• No results found

Maatregelen: Beheer, ingrepen en onderzoek

6.2 Uitwerking doelstellingen en strategie

6.3.1 Maatregelen: Beheer, ingrepen en onderzoek

1. Verwijderen van duindoornstruweel in de zeereep. PAS-maatregel.

Plaatselijk dient struweel (met name duindoorn) te worden verwijderd om de verstruweling van de zeereep tegen te gaan. Deze maatregel is reeds vanaf begin 2014 in uitvoering ter verbetering van de kwaliteit van witte duinen. Op langere termijn draagt deze maatregel ook – door bevordering van verstuiving – bij aan het behoud van kwaliteit van grijze duinen.

2. Verwijderen struweel middenduin.

Plaatselijk dient op noordhellingen (0.9 ha) struweel te worden verwijderd om verstruweling te gaan. Deze maatregel dient de kwaliteit en oppervlakte van de grijze duinen te versterken voor delen die behoren tot het zeedorpenlandschap.

3. Maaibeheer vochtige duinvalleien.

Het cyclisch beheer van de bestaande vochtige duinvalleien dient te worden voortgezet. Dit betekent dat jaarlijks, na bloei en zaadzetting van de

kenmerkende plantensoorten, gemaaid wordt en het maaisel wordt afgevoerd (in de periode eind augustus/september).

4. Initieel maaien perceel in eigendom van het Hoogheemraadschap van Rijnland. PAS-maatregel.

Dit perceel kad A16639 (5,4 ha)15 ten noorden van Uitwateringskanaal is eigendom van het Hoogheemraadschap van Rijnland en is in het verleden vermoedelijk regelmatig begraasd. Het niet meer begrazen leidt tot vervilting en verruiging. Voordat de begrazingsmaatregel zoals voorgesteld bij maatregel 5 kan starten moet initieel gemaaid worden. Deze maatregel is in 2014 uitgevoerd.

5. Begrazing perceel in eigendom van het Hoogheemraadschap van Rijnland. PAS- maatregel.

In vervolg op maatregel 4 dient perceel kad A16639 jaarlijks te worden begraasd. Deze begrazing dient plaats te vinden met schapen of jong rundvee buiten het broedseizoen en is gestart vanaf begin 2014.

6. Bevorderen van verstuiving in de zeereep door achterwege laten helm- of duindoornaanplant.

Het achterwege laten van nieuwe helm- of duindoornaanplant bevordert verstuiving in de zeereep. Dit vindt feitelijk al plaats in de Coepelduynen. Enkel uit oogpunt van de veiligheid van infrastructuur of andere factoren wordt sporadisch en kleinschalig helm aangeplant. Deze maatregel (het zo beperkt mogelijk houden van helm- en duindoornaanplant) resulteert in een positief effect op de kwaliteit van de witte duinen en op termijn – door bevorderen van verstuiving – op de kwaliteit van grijze duinen. De komende beheerplanperiode wordt de mate van verstuiving en het effect van de huidige helm- en

duindoornaanplant daarop en op de habitattypen die er afhankelijk van zijn, gemonitord. Maatregelen: Onderzoek

7. Verstuivingsproef zeereep.

Hoogheemraadschap Rijnland heeft de Coepelduynen niet aangewezen als gebied waar dynamiek met ingrepen op gang geholpen mag worden of waar dynamiek te allen tijde wordt toegelaten als het spontaan plaatsvindt.

15 In hoofdstuk 5 (PAS gebiedsanalyse) wordt een oppervlakte van 6 ha genoemd. Een meer gedetailleerde

Momenteel vinden in een aantal duingebieden de pilots dynamisch

zeereepbeheer plaats o.a. Delftlandse kust, Bergen-Schoorl en in Meyendel & Berkheide (prov ZH, 2014). Er is een bestuurlijke afspraak dat eerst de monitoringsgegevens van deze projecten worden afgewacht. Als de resultaten van de pilots bekend zijn, kan een verkenning en uitwerking plaats vinden voor de Coepelduynen.

8. Proef winterbegrazing grijze duinen middenduin.

Onderzocht dient te worden wat de effecten zijn van winterbegrazing met schapen op de ontwikkeling van de zeedorpenvegetaties die kwalificeren als grijze duinen. Het betreft een onderzoek, waarbij het uitvoeren van de proef afhankelijk is van de ontwikkeling in de dynamiek in het gebied. De hele Coepelduynen wordt als zoekgebied aangewezen. Wanneer de resultaten hiervan in een proefgebied in de Coepelduynen positief blijken, dan kan

begrazing van duingraslanden worden ingezet op plekken waar het nodig is in de hele Coepelduynen. De winterbegrazing wordt uitgevoerd met een schaapskudde en herder zodat de vegetatie gericht kan worden aangepakt.

De plaats, oppervlakte en intensiteit van begrazing dienen op basis van de uitkomsten van het experiment bepaald te worden. In grote delen van de Coepelduynen die nu al een hoge dynamiek hebben is begrazing waarschijnlijk contraproductief doordat het de erosie van grijsduin verder bevordert. Begrazing heeft naar verwachting ook een negatieve invloed op de zeer rijke en heel kenmerkende mycoflora (paddenstoelen) van de Coepelduynen. De

Coepelduynen herbergt een mycoflora met opvallend veel rode lijst soorten die vaak ook nog in hoge aantallen voorkomen.

9. Verkenning potentie en zonodig uitvoering natuurontwikkeling op de voormalige akkertjes ten zuiden van Spijkerdel.

Op de twee voormalige akkertjes (0,31 ha, zie Figuur 6.2) met potenties tot vochtige duinvalleien dient een meetnet te worden ingericht. Binnen dit meetnet worden o.a. hydrologische parameters gemeten. Na monitoring van drie jaar dient een evaluatie te worden uitgevoerd. Deze maatregel heeft tot doel de kansrijkdom in de ontwikkeling van vochtige duinvalleien ter plekke vast te stellen. Tevens dient er een verkenning uitgevoerd te worden naar de potenties voor vegetatieverwijdering en plaggen op deze voormalige akkers. Hiervoor is naast het in te richten hydrologisch meetnet bodemonderzoek noodzakelijk. Op basis van deze onderzoeken kan de uitvoering ter hand genomen worden.

7

Uitvoeringsprogramma

In dit hoofdstuk is het uitvoeringsprogramma van het beheerplan voor de

Coepelduynen beschreven. De wijze van monitoring en evaluatie is beschreven in paragraaf 7.2. Het betreft het monitoren en evalueren van de genomen maatregelen én het monitoren van de staat van instandhouding van de aangewezen

habitattypen. Ook is in deze paragraaf beschreven welke partijen verantwoordelijk zijn voor de monitoring en evaluatie. In paragraaf 7.3 zijn de kosten en

financieringsmogelijkheden voor het uitvoeringsprogramma van het beheerplan globaal in beeld gebracht. Tot slot komt in paragraaf 7.4 de communicatie rondom het Natura 2000 beheerplan aan bod.