• No results found

Een van hun broers, professor aan de universiteit te Groningen, maakte het gemakkelijk voor haar om op

de hoogte te blijven van de Duitse letterkunde.

43

En zo leefden zij, ondanks de

eenzaamheid in ons klein Limburgs stadje, toch ook met de grote wereld mee. Het

is door toedoen van deze ‘tantes’ geweest, dat mijn ouders thuis Kerstmis zijn gaan

vieren met een kerstboom, de eerste kerstboom die in het stadje van hun inwoning

geplant werd.

44

57

Eindnoten:

1 De eerste helft van dit hoofdstuk (tot: Met het onderwijs in deze taal...) is afgedrukt in de herziene versie, die Felix Rutten op 2 april 1967 aan archivaris J.L. Offermans toezond. In de Inleiding hebben we toegelicht waarom we geen gebruik hebben gemaakt van de derde, gewijzigde versie, die Offermans in september 1968 in handen kreeg. Vergelijk: I, noot 1. 2 Genealogische gegevens over de familie Rutten zijn incompleet en niet steeds correct

-verzameld in: Mathieu Rutten, De Ruttenstam in het Maasland (Hasselt 1973). In het onderhavige hoofdstuk II van Terugblik komen de volgende familieleden ter sprake:

- Felix' grootvader, Jan Renier Napoleon (Sittard 15 augustus 1811 - 3 februari 1886), die in 1843 huwde met Catharina Judith Beijsens;

- zijn vader, Martin Emanuel Rutten (Sittard 26 maart 1844 - 31 januari 1917), die op 30 april 1872 trouwde met Maria Jacobina Albertina Beijsens (Sittard 22 november 1830 - 1 januari 1878) en op 6 september 1881 met Theresia Maria Hubertina Imkamp (zie hierna: noot 26); - zijn broer, Jules Marie Joseph Hubert (Sittard 17 februari 1885 - Nenzing, Oostenrijk 30 juni 1972), moutmeester van de Amstel-bierbrouwerij te Amsterdam;

- vier broers van zijn vader, t.w. een broer in Brussel (het is niet duidelijk wie wordt bedoeld), een broer die gereisd had voor een Parijs modehuis (waarschijnlijk de koopman Hubert Augustus Rutten, geboren te Sittard op 14 december 1861), een broer die bierbrouwer in Neerpelt was (Frans Xavier Rutten, geboren te Sittard op 9 november 1851 en gestorven in Neerpelt op 4 juli 1918) en een broer die directeur was van het oogheelkundig hospitaal te Luik. In het tweemaal per week te Sittard verschijnende blad De Limburgsche Aankondiger van 12 januari, 19 januari en 1 februari 1901 presenteerde deze zich in een advertentie als volgt: ‘Oogen-, ooren-, neus-en keelziektneus-en. Dokter Ruttneus-en. Directeur van het Institut voor oogziektneus-en te Luik. Oogdokter der Spoorwegen van den Staat. Speciale geneesheer der hospitalen te Namur. Te consulteeren van 9 tot 11 ure en van 3 tot 5 ure. Uitgezonderd des Dinsdags en Zaterdags. Luik, Rue de l'Evêché 16.’ Waarschijnlijk is dit vaders broer Joseph Louis Rutten, geboren te Sittard op 2 oktober 1856, die in 1878 naar Leuven vertrok (om medicijnen te studeren?). Ook vaders oom Matheus Josephus Ludovicus Rutten, geboren te Sittard op 11 januari 1818 en overleden te

Blankenberge op 6 juli 1896, was directeur geweest van het Luikse instituut voor oogziekten; - een oom van zijn vader, te Brussel (het is niet duidelijk wie wordt bedoeld);

- een tante van zijn vader, die in Parijs woonde: Felix heeft hier het oog op Sabine Beijsens, een zus van zijn grootmoeder, met wier priesterzoon Jules hij een innige band had), zie V; - een oom van zijn vader die deken was van Maastricht: Frans Xaverius Rutten (Sittard 31 januari 1822 - Maastricht 26 februari 1893);

