• No results found

Limburgse volkspoëzie: hoe heeft het me ontroerd, om niet te vergeten, toen ik zelf toch nog maar een kind was

75

Eindnoten:

1 ‘het Beethoveniaanse “Durch Leiden Freude”’: Bij Ludwig van Beethoven (1770-1827), bijvoorbeeld in zijn enige opera Fidelio, is vaak sprake van ‘Freude durch Leiden’. Een van de Klärchen-liederen uit Egmont, naar een tekst van Johann Wolfgang Goethe (1749-1832), begint als volgt: ‘Freudvoll und leidvoll gedankenvoll sein, langen und bangen in schwebender Pein. / Himmelhochjauchzend zum Tode betrübt, glücklich allein ist die Seele die liebt.’

2 De bewaarschool die Felix Rutten bezocht, lag in de Plakstraat en stond onder leiding van de Zusters van Liefde. Zie: J.M.E. Vleeshouwers, Lager onderwijs in de negentiende eeuw in

Sittard, in: P.L. Nève (red.), Sittard, uit bronnen geput (Sittard 1993) 579. Herinneringen aan

‘Zöster Pacifica’ ook in: Oet awd Zitterd, 56.

3 ‘een Hans Mof’: Felix Rutten schreef hier eerst: ‘Zwarte Piet’, maar besloot tot wijziging naar aanleiding van de opmerking van archivaris Offermans in diens brief van 2 maart 1967: ‘In Sittard heeft men voor de zwarte pieten twee namen: a. Hans Mòf, en b. Trappedoelie (in het Rijnland wordt deze Hans Trapp genoemd).’ De feestdag van de H. Barbara (‘Sinte Berb’), o.m. patrones van de mijnwerkers, wordt gevierd op 4 december, twee dagen voor de H. Nicolaas.

4 maandroosjes: een gekweekte rozensoort. Zie: H. Bos, Beknopt leerboek der plantkunde (J.B.

Wolters, Groningen 1905) 88-89.

5 De stadsschool lag aan het Kloosterplein. Het gebouw huisvest thans Museum Het Domein. Zie: J.M.E. Vleeshouwers, Lager onderwijs in de negentiende eeuw in Sittard, in: Sittard, uit

bronnen geput, 571-579.

6 pupitre: lessenaar.

7 ‘Frenske ten Dijk’: Maria Frans Joseph Ten Dijck, (Sittard 5 september 1881 - 24 september 1953). Zie ook: Oet awd Zitterd 38 (‘Sjrieverke’). Frans ten Dijk was in Sittard bekend onder zijn bijnaam ‘de man’. Hij was naamgever van de nog steeds actieve volksculturele club ‘De Mander’. Zie: Schelberg, Woordenboek van het Sittards dialect, 230 en J.A. Knoors, Kent u ze

nog... de Zitterder (tweede druk, Zaltbommel 1986) foto 28.

‘Sefke Kruks’: Hubert Hendrik Joseph Marie Krux, geboren te Sittard ‘in de Graadheide’ op 8 oktober 1882.

8 ‘Siebeke’: Jan Sieben, geboren te Schimmert 26 november 1836. Hij werd in 1866 aangesteld als hulponderwijzer en kreeg met ingang van 1 januari 1891 op eigen verzoek ontslag. Zie:

Wage zònger paerd, in: Doe bleefs in mich, 137; SASG, bestuursarchief gemeente Sittard

1794-1914, raadsnotulen 9 juni 1866 en 17 november 1891.

9 In de jaren dat Felix Rutten naar de stadsschool ging, was Jan Claessen (Broeksittard 14 december 1843 - Sittard 11 september 1916) hoofd van de stadsschool. Hij was een leven lang aan deze schoolverbonden (1863-1914) waarvan dertig jaar als hoofd (1884-1914). Zie: SASG, bestuursarchief Sittard 1794-1914, Register van de jaarwedden van het onderwijzend personeel aan de Openbare Lagere Scholen, (z..j. [1900]). Archivaris Offermans vertelt over Jan Claessen in zijn schrijven aan Felix Rutten d.d. 2 maart 1967: ‘Deze was de stichter van de internationaal verbreide Raifeisenbank. Wist U dat?’ In zijn brief aan archivaris Offermans d.d. 2 april 1967 noteerde Felix Rutten over Claessen: ‘geboortig van Broeksittard, dus bijgenaamd “de haan”.’ Over de bijnaam ‘hanen’ voor de Broeksittardenaren, zie: A.H. Simonis, De ‘Kuke-Kraemer’

van Broeksittard, in: A.H. Simonis, Historisch Boeket (Sittard 1975) 103-104.

