• No results found

Maatregelen tegen primaire en secundaire emissies

In document Plan van aanpak asbestbrand (pagina 82-86)

toelichting overwegingen en aandachtspunten

6.3 Fase B: Bestrijding van de asbestbrand

6.3.6 Maatregelen tegen primaire en secundaire emissies

Bij een asbestbrand wordt onderscheid gemaakt tussen de onmiddellijke emissie van vezels uit de brandhaard (primaire emis- sies) en de latere emissie van vezels uit materialen, die bij de brand zijn uitgestoten (secundaire emissies); zie ook §4.1.1. Beide soorten emissies kunnen zowel hulpdiensten als omwonenden treffen. De maatregelen bij de aanpak van de brand moeten dan ook zijn afgestemd op bestrijding van de gevolgen van primaire emissie en het voorkómen van secundaire emissie.

Beperking verspreiding (primaire emissie) • De verspreiding van asbestcementflinters

wordt door het gebruik van waterschermen enigszins beperkt; in geval van een brand met asbestcement is de beste plaats voor waterschermen benedenwinds op 5 tot 10 meter afstand van de knappende platen. Wanneer de waterschermen te dicht op de platen worden gezet, zullen de asbestce- mentflinters door de kracht van de explosie door het scherm heenslaan.

• De verspreiding van losse asbestvezels kan door waterschermen nauwelijks worden beperkt: door de minuscule afmetingen van de vezels blijft de trefkans, ondanks het grote aantal waterdruppels, zeer klein.

80

• Om verontreiniging van het oppervlakte- water (al dan niet via het riool) met

asbest zo veel mogelijk te beperken wordt het volgende geadviseerd:

- Zo veel mogelijk moet voorkomen wor- den dat bluswater rechtstreeks in het riool of in oppervlaktewater stroomt. Daarbij kan worden gedacht aan het aanleggen van een mechanische bar- rière (of een barrière bestaande uit slangen of zandzakken) en aan het afsluiten van afvoerputten naar het riool.

- Wanneer bij de brand alleen asbestce- mentflinters zijn vrijgekomen, het bluswater uit het ‘bassin’ zo veel mogelijk over een grove zeef leiden alvorens het te lozen.

- Wanneer bij de brand (ook) losgebon- den asbest is vrijgekomen, bluswater uit het ‘bassin’ zo mogelijk over speci- ale filters die asbestvezels tegenhou- den leiden, alvorens het te lozen. Indien deze maatregel in de praktijk niet uitvoerbaar blijkt te zijn, kan besloten worden het bluswater onge- zuiverd te lozen.

- Wanneer toch bluswater met asbest- houdend materiaal in het riool terecht is gekomen, voer dan overleg met de beheerder van het rioolstelsel (in de

regel de gemeente). Als bluswater met asbesthoudend materiaal onverhoopt in het oppervlaktewater terecht is gekomen, is het nemen van verdere maatregelen in de praktijk dikwijls onmogelijk. Stukjes asbesthoudend materiaal zullen immers meestal naar de bodem zinken en losse asbestvezels zullen zich met het water vermengen. Bovendien is het risico van de aanwe- zigheid van asbest in water zeer gering, zolang het asbest in het water aanwezig blijft.

De VROM Inspectie kan zo nodig advies geven. Ook wordt aanbevolen om

Rijkswaterstaat en milieudiensten mee te laten denken en in te schakelen.

• De maatregelen ter beperking van de pri- maire emissie worden genomen door de brandweer.

Voorkomen en beperken secundaire emissie • De brandhaard, verharde oppervlakken in

het verspreidingsgebied (straten, trottoirs, fietspaden, pleinen, speelplaatsen) en niet-verharde oppervlakken (heide, gras- land, e.d.) worden afgezet voor het

publiek tot na de opruimwerkzaamheden. Het spreekt vanzelf dat hier in dringende gevallen, zoals noodzakelijk bezoek aan dokter of apotheek, een uitzondering op

kan worden gemaakt. M.b.t. het nathou- den van de brandhaard/bron wordt voor hechtgebonden materiaal een andere aanpak aanbevolen dan voor niet hechtge- bonden asbestresten.

Niet hechtgebonden materialen dienen bij voorkeur nat/vochtig gehouden te worden daar de kans op vezelemissie bij deze materialen zeer groot is. Met nathouden wordt bedoeld vernevelen en niet natspui- ten daar er hierbij vezels mee kunnen stromen met het bluswater wat weer voor verdere verontreiniging van de bodem kan zorgen.