- een oom van zijn vader die wijnkoopman was: Frans Aloys Rutten (Sittard 21 juni 1830 - 27 mei 1889); - het familielid, de bisschop van Luik: Martinus Rutten (Ophoven-Geistingen 18 december 1841 - Luik 17 juli 1927), bisschop van Luik vanaf 1901. Hij was een ver familielid van Felix, die tot de Ruttens van de Ophoven-stam behoorde, terwijl de bisschop geboren was uit de stam Kessenich/Geistingen. Hun gezamenlijke stamvader was Renier Rutten (Kessenich 9 maart 1675 - Heythuizen 6 april 1767);

- zijn oom (‘oom Jules’) die pastoor was in het Luikerland, is Mathias Joseph Julius Beckers (Sittard 4 juni 1858 - Chaudfontaine 4 augustus 1929), die hierboven bij de tante van zijn vader, Sabine Beijsens, al genoemd werd; zie verder V.

3 Rutten (Russon) ligt 2 km ten zuiden van Tongeren.

4 Grivegnée is een stadsdeel aan de zuidoostkant van Luik. Felix Rutten spelt onjuist: Grévigné. In de Verslagen van het onderzoek naar den toestand van den handeldrijvenden en industrieelen

middenstand in de provincie Limburg (Amsterdam z.j.) vinden we onder B II, 97 interessante

informatie over het leerlooiersbedrijf te Sittard omstreeks 1909, waarschijnlijk opgetekend uit de mond van Felix' vader: ‘Er bestaat hier maar een ondernemer (...). Deze heeft, na eerst het lager onderwijs geheel en daarna eenige jaren het Gymnasium St. Louis bezocht te hebben, het vak, zooals dat vroeger gebruikelijk was, van zijne ouders geleerd en verder veelal buitenlands zijne opleiding voltooid. Tegenwoordig bestaat dit gebruik niet meer zoowel hier als in den omtrek. De reden hiervan is de achteruitgang van het vak. Voor een veertig jaren was Sittard om zijn lederbereiding bekend, en bestonden er een vijftal flinke zaken (...). De verhoogde invoerrechten op het leer in Duitschland zoowel als België hebben tot dezen achteruitgang veel bijgedragen (...).’ Zie ook IX, noot 10.

5 Adolphe Adam (1803-1856) componeerde vele opera's. Als leraar aan het conservatorium van Parijs was hij in 1848 opvolger van zijn vader.

6 Gaetano Donizetti (1797-1848) componeerde de opera Lucia di Lammermoor in 1835. 7 ‘Café Schiffelaer’ was gevestigd in het pand Limbrichterstraat 29. Uitbaatsters waren Frans

Karel Schiffeler (Sittard 1819-1893), zijn zoon Jan Hubert (Sittard 1847-1915) en zijn dochters Hubertina Francisca (Sittard 1845-1905) en Maria Hubertina (Sittard 1855-1928). Hubertina Francisca trouwde in 1895 met een broer van de dichter Charles Beltjens; zie VI, noot 10. Over Charles Beltjens schreef Felix Rutten in zijn derde versie van hoofdstuk II: ‘En met deze stadgenoot, die gewoonlijk te Parijs verbleef, was vader vol bewondering bevriend geweest.’ Een afzonderlijk artikel, Sittard en Verona, wijdde hij aan de dichter in Maasland 17 (1969-1970) 14-19. Zie ook: Peter J.A. Nissen, Charles Beltjens (1832-1890), in: Sittardse cultuurdragers, 148-158. Voor de gedichten van Charles Beltjens, zie: A. Janssen (ed.), Charles Beltjens

(1832-1890), Poésies. Met inleidingen door Peter J.A. Nissen en Wiel Kusters (Sittard 1995).

8 Felix Rutten beschreef De tocht naar Heppenaert in: Maasland 17 (1969-1970) 203-205. 9 De Zuid-Duitse priester S.A. Kneipp (1821-1897) oogstte roem met de door hem ontwikkelde

waterkuur en met zijn ideeën over een natuurlijke leefwijze. In Heerlen werd de methode-Kneipp met veel succes toegepast door broeder Aloysius (1854-1942).

Zie ook: IX, pag. 161; Marcel M.J. Put en Mark van Dijk, 2000 jaar Heerlen; van Romeinse

nederzetting tot moderne stad (Heerlen 1998) 216-218.