10 De ‘smalle deurtjes’ waren de klapdeurtjes van de pissoirs.

11 Over het hier beschreven jongensspel vermeldt Schelberg, Woordenboek van het Sittards dialect, 302: ‘Het paardjerijden op de rug van een andere jongen. Er werden enkele groepjes gevormd; de ruiters hadden tot taak de ruiters van de tegenpartij van hun paard te trekken. De groep welke het eerst met onbemande paarden zat was verloren.’

12 ‘Manus’ of ‘Maan Sjrieë’: Jacob Herman Schrijen (Limbricht 18 juni 1846 - Sittard 16 april 1918). Hij werkte gedurende de jaren 1868-1914 als onderwijzer aan de stadsschool. Zie: Wage

zònger paerd, in: Doe bleefs in mich, 137; Oet awd Zitterd, 36 (‘Leertied’); SASG,

bestuursarchief Sittard 1794-1914, register van de jaarwedden van het onderwijzend personeel aan de Openbare Lagere Scholen (z..j. [1900]).

13 Met een andere hand (van A.H. Simonis) is hier bijgeschreven: ‘Schiet (lees: Sjiet) in de boks en wèt het neit’.

14 Waarschijnlijk betreft het Willem Hubert Cobben, geboren te Beek op 29 januari 1864. Deze had een vriendelijk voorkomen en was goed onderlegd. In 1916 volgde hij ‘meister’ Claessen op als hoofd van de school. Zie: Knoors, Kent u ze nog... de Zitterder foto 17; SASG,

bestuursarchief Sittard 1794-1974, register van de jaarwedden van het onderwijzend personeel aan de Openbare Lagere Scholen (z.j. [1900]).

15 Felix kwam in januari 1893 - hij was toen 10½ jaar oud - op de eerste voorbereidende klas van het Sittardse Aloysiuscollege. Zie: Archief van de Nederlandse Jezuïeten, Nijmegen (Arch. Jezuïeten): archief Sint-Aloysiuscollege Sittard (AAS) nr. 23 (naamlijsten leerlingen) en 38 (rapporten leerlingen). Zie verder IV.

16 Over het ‘paren’ of ‘koppelen’ bij de Eerste H. Communie (op elfjarige leeftijd), zie: A.E.L. Jonkergouw, Sittard honderd jaar geleden, in: HJLZ 1 (1980) 59.

17 ‘Tante Marie’ is Anna Maria Hubertina Imkamp (Roermond 17 april 1847 - Groesbeek 19 maart 1918), gehuwd met Jozef Franciscus Hubertus Specken (Helden 10 augustus 1841- Roermond 30 juli 1904), grossier in verfwaren. Zie ook: II, noot 25; IV, noten 27 en 29; IX, pag. 161. In zijn brief aan archivaris Offermans d.d. 2 april 1967 noteerde Felix Rutten over haar: ‘Tante Marie: mevr. J. Specken, Roermond, oudere zus van mijn moeder, bijzonder typische, romantische figuur, met veel fantasie en ook artistieke neigingen, hield van muziek en literatuur; in haar huis waren kunstenaars zeer welkom; bevriend met de Luikse familie Guillaume, musici

te Roermond.’ Voor de Roermondse musici Guillaume, zie: Hans van Dijk, Panorama van drie

eeuwen muziek in Limburg (Maaslandse Monografieën 50, Leeuwarden-Maastricht 1991) 48-49.

18 Het ‘zoog sjlaon’ wordt beschreven door Van der Heijden in zijn Zittesjen A.B.C., 134-135. Een variant van het spel in: Schelberg, Woordenboek van het Sittards dialect, 593-596. 19 Felix Rutten vertelde dit verhaal uitvoeriger onder de titel: Wage zònger paerd, in: Doe bleefs

in mich, 137-140. De ‘spoorwegbrug die óverweg vormde’ is het viaduct in de Rijksweg tussen

Sittard en Susteren (‘de rieksbrök, wo de baan dae grote krunkel maak’). Hier moest de wagen flink vaart minderen. Op dat punt was van ‘voorbijrazen’ geen sprake.