Hechtgebonden materialen hoeven in principe niet nat gehouden te worden echter in situaties dat het materiaal in zeer slechte conditie verkeerd dient dit wel te gebeuren (het materiaal is dan niet meer hechtgebonden, sterk beschadigd of zeer oud). Ook de omgevingsfactoren (wind) zijn hier mede bepalend. Als het object tussen gebouwen in staat en niet de volle wind vangt is de kans op ver- spreiding minder groot dan bij een object wat vol in de wind staat en niet is afge- schermd door andere gebouwen. In dit geval wordt ook aanbevolen om het mate- riaal nat (vochtig) te houden (vernevelen) in verband met het verspreidingsrisico. Overwogen kan worden om (kleine)

oppervlakken af te dekken.

• Indien de brandhaard wordt natgehouden wordt bij voorkeur een speciaal fixeermid- del aan het water toegevoegd, dat ervoor zorgt dat eventuele losse asbestvezels aan het oppervlak worden gebonden. De onafhankelijk asbestdeskundige kan hier- bij advies geven.

• Het nathouden of natsproeien van neerge- slagen stukjes asbest in het

verspreidingsgebied is niet nodig, omdat uit onderzoek blijkt dat uit deze stukjes materiaal geen asbestvezels vrijkomen zolang er geen bewerking of verpulvering plaatsvindt. Alleen wanneer losgebonden asbest in de omgeving is vrijgekomen, is nathouden van de omgeving aan te beve- len.

• Het verkeer in het verspreidingsgebied wordt omgeleid tot na de opruimwerk- zaamheden. Alleen voertuigen van hulp- diensten in verspreidingsgebied toelaten. • Gebruik door hulpdiensten van afspoelba-

re laarzen of wegwerpoverschoenen ter voorkoming van secundaire emissies. • Wanneer alleen asbestcement in de omge-

ving is vrijgekomen, is het, in tegenstelling tot tijdens de brand, niet nodig bewoners na de brand te adviseren binnen te blijven, ramen en deuren gesloten te houden en ventilatiesystemen af te zetten. Wel is van

82

belang bewoners adviezen te geven hoe zij secundaire emissies kunnen voorko- men. Wanneer bij de brand losgebonden asbest in de omgeving is vrijgekomen (hetgeen slechts zelden het geval zal zijn) is het van belang dat bewoners binnen blijven, ramen en deuren gesloten houden en ventilatiesystemen afzetten totdat het losgebonden asbest is opgeruimd. Bij los- gebonden asbest is het risico van secun- daire emissie immers zeer groot. Zie voor meer informatie §6.7 en bijlage 5.

• Bij de maatregelen ter voorkoming en beperking van secundaire emissie zijn diverse partijen betrokken.

• Afsluiten van het erf of terrein voor onbe- voegden ter voorkoming van verdere ver- spreiding en onnodige besmetting van personen.

De gemeente is gemachtigd een erf of terrein af te sluiten voor onbevoegden. Een bouwwerk, open erf of terrein dat tengevolge van brand of anderszins (bijv. sloopwerkzaamheden of deponeren asbesthoudend afval) ernstig is besmet met asbest (asbesthoudend materiaal, flinters, brokstukken en vezels) mag van- wege gezondheidsrisico niet betreden worden en moet daartoe worden afgeslo- ten. Het afsluiten kan plaatsvinden door het plaatsen van hekwerken of dergelijke,

verzegeling van het pand en door publica- tie aan het pand of open erf of terrein met als tekst “Verboden toegang wegens asbestgevaar”.

De grondslag hiervoor ligt in artikel 125 van de Gemeentewet en de bepalingen van afde- ling 5:3 van de Algemene wet bestuursrecht wegens strijd met artikel 7.3.2. van de model bouwverordening 1992.

Artikel 7.3.2. van de bouwverordening stelt het volgende:

Het is verboden in, op, of aan een bouwwerk, of op een open erf of terrein, voorwerpen of stoffen te plaatsen, te werpen of te hebben, handelingen te verrichten of na te laten, of werktuigen te gebruiken, waardoor:

• overlast wordt of kan worden veroorzaakt voor de gebruikers van het bouwwerk, het open erf of terrein;

• op voor de omgeving hinderlijke of scha- delijke wijze stank, rook, roet, walm, stof of vocht wordt verspreid of overlast wordt veroorzaakt door:

• geluid en trilling, elektrische trilling daaronder begrepen, of door schadelijk of hinderlijk gedierte, dan wel door veront- reiniging van het bouwwerk, open erf of terrein;

• het gebruik van vluchtmogelijkheden wordt belemmerd.

Niet van toepassing is het vorenstaande indien en voor zover het betreft nadelige gevolgen voor het milieu waarop de Wet milieubeheer of enige in deze wet genoemde milieuwet van toepassing is.

Nadat het pand, open erf of terrein vrij is van asbest kan met toestemming van bouw- en woningtoezicht en nadat een gecertificeerd onderzoeksbureau onderzoek en metingen heeft verricht betreding weer plaatsvinden.

6.4 Fase C: Opruimen van de asbest-

In document Plan van aanpak asbestbrand (pagina 82-86)