10 ‘Rijtuigverhuurder Martens’ was Paul Jozef (Jos.) Martens, landbouwer, stalhouder en rijtuigenverhuurder (Oirsbeek 1843 - Sittard 1913).

11 De spoorlijn Sittard-Heerlen-Herzogenrath werd geopend op 30 april 1896. 12 ‘pastoorsbier’: bier van betere kwaliteit.

13 ‘Roeping’, m.a.w. de ambitie om priester te worden, kan een niet minder belangrijke reden geweest zijn voor de plaatsing van Martin Rutten op Saint-Roch. De instelling was immers exclusief opgericht als kleinseminarie en gehuisvest in de gebouwen van het vroegere klooster van Bernardfagne. (gemeente Ferrières, 40 km ten zuiden van Luik).

14 Het kleinseminarie dat de Luikse bisschop mgr. Cornelis van Bommel in 1831 gevestigd had in Rolduc, werd, na de scheiding van Belgisch- en Nederlands-Limburg, in 1843 naar

Sint-Truiden verplaatst. Verscheidene Nederlands-Limburgse studenten verhuisden toen mee en vervolgden hun priesteropleiding in België, eerst in Sint-Truiden, daarna aan het

grootseminarie in Luik (Felix Rutten vergist zich, als hij aan Sint-Truiden ook een grootseminarie toekent). Later, in de tweede helft van de negentiende eeuw, zouden nog en zestigtal

Nederlands-Limburgers voorzien in het maar niet afnemende priestertekort van het bisdom Luik. De helft van hen ontving de priesterwijding in Luik, de andere helft in Roermond. Zie: A.P.J. Jacobs, Limburgse priesters in het bisdom Luik, in: Religie aan de grens. Aspecten van

de Limburgse kerkgeschiedenis (Delft 1997) 125-141.

15 Over Nicolaas Reubsaet schreef Felix Rutten onder de titel Schooiersjongen uit Sittard werd

Hertog van Camposelice in: Limburg Vandaag 2 (1970-1971) nummer 10, 55-58.

Zie ook: Math. Vleeshouwers, Nicolaas Reubsaet (1843-1887), in: Sittardse cultuurdragers, 160-189.

16 Victor Hugo (1802-1885) was dertig jaar ouder dan ‘son fils’ Charles Beltjens. André van Hasselt (Maastricht 1805 - St. Joost-ten-Node bij Brussel 1874) was eveneens bevriend met Victor Hugo. Carel Smulders (Maastricht 1863 - Luik 1934) was maar twee decennia ouder dan Felix Rutten.

17 In gewoon Nederlands: vrije entree tot het terrein om te helpen bij het opblazen van de ballon. 18 Dr. Reinier Corten (Geverik-Beek 1844 - Maastricht 1909) was directeur van Rolduc van 1893

tot zijn plotselinge dood op 25 augustus 1909.

19 populace: bevolkingsgroep; foule: menigte; fourrures: bontmantels; légumes: groenten; laitage:

zuivel; bobèches: druipschaaltjes; quincailleries: ijzerwaren; fourgon: goederenwagen; char à

bancs: janplezier, tentwagen; ménage à trois: driehoeksverhouding; panier percé: verkwister; jeux de mains, jeux de vilains: van mallen komt vallen, of: handjesspel, katjesspel.

20 Voor Lamartine en Hugo, zie de noten 22, resp. 16.

21 De priesters Jacques-Bénigne Bossuet (1627-1704) en Louis Bourdaloue s.j. (1632-1704) waren geniale kanselredenaars. Charles Rollin (1661-1741) en Charles de Montalembert (1810-1870) waren geschiedschrijvers. De eerste publiceerde onder meet een Histoire ancienne (12 delen, 1730-1738) en een niet geheel voltooide Histoire romaine (9 delen, 1738 vlg.). Deze werken werden in 1846-1849, resp. 1862 in Parijs herdrukt. De Montalembert hoort tot de grote historiografen van de negentiende eeuw. Zijn Vie de Sainte Elisabeth de Hongrie, duchesse de

Thuringe (1207-1231) verscheen in 1836.