J.L. Offermans verstrekte Felix Rutten in zijn brief van 2 maart 1967 nog de volgende informatie: ‘Men had in Sittard twee zg. rijksbruggen: de eesjte rieksbrök, waar de Vouwerweg vanuit Overhoven onderdoorloopt, en de tweede rieksbrök, waar de Riekswaeg (ook sprak men wel van Remunsje waeg) onderdoorliep.’

20 Na de zin ‘Het was als een wonder’ schreef Felix Rutten in eerste instantie: ‘En zo beleefden we er destijds in een kermistent op de markt, het zal in de vroegste negentiger jaren geweest zijn, de geboorte van de cinema.’ De wijziging geschiedde op voorstel van archivaris Offermans in zijn brief aan Felix Rutten d.d. 2 maart 1967.

21 Zie ook: Oet awd Zitterd, 21 (‘Oppe Mert’). 22 kavalje: vervallen gebouw.

23 De boerderij lag op de hoek Markt-Plakstraat. J.L. Offermans zegt hierover in zijn schrijven aan Felix Rutten d.d. 2 maart 1967: ‘De boerderij die u bedoelt was van Ohlenforst (“Aolevesj” zei men in Sittard). Er bestaat nog een uitdrukking: “Boukeskouk in de herfs, mer bie Aolevesj jeder daag”).’ Andries Ohlenforst, die in 1846 vanuit Saeffelen naar Sittard gekomen was, bewoonde het pand niet als boer maar als rentenier. Vanaf 1874 werd de boerderij bewoond door de veehandelaar Karel Soesman. In 1917 werd ze aangekocht door Theodorus Beaujean, die vermeld staat als landbouwer en koopman. Ondanks het feit dat het pand op de ‘Voorlopige Lijst van Monumenten’ stond en de Staatssecretaris van onderwijs, kunsten en wetenschappen, mr. Y. Scholten, niets voelde voor de plannen tot afbraak, werd in november 1963 toestemming gegeven tot sloop van deze stadsboerderij. De locale amateurhistoricus A.H. Simonis stond er niet afwijzend tegenover: ‘... deze stadsboerderij is naar onze bescheiden mening nooit een boerderij geweest en het is zeker geen monument, waarvan wij met overtuiging zouden durven beweren, dat het voor het nageslacht de herinnering kan bewaren aan een bouwstijl, die gedurende eeuwen een cultuurbezit is geweest van onze voorvaderen.’ De Bond Heemschut Limburg onder leiding van prof. dr. J.J.M. Timmers maakte zich al evenmin sterk voor het behoud van het pand: ‘Met vreugde namen wij kennis van het feit, dat in uw gemeente binnenkort een aanvang zal worden gemaakt met de bouw van een warenhuis van Vroom & Dreesmann. Wij wensen u hiermede geluk, alhoewel wij het erg jammer vinden, dat voor dit warenhuis een van de laatste stadsboerderijen in ons gewest heeft moeten plaats maken. Wij vertrouwen er op en spreken onze stellige verwachting uit, dat de belangen in het onderhavige geval door u nauwkeurig zijn afgewogen.’

Zie: SASG, bestuursarchief Sittard 1960-1981, inv. nr. 1192. 24 Zie ook: Oet awd Zitterd, 22 (‘De Postiljòng’).

25 De eerste regels van het gedicht ‘Sehnsucht’ van Joseph Freiherr von Eichendorff (1778-1859) luiden: ‘Es schienen so golden die Sterne, / am Fenster ich einsam stand / und hörte aus weiten Ferne / ein Posthorn im stillen Land.’

26 In zijn herinneringen aan Maastricht omstreeks 1875 beschrijft Olterdissen het dagelijks ritueel van het aansteken der gaslantaarns aldus: ‘Es t'n aovend veel en de vleermuis oetkwaome, zaog me onderins in de Groete Staat te lanteeriemennekes same oet et stadsmagazijn komme. E stök of tien maander, die eeder ene lange stek drooge, boe-aon van bove e leechske brande, en die ziech tan nao alle kante van de stad verspreide, um die ein veur ein aon te steke. Weer of gei weer, ze móste met dedoor en smörreges, es t'n daag aon kwaom, nog ins um et leech oet te doen.’

(Alfons Olterdissen, Prozawerken [tweede druk, Maastricht 1961] 47.) Ook in Sittard werden de straatlantaarns tot 1914 op deze manier ontstoken en gedoofd.

(A.H. Simonis, in: Sittard, historie en gestalte [Sittard 1971] 178.)

