bovenafvoer en ook het Noordzeewater niet worden aangepakt. Bovendien dient bij bodemwerken streng te worden gewaakt over de gevolgen voor de hydrodynamiek van het systeem.

Kwantiteit: voldoende ruimte voor estuariene natuur en lagere, meer

natuurlijke dynamiek

De hydromorfologische analyse geeft aan dat, gegeven de huidige diepte van de verschillende waterlichamen, estuariene natuur zich slechts duurzaam kan ontwikkelen, indien meer

breedte/ruimte aan de rivier geschonken wordt. Het ‘herscheppen’ van slikken en schorren maar ook ondiep subtidale habitat door lokale verbredingen, ontpolderingen, … geniet daarom sterke aanbeveling. Zo kunnen bodemerosie en te snelle waterafvoer worden aangepakt. Dit kan op

116 KRW doelstellingen Schelde en zijrivieren www.inbo.be

termijn leiden tot een verbeterd onderwaterlichtklimaat en een verbeterde zuurstofhuishouding wat zal resulteren in een diversere en sterker ontwikkelde zoöplanktongemeenschap, wat aldus een efficiëntere energietransfer doorheen het voedselweb zal induceren. De fytoplanktonproduktie zal door deze maatregelen in eerste instantie toenemen, maar ook macrofytenvegetaties krijgen door deze maatregelen meer kansen. De ontwikkeling van onderwatervegetaties en meer uitgebreide fytobenthosgemeenschappen en de eventuele vestiging van benthische filterfeeders (schelpdieren) kunnen op termijn een concurrerende invloed uitoefenen op de fytoplanktongemeenschappen waardoor de waterhelderheid verder kan toenemen. Enkel door zulke ingrepen kunnen

macrobenthische gemeenschappen en specifieke schorvegetaties zich ontwikkelen, gesteld dat een vermindering van de actuele diepte niet mogelijk is en er gestreefd wordt naar een ecologisch potentieel, eerder dan een historisch streefbeeld. Al naar gelang de soort en gilde waartoe de verschillende vissoorten behoren, is er nood aan goede ecologische connectiviteit, de afwezigheid van fysisch-chemische barrières en de aanwezigheid van specifieke habitats die als paaigrond of kraamkamer kunnen fungeren (met speciaal belang van ondiepe zones met lage hydrodynamiek) maar ook overstromingsvlaktes. Een verlaging van de hydrodynamiek is ten bate van zowel de habitatontwikkeling als het voorkomen van een diversere fauna en flora. Hoge getijde-, golf- en stromingsenergie creëren te stress-rijke omstandigheden voor het overleven van een aantal bodemgebonden organismen.

Kan het Sigma-plan het GEP voor habitatarealen realiseren?

Het lijkt in deze context zinvol de in het kader van het Meest Wenselijke Alternatief van het geactualiseerde Sigma-plan (Couderé et al., 2005) voorziene uitbreidingen van estuariene natuur te toetsen aan het beoorderlingssysteem voor habitatarealen. Hiervoor sommeerden we de als “estuariene natuur”, “aantakkingen” en “winterbed” geplande oppervlaktes per waterlichaam.

Tabel 7.3: De per waterlichaam gesommeerde oppervlakten aan nieuwe estuariene natuur s.l. (zie tekst) binnen het Meest Wenselijke Alternatief van het geactualiseerde Sigmaplan (mwea_070710).

wl waterlichaam + Sigma (ha)

a Zeeschelde IV 1136

b Zeeschelde III en Rupel 278

c Zeeschelde II 339

d Zeeschelde I 69

e Getijdedurme 288

f Getijdedijle en -zenne 157

g Getijdenetes 39 (+ 431,5)

totaal 2306

www.inbo.be KRW doelstellingen Schelde en zijrivieren 117 Figuur 7.1: Betrokken oppervlaktes binnen het Meest Wenselijke Alternatief van het geactualiseerde Sigmaplan.

In het blauw staan de oppervlakten voor estuariene natuur s.l.

Om deze extra natuur te toetsen met ons beoordelingssysteem, sommeerden we de actuele oppervlakten schor, slik en ondiep subtidaal, alsook de EQR-klassengrenzen, om aldus een totaal beoordeling van waterlichaam en ecosysteem te bekomen.