22 Frits R. Coers (1867-1938) bezorgde in de jaren 1897-1902 het Liederboek van Groot-Nederland in vier delen. Het grote succes van deze uitgave leidde in 1904 tot de oprichting van de vereniging ‘Het Nederlandsche Lied’, die in de daaropvolgende decennia ongeveer 250 bundels Nederlandse liederen, met pianobegeleiding, zou doen verschijnen. Zie: J. Pollman, Ons eigen volkslied (Amsterdam 1935) 192-199.

Alphonse de Lamartine (1790-1869) publiceerde in 1820, resp. 1823 de dichtbundels Méditations

poétiques en Nouvelles méditations poétiques. Het gedicht ‘Le Cor’ van Alfred de Vigny

(1797-1863) staat in de bundel Poèmes antiques et modernes (vermeerde editie 1826). 23 Het refrein van het ‘Limburgsch Volkslied’, dat zijn première beleefde bij het bezoek van

gouverneur P.J.A. van der Does de Willebois (1816-1892) aan Rolduc op 26 oktober 1857, luidt: ‘'k Groet u, erfdeel onzer vaderen, / Limburg, heil'ge moedergrond! / 'k Groet u! vlekkeloos door de aderen / Stroomt uw edel bloed mij rond.’ De tekst was gewrocht door Willem Everts (1827-1900), die in de periode 1868-1893 directeur van Rolduc was. De muziek, maar ook het initiatief tot het maken van het lied, waren van Bernard Pothast (1824-1904). Felix Rutten put duidelijk uit zijn herinnering en citeert zodoende niet correct. De ‘klaterende, schone Maas’ komt voor in de tweede strofe, waarvan de regels 1 en 3 luiden: ‘Schoone Maas, ik groet uw wateren; (...) o!

Welluidend is uw klateren.’ Zie: P.A.M. Geurts, Een Limburgsch Volkslied uit 1857, in: De

Maasgouw 110 (1991) 59-66. Voor Bernard Pothast, zie: VII, noot 27.

24 Dit volksgezegde is niet opgenomen in de Sittardse woordenboeken van L. van der Heijden,

Zittesjen A.B.C. (Sittard 1927) en van P.J.G. Schelberg, Woordenboek van het Sittards dialect, met folkloristische aantekeningen (Amsterdamer Publikationen zur Sprache und Literatur 40;

vierde druk, Amsterdam 1993). De ‘vertaling’ zou kunnen zijn: Wie dat zegt, heeft ‘haoze’ aan (m.a.w. zo iemand is maar gewoontjes); ú spreekt toch ook niet over ‘Strümpfe’? Soortgelijke uitingen die het Frans spreken parodiëren, hoort men ook in Roermond (‘Allez chercher d'n aajen ummer, le cheval haet dors’) en Maastricht (‘Kisdedie 'n ossevot, parle ma de kluntsjes’; ‘Qu'est-ce que vous d'n awwen ummer’).

Over zijn voorgeslacht schrijft Felix uitvoerig in zijn brief aan archivaris Offermans d.d. 2 april 1963: ‘Het voorgeslacht interesseert me niet; wél van moederskant. Haar ouders heb ik niet gekend. Haar vader moet een stille peinzer geweest zijn, met dichterlijke aard: koopman tegen wil en dank, stel ik me voor. Een zuster van mijn moeder was 'n echte romantica, die er 'n dagboek op nahield, en las, en gereisd had; vertelde aardig, en sprak duits en frans heel goed. Wij hielden erg veel van elkaar.

Mijn grootmoeder van moederszijde stamde af van Fransen, waarvan de vader een betrekking moet gehad hebben aan het hof van Louis XVI. Als boeren verkleed, vluchtten deze (na het afscheid van de koning en Marie Antoinette bijgewoond te hebben), uit Parijs, met alleen maar 'n kistje juwelen, die in 'n kerk te Venlo terecht gekomen zijn als ex-voto, nadat hun dochter Mimmi van blindheid genezen was. De vader zou Tronquet geheten hebben; Mimmi had in Parijs nog “gouden schoentjes” gedragen.... Aldus het romantisch verhaal van mijn moeder, die goed vertelde. Ik ben helemaal het “kind van mijn moeder” geweest, op wie ik leek. Van mijn vader heb ik alleen maar 'n paar eigenschappen. Jules is 'n Rutten, ook van gelijkenis.’ Meer over de romantische zuster van moeder: III, noot 17.