27 Het gedicht ‘Jubelstadje’ van Anton van Duinkerken (pseudoniem van prof. W.J.M.A. Asselbergs, Bergen op Zoom 1903 - Nijmegen 1968) staat in de bundel Onder Gods ogen (Maastricht 1927). De eerste regel wordt door Felix Rutten niet geheel correct weergegeven; ze luidt: ‘Jubelstadje, waar ik werd geboren’.

29 Zie ook: Oet awd Zitterd, 45-46 (‘In den aovend’).

30 ‘onze gedienstige’: Het woord ‘gedienstige’ voor ‘dienstbode’ behoorde in die dagen tot het normale spraakgebruik. Over Marie, de ‘gedienstige’ van de Ruttens, verschaft ons het Sittardse dienstbodenregister 1880-1900 (SASG) helaas geen nadere gegevens.

31 Marie's ouders zullen wel in Klein Meers gewoond hebben, want dit maakte deel uit van de gemeente Stein. Groot Meers behoorde tot de gemeente Elsloo. De Maasband is een gehucht van de gemeente Stein. Felix Rutten vergist zich met de suggestie dat de Maasband een brede strook grond langs de Maas is, waarop ook het dorp Meers ligt.

32 Mogelijk betreft het de zilversmid Jacobus Henricus Laurentius Palmen, gedoopt te Sittard op 4 januari 1793 en overleden te Stein op 4 januari 1872. Hij trouwde te Sittard op 9 juni 1824 met Catharina Josepha Beijsens gedoopt op 7 februari 1786 te Sittard en overleden op 7 april 1863 te Stein. Deze was een tante van Felix' grootmoeder Catherina Judith Beijsens. Over de dochter van het echtpaar Palmen-Beijsens, zie de volgende noot.

33 Peter en Judith zijn: Peter Hubertus Brouns (Stein 13 September 1837 - 14 december 1896) en Catharina Judith Palmen (Sittard 16 juli 1825 - Stein 19 maart 1900).

Zij trouwden op 17 oktober 1863 in Stein en kregen één jonggestorven kind, Joannes Jacobus (Stein 7 november 1865 - 29 September 1870).

Peter Hubertus was onderwijzer aan de openbare lagere school in Stein, echter geen hoofd van de school.

34 ‘lieve-here-handjes’, in het Sittards ‘leivenheerehenjtjes’, zijn pinksterbloemen.

Zie: Schelberg, Woordenboek van het Sittards dialect, 216. Felix Rutten merkt in zijn brief aan J.L. Offermans d.d. 2 april 1967 op: ‘Voor “lieve-here-handjes” (prille, licht-lila weidebloempjes, als madelieven en boterbloemen) ken ik géén andere naam.’

35 Over de klederdracht te Stein schrijft A.E.L. Jonkergouw in: HJLZ 9 (1988) 25-26, met illustratie. Op de kadastrale kaarten van de gemeente Stein en in: J. Kuyper, Gemeente-atlas van Nederland,

XI Limburg (Leeuwarden 1871) treffen we het toponiem 's-Heerenwei niet aan. Het perceel kan

zo genoemd zijn, omdat het oorspronkelijk behoord kan hebben tot het grondbezit van de heren van Stein. Kasteel en gronden (in totaal 263 ha) waren in 1828 aangekocht door Joseph Maximilien Hyacinthe Dejaer, een Luikse arts, en in 1858 overgenomen door de Luikse rentenier Edward Wauters. Zie: A. Munsters m.s.c., Kasteelgids Stein (1946) 15.

36 Felix Rutten hád iets met dat pinksterbruidje. Toen hij rond 1920 in Geulle woonde, probeerde hij er dit oude volksgebruik te doen herleven. Zie: Lou Spronck, Felix Rutten (1882-1971), in:

Sittardse cultuurdragers, 260. Voor informatie over de pinksterbruid of pinksterbloem, zie: J.

ter Gouw, De volksvermaken I (z.p., z.j. [1871]) 224-229; Jos Schrijnen, Nederlandsche

77

IV Jezuietencollege

1

Het eerste préparatoire-klasje bij de paters jezuïeten verliep tamelijk historieloos.

Het tweede ging ernstiger worden. Externen en internen samen verzameld in niet

gering aantal, om er in alle ernst Nederlands en Frans te leren. De leiding was bij

een pater die misschien wel ouder was dan hij er uitzag, maar nog heel de levendigheid

bezat die de jeugdige leeftijd eigen is. Dat hij Klaas heette, maakte hem ons

aangenaam, bij de gedachte dat er een bijzonder feestelijke Sinterklaas wel aan vast