• No results found

8. Inhoudelijke en methodische elementen doorlicht:

8.1 Inhoudelijke elementen

8.1.4 Lijden: de confrontatie met de grenzen aan de existentie

Op meerdere plekken in deze scriptie is besproken dat de seculiere mens de taak heeft om bete- kenis in zijn leven te brengen en vinden. Daarin moet hij ook verlies, oneerlijkheid, de dood en eenzaamheid een plek geven. Yalom, May, Van Deurzen, Spinelli en Frankl hebben stuk voor stuk vanuit een eigen perspectief de onverbiddelijke grenzen van het bestaan bestudeerd en kunnen humanistisch raadslieden voeden in hun begrip van de menselijke situatie. Lijden hoort bij het menselijk bestaan en er zijn ‘patronen’ in te ontwaren.

Het menselijk bestaan wordt namelijk door ontelbare dingen beperkt, waarvoor ook wel de term ‘facticiteit’ wordt gebruikt. De grenssituaties van Jaspers (1932) zoals de dood, lijden, strijd en schuld, die nimmer overstegen, vermeden of opgelost kunnen worden, zijn meerdere malen aan bod gekomen (Cooper, 2002, p. 16; Van Deurzen, 1999, p. 222; Yalom, 1980, p. 319). Ons bestaan wordt bedreigd door ‘niet-zijn’: op ieder moment bevinden we ons op de rand van mogelijke vernietiging en mogelijk verlies. Het onszelf bewust zijn van de realiteit van ons bestaan, maakt dat het bestaan betekenis en vitaliteit kan krijgen. Lijden en passie, vergankelijkheid en beteke- nis zijn - zoals op meerdere punten in deze scriptie is betoogd - op paradoxale wijze met elkaar verbonden. Ik bespreek nu achtereenvolgens de visies op menselijk lijden van Frankl, de Ameri- kaanse existentieel-humanistische benadering en de Britse school voor Existentiële Analyse.

Frankl

Frankl thematiseerde van de besproken existentiële psychotherapeuten als eerste dat de mens niet onder de tragische elementen pijn, schuld en dood uit kan en was van mening dat er te allen tijde een positieve prestatie tegenover gezet kan worden. Het lijden hoeft volgens Frankl (1980) niet het einde van een volwaardig bestaan te betekenen, en kan juist het leven zin verschaffen. Het gaat om het standpunt dat de mens inneemt ten opzichte van zijn situatie, juist wanneer hij deze niet kan veranderen. De zin ligt dan besloten in het vinden van een oprechte en goede manier om het lijden te dragen.

De Amerikaanse benadering

Existentieel-humanistische therapeuten beschouwen het lijden als behorend bij de bedreigende onvermijdelijkheden van het leven. Ze zijn van mening dat mensen veelal bezig zijn met het afwenden van angstige en onzekere gevoelens, die worden gegenereerd door (het bewust wor- den van) de inherente grenzen en paradoxen van het bestaan (Bugental, 1978, p. 135; May, 1983, p. 105; May & Yalom, 1985, p. 312).

Yalom (1980) werkt vier onvermijdelijke bestaansgegevens uit die volgens hem van significant belang zijn: de dood, het existentieel isolement, vrijheid en zinloosheid. De dood is een manifes- tatie van niet-zijn, van de voortdurende mogelijkheid van vernietiging. Volgens Yalom is angst voor de dood altijd onderhuids aanwezig en heeft het niet zozeer te maken met het doodgaan zelf of wat daarna met ons gebeurt. Het is verbonden aan de gedachte dat het eigen bestaan en ondernemingen tot een einde zullen komen. De ervaring van existentieel isolement heeft te maken met een onderliggende afscheiding van alle andere wezens. Menigmaal komen we in ons leven situaties tegen waarin we contact en bescherming willen of nodig hebben, maar er sprake

109 is van een onoverbrugbare kloof tussen ons en andere mensen. We zijn uiteindelijk op onszelf aangewezen. Het bedreigende aan vrijheid is dat niemand anders dan wijzelf verantwoordelijk zijn voor hoe we het leven oppakken, ervaren en vormgeven. Tot slot is het volgens Yalom zeer moeilijk te behappen dat het leven geen ultieme betekenis heeft. Mensen kunnen niet leven zonder een persoonlijke zinvolle levensinvulling, maar toch leven zij in een systeem zonder absolute waarheid of intrinsieke betekenis.

De betekenis van Yaloms onvermijdelijkheden zie ik in het gegeven dat het stuk voor stuk the- ma’s kunnen zijn waar de (met name seculiere) mens mee kan worstelen. Ieder thema kan zich op een ontwrichtende wijze presenteren in het leven. De mens kan bijvoorbeeld hevig lijden aan het gegeven dat contact en verbinding zaken zijn waar hij behoefte aan heeft en maar deels invloed op kan uitoefenen. Hoewel de notie existentiële isolatie in strijd lijkt met de fundamente- le verbondenheid van de mens, zoals in de existentialistische filosofie (en door Van Praag) is geformuleerd, kunnen we naar mijn mening toch uit Yaloms werk putten met betrekking tot deze kwesties. Zijn inzichten met betrekking tot de te leren ‘lessen’ over wat wel en niet te halen is in een (begeleidings)relatie lijken me bijvoorbeeld relevant.56

Een (ander) bezwaar tegen Yaloms opvattingen is de geslotenheid van sommige theoretische elementen, zoals de notie dat gevoelens van zinloosheid eigenlijk substituten zijn voor angst gerelateerd aan de dood, de vrijheid of isolement. Deze aanname wordt aan de cliënt toege- schreven en is eigenlijk - vanwege het onbewuste karakter ervan - niet te toetsen aan de daad- werkelijke belevingswereld van de cliënt. Daarnaast