26 Het gezin Imkamp telde zeven kinderen. Felix's moeder was niet de jongste, maar de op één na jongste. Voor genealogische gegevens over de familie Imkamp, zie: E.M.A.H. Delhougne,

Genealogieën van Roermondse geslachten I (Maastricht 1956) 103-106. In dit hoofdstuk worden

genoemd: Felix' moeder (Treesje): Theresia Maria Hubertina Imkamp (Roermond 20 september 1854 - Sittard 28 januari 1917), en zijn grootouders: Hendrik Christiaan Imkamp (Schaag gem. Breyell 10 oktober 1810 - Roermond 23 april 1879) en Catherine Hubertine Lemmen (Roermond 13 oktober 1817 - Roermond 21 januari 1878).

27 Op deze plaats schrapte Felix Rutten de volgende zin: ‘Vader is een hartstochtelijk

natuurliefhebber geweest, die zijn klanten in de omgeving te voet bezocht, hoogstens, bij verdere afstand, met een huurkoets, tot hij, vijftig jaar geworden, leerde fietsen, tot schrik, ontsteltenis en tranen van moeder, die haar man daartoe te oud vond.’

28 De Krankenwal is de tegenwoordige Minderbroederssingel / Roersingel. Hier werden in de negentiende eeuw op de oude vestinggronden bomen gepland en ‘wandelingen’ aangelegd. Zie: J.A. Kuylaars, Publieke werken in lateren tijd, in: Gedenkboek Roermond (Roermond 1932) 382-383.

29 Voor informatie over de ‘putten’, zie: G.H.A. Venner, De putten van Roermond, in: PSHAL 126 (1990) 51-110.

De vele standen van Roermond zijn een begrip geworden. Zelfs na de dood waren er niet alle mensen gelijk. Zie: Maurice Heemels, Zeven redenen voor uniciteit: de begraafplaats ‘Nabij

de Kapel in 't Zand’, in: Spiegel van Roermond (Roermond 2002) 43-50.

30 Hoewel Theresia Maria Hubertina Imkamp pas op 30 november 1882 in het bevolkingsregister van Sittard werd ingeschreven, is ze waarschijnlijk direct na haar huwelijk op 6 september 1881 verhuisd naar Sittard, waar ze op 13 juli 1882, in het pand aan de Markt nr. 31 Felix ter wereld bracht.

31 ‘... haar het stof van de schoenen wiste’: In zijn schrijven aan Felix Rutten d.d. 2 maart 1967 merkt archivaris Offermans op: ‘sjoon pótse (...) dit kwam voor: als de bouwheer op de bouw kwam; als de halfe (de pachter) op het oogstland kwam; als de eigenaar van een “brikkewerk” op het werk kwam. Er moest steeds getrakteerd worden.’

32 De heer Theo Jöris deelde ons mee dat het zeer waarschijnlijk gaat om zijn overgrootvader Jan Leonard Jörissen (Sittard 1844-1922) die bij de vader van Felix als leerlooier werkzaam was en in de volksmond Naard heette. Zie: SASG, Coll. FR, inv. nr. 654, Terugblik 1880-1930, blad 6: ‘De jongen was toen al uitgezocht door vader om zijn latere huisknecht te zijn, de trouwe Nardus.’

33 De brand in de Christoffeltoren woedde op 20 mei 1892.

34 Over Christiaan Imkamp en Hubertine Lemmen, zijn grootouders van moederskant, schreef Felix Rutten de vertelling Hónderd jaor trök, zie: Doe bleefs in mich, 141-149.

35 In derde versie van hoofdstuk II formuleerde Felix Rutten dit aldus: ‘Vader debatteerde over wat hij noemde “die vervloekte grens”, die hem het leven lastig maakte, en een gemeentebestuur dat geen scholen bouwde, waar zulk 'n behoefte aan was. Moeder vertelde. Daarbij was de bruidsreis langs de Rijn een rijke bron.’