Tabel 7.4: Totale beoordeling van de habitatarealen binnen het Scheldebekken, als som van schor, slik en ondiep subtidaal. Klassengrenzen zijn ondergrenzen.

wl waterlichaam MEP GEP matig ontoereikend slecht beoordeling

a Zeeschelde IV 2638 1344 895 447 0 979

b Zeeschelde III en Rupel 2133 1063 708 355 0 443

c Zeeschelde II 1353 662 441 221 0 347

d Zeeschelde I 1909 848 565 283 0 146

e Getijdedurme 775 346 230 116 0 183

f Getijdedijle en -zenne 807 339 225 107 0 92

g Getijdenetes 1278 553 368 184 0 146

totaal 10893 5155 3432 1713 0 2336

Dat levert 2336 ha actuele estuariene natuur op (excl. matig diep en diep subtidaal) en een beoordeling als ‘ontoereikend’, waarbij 2819 ha ontbreekt om het GEP-niveau te bereiken. Het optellen van de oppervlakten van het Meest Wenselijk Alternatief leiden tot een belangrijke verbetering.

118 KRW doelstellingen Schelde en zijrivieren www.inbo.be Tabel 7.5: Actuele beoordeling en te verwachten beoordeling, mits volledige uitvoering van het Meest Wenselijk

Alternatief van het geactualiseerde Sigmaplan. Tussen haakjes staat estuariene natuur die in de Getijdenetes zou worden gecreërd maar die buiten het gebied valt waarvoor bathymetrische gegevens beschikbaar zijn (en dus niet te vergelijking mag worden meegerekend).

wl waterlichaam actueel + Sigma actueel + Sigma % toename extra ha nodig voor GEP

a Zeeschelde IV 979 1136 2115 116 0

b Zeeschelde III en Rupel 443 278 721 63 342

c Zeeschelde II 347 339 686 98 0 d Zeeschelde I 146 69 215 47 633 e Getijdedurme 183 288 471 157 0 f Getijdedijle en -zenne 92 157 249 170 90 g Getijdenetes 146 39 (+432) 185 (+ 432) 27 (322) 368 (0) totaal 2336 2306 4642 99 513

Voor de vergelijking met het Meest Wenselijk Alternatief worden enkel die delen van de

waterlichamen waarop MEP- (en GEP-)arealen gebaseerd zijn, gebruikt. Het MEP-areaal van de Netes kon wegens gegevensgebrek niet tot aan de stroomopwaartse grens van het waterlichaam worden bepaald en reikt slechts tot Lier (zie hoger). We vergelijken hier dan ook het MEP-areaal met die delen van het MWA die daarmee overeenstemmen, waarbij verder stroomopwaarts gelegen gedeelten niet worden meegerekend. De alternatieve waarden worden echter tussen haakjes in de Tabel weergegeven, al is dit dus een “appels met peren”-vergelijking: de totale MAW-oppervlakten voor dit waterlichaam dienen te worden afgewegen t.o.v. een MEP-areaal voor het hele

waterlichaam. Toch zou dit waterlichaam, en bij uitbreiding de hele Zeeschelde, naar alle waarschijnlijkheid beter (doch niet boven de GEP-ondergrens) scoren.

De toevoeging van 2306 ha estuariene natuur (incl. aantakkingen en winterbed) levert een totaal van 4642 ha op, waarmee de beoordeling echter nog steeds 513 ha onder het GEP-niveau (5155 ha) blijft. Het tekort aan estuariene natuur zou dus tot een derde herleid worden. Twee van de zeven waterlichamen steken echter wel boven het GEP-niveau uit (waterlichaam a en e). Willen we deze voorziene oppervlakten handhaven, dan ontbreekt er 1433 ha; de lagere waarde van 513 ha is te danken aan de overschotten die in waterlichamen a en e aanwezig zouden zijn (oppervlakten boven GEP-niveau). Op ecosysteemniveau, zonder differentiatie in waterlichamen, blijft de waarde van 513 ha echter geldig. Vooral in waterlichamen d en g, waar het Sigmaplan de kleinste

uitbreiding van estuariene natuur voorziet, lijken extra inspanning zinvol, zoniet essentieel. Ook in waterlichaam b is de nood aan extra estuariene natuur, naast het Sigma-plan, in absolute cijfers groot. De weergegeven cijfers verschillen enigszins van hetgeen werd aangegeven door Van Daele et al. (2007). Dit is te wijten aan (a) het gebruik van nieuwe gegevens en (b) het incorporeren van het ondiep subtidaal. De op ecosysteemniveau ontbrekende 513ha proberen in te vullen als ondiep subtidaal lijkt wenselijk, aangezien het Sigmaplan wellicht weinig extra oppervlakte van dit

habitattype zal creëren. Kansen hiertoe worden echter in sterke mate beperkt door de positie van de dijken en de grote diepgang en breedte van de schepen.

www.inbo.be KRW doelstellingen Schelde en zijrivieren 119