• No results found

Hieronder volgen de maatregelen die worden voorgesteld om de

instandhoudingsdoelen te waarborgen. In de huidige situatie wordt, indien het gangbare (water)beheer wordt voortgezet, grotendeels aan de doelstellingen voor smient en kleine zwaan voldaan. In de voorgaande hoofdstukken is duidelijk geworden dat er aanvullende maatregelen nodig zijn om de verruiging

(kwaliteitsverlies graslanden) en verzuring tegen te gaan. Ook de kernopgave en de wateropgave (vooral verdrogingbestrijding) vereisen aanvullende maatregelen zodat het gebied in 2015 voldoet aan de KRW-normen voor waterkwaliteit.

Voortzetten en optimaliseren huidige (water)beheermaatregelen

1. Perceelsgebonden standweide / hooiland en naweiden:

Begrazing door runderen en schapen van 1 april – 15 oktober. 2. Distelbestrijding:

Bestrijding van akkerdistel wordt voortgezet ondanks het stopzetten van de distelverordening. Distels worden voor de bloeiperiode verwijderd. Dit gebeurt in principe mechanisch. Door het verwijderen van de distels houdt het gebied de openheid die geschikt is voor de doelsoorten.

3. Periodieke bekalking van het gebied:

Indien nodig (ongeveer eens per vijf jaar). Dit gebeurt naar aanleiding van bodemanalyse.

4. Handhaven zomer- en winterpeil in de twee peilvakken:

Kanttekening hierbij is dat het huidige peilbeheer nog niet optimaal is. Pas na uitvoering van maatregel 6 is hier sprake van.

5. Sloten schonen en (indien nodig) baggeren.

6. Mogelijkheden flexibel peil en optimalisatie peilbeheer:

Om verdroging en bodemdaling tegen te gaan en het verbeteren van de

waterkwaliteit is het voorstel om een flexibel peil in te stellen. Dit is de wens van de waterbeheerder en Staatsbosbeheer vanwege een meer eenvoudige manier van peilbeheer en het natuurlijk laten oplopen en uitzakken van het peil. Voorstel is om:

• Het huidig zomerpeil als ondergrens aan te aanhouden; • Het huidig winterpeil als bovengrens aan te aanhouden;

• Binnen deze grenzen flexibel peil handhaven (waterstand afhankelijk van klimatologische omstandigheden);

• Alleen in het vroege voorjaar (februari – april) waterstand bewust opzetten tot winterpeil, hiervoor zo nodig water inlaten.

Voorstel is om duidelijk te communiceren wanneer besloten wordt om tijdens natte perioden versneld water het gebied uit te pompen/laten stromen en tijdens droogte water in te laten op verzoek van de terrein beheerder.

In de praktijk blijken de waterstanden bij de peilschalen niet altijd gelijk te zijn in de rest van het peilvak. Met name in het oostelijk deel zijn de waterstanden vaak afwijkend. Onderzocht moet worden welke factor hierin belangrijk is: bagger in sloten (diepteschouw), greppels wateren niet af of verschil in hoogten. Voor de beheermaatregelen 3 en 5 geldt dat deze niet mogen plaatsvinden in de winterperiode (1 september – 30 april) wanneer de doelsoorten in De Wilck

aanwezig zijn. Bij de andere beheermaatregelen is dit ofwel niet relevant ofwel deze worden standaard buiten de winterperiode uitgevoerd.

Aanvullende beheermaatregelen

7. Tegengaan verruiging en ’verpitrussing’ rond de plas:

In de percelen rondom de plassen waar sterke uitbreiding van pitrus heeft plaatsgevonden, dient pitrus te worden gemaaid en afgevoerd. Direct afvoeren – dus zonder te drogen te leggen op de percelen zelf – is belangrijk om

zaadverspreiding te voorkomen. Aanbevolen wordt om de pitrus te maaien voordat zaadzetting heeft plaatsgevonden. Eventueel is maaien, verdrinken en vervolgens bevriezen tijdens een koude winter ook een mogelijkheid. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van kleine zwaan. Deze maatregel is al in uitvoering genomen.

8. Afsluiten wandelpad tijdens winterperiode:

In de winterperiode zal gedurende de aanwezigheid van de kleine zwaan het wandelpad worden afgesloten. Deze maatregel is vanaf de winter van 2010/2011 ingezet.

Waterhuishoudkundige maatregelen die zijn voorzien in het kader van de Kaderrichtlijn Water

9. KRW-maatregelen in het kader van het Waterbeheerplan van het Hoogheemraadschap van Rijnland:

Het Hoogheemraadschap van Rijnland heeft in de 1e planperiode KRW twee maatregelen voorgesteld. Het gaat om het aanpassen van de inlaat en het vispasseerbaar maken van de inlaat en de aanleg van 7,1 km natuurvriendelijke oever. Bij de evaluatie is besloten om deze maatregelen niet uit te voeren.  Aanleg van natuurvriendelijke oevers past niet bij KRW veensloten en ook

niet bij de Natura-2000 doelstellingen.

 Beperken van de invloed van ingelaten boezemwater draagt niet bij aan verlaging van de P-belasting of P-concentratie

 Maatregelen voor vismigratie zijn niet nodig, omdat de visstand op orde blijkt.

Voor de tweede planperiode 2016-2021 is de maatregel ecologische schouw voorgesteld. Via maaibeheer kan de groei van de vegetatie beter

geoptimaliseerd worden. De KRW doelstellingen voor de ecologische kwaliteit worden nog niet behaald. De vegetatie scoort nog onvoldoende. Vanuit de Natura 2000-doelstellingen zijn ‘kruidige’ oevers gewenst met jonge en lage vegetatiesoorten. In ieder geval is een open weide gewenst, waarbij riet in de

oevers niet gewenst is. Het water moet vanaf de oevers bereikbaar zijn zodat de smient en kleine zwaan kunnen drinken.

Afstemming tussen beheerder en hoogheemraadschap is nodig om te voorkomen dat de oevers te veel dichtgroeien, wat ongunstig is voor het behalen van de Natura 2000 doelstelling.

Maatregel voor 2e planperiode KRW: Ecologische schouw pilot

Momenteel worden de sloten geschouwd volgens de reguliere schouw. In bepaalde sloten kan er gebruik gemaakt worden van de ecologische schouw. In artikel 6 in de beleidsregel aanleg nieuwe oppervlaktewateren/inrichting watersystemen staat wat is toegestaan. Bij een grotere afwijking kan een vergunning aangevraagd worden. De beleidsregel is te vinden op:

www.rijnland.net, ‘Regels’, ‘Keur, Algemene en Beleidsregels’. Daarnaast is het voorstel om in een aantal sloten de schouwplicht stop te zetten voor een seizoen om te kijken wat voor ontwikkelingen er optreden ecologisch gezien en wat de impact is op de hydrologie van het poldersysteem. Er zal een vegetatie opname moeten komen om in kaart te brengen waar momenteel gewenste soorten komen welke uit kunnen breiden. Aan het einde van de 2e planperiode KRW geeft Rijnland aan hoe de schouw voor de ecologie optimaal is uit te voeren. En als het mogelijk is wordt in het gebied ecologische schouw uitgevoerd.

In document Natura 2000 Beheerplan 102. De Wilck (pagina 78-80)