36 De Sprookjes van Moeder de Gans (1697) zijn geschreven door Charles Perrault (1628-1703). De populaire boekillustrator Gustave Doré leefde van 1832 tot 1883. Zie oak: VIII, noot 4. 37 La porteuse de pain (De brooddraagster) is een in 1884 gepubliceerde roman van Xavier de

tegen het haar aangedane onrecht beschreven wordt. Tot in onze tijd werd het boek herdrukt, bijvoorbeeld in een vertaling van T. Castelein (Antwerpen 1977) en in een bewerking van Albert van Hageland (Antwerpen 1980, Aartselaar 1984). In een brief aan prof. Pierre Brachin, gedateerd ‘Rome, Pasen 1955’, schrijft Felix Rutten over zijn kennismaking met De brooddraagster, dat zijn vader ‘een abonnement nam op de Gazette de Liège, die gezochte feuilletons bevatte (La

Porteuse de pain). Mijn vader wilde dat ik deze zou lezen en las ze samen met mij.’ (Letterkundig

Museum, Den Haag, R 875 B1). Deze verklaring lijkt ons minder geloofwaardig dan Felix' mededeling in Terugblik, dat hij het verhaal over de brooddraagster uit de mond van zijn moeder hoorde.

38 Voor deze spontane verliefdendans van Felix' ouders op de Wehrerweg, zie ook: Felix Rutten,

Luuj en laeve oet awd Zitterd (Sittard 1993) 27 (‘Mien Aauwesj’). Deze bundel bevat

jeugdherinneringen in dichtvorm, die oorspronkelijk verschenen in het Limburgs Dagblad in de jaren 1956-1958. In Terugblik wordt een aantal daarvan opnieuw verteld.

39 antimakassar: kleedje dat over de rugleuning van stoelen of canapés gehangen wordt en

oorspronkelijk diende om die tegen de makassar-olie in het haar te beschermen. pluche en

chénille: hoogpolige stof met rupsvormige oplegsels.

maquartboeket: boeket van gedroogde bloemen en grassen, zo genoemd naar de Oostenrijkse

schilder Hans Makart (1840-1884).

40 In eerste instantie schreef Felix Rutten hier: ‘Zelden ging vader wel 's ergens een potje bier drinken en dan nog meest op aandringen van moeder, ‘om 's wat mensen te zien’. Hij rookte, als er geen gasten waren, eens per week een sigaar, en dan bij voorkeur op zondag. Maar als het enigszins mogelijk was, werd er dagelijks gewandeld.’

41 Deze drie dames waren: Maria Hubertina Breuning (Jüchen 1849 - Sittard 1894), Anna Hubertina Breuning (Gangelt 1850 - Sittard 1934) en Paula Catherina Hubertine Louisa Breuning (Havert 1854 - Sittard 1926). Zij woonden in de Putstraat op nummer 21. Anna (als

‘magazijnmeesteresse’ en bestuurslid) en Paula waren actief in de vereniging Sint-Elisabeth te Sittard, die in 1896 was opgericht om behoeftige kraamvrouwen hulp en steun te verlenen. Felix' moeder was vice-voorzitter van de vereniging. Zie: A.E.L. Jonkergouw, Sittard Limburgse

Stad, periode 1815 tot 1920 (Sittard 1978) 126; SASG, archief Parochie St. Petrus en St. Michiel

te Sittard: notulen van de vergaderingen van de St. Elisabethvereniging 1896-1902.

42 In eerste instantie schreef Felix Rutten: ‘... werkzaam bij de winterhulp voor behoeftigen’. Met de wijziging gaf hij gevolg aan de suggestie van archivaris Offermans om het politiekgevoelige ‘winterhulp’ te schrappen.

43 Het betreft waarschijnlijk N.N. Breuning die op 13 mei 1911 als lector Nieuwhoogduits aan de universiteit van Groningen zijn inaugurale toespraak hield, getiteld: Zur Faustphilologie. Vortrag

gehalten bei der Eröffnung seiner Vorlesungen über neuhochdeutsche Sprache und Litteratur...

(Groningen 1911). Zie ook: J. Huizinga, Geschiedenis der universiteit (te Groningen) gedurende

de derde eeuw van haar bestaan, 1814-1914, in: Verzamelde werken VIII (Haarlem 1951) 309.

44 In zijn brief aan archivaris Offermans d.d. 2 april 1967 noteert Felix Rutten: ‘Kerstboom, te Sittard ingevoerd door bankier Breuning, met Duitse echtgenote.’ Bankier Martin Joseph Breuning, afkomstig uit Zellingen, was in 1847 getrouwd met Elise Jörissen uit Millen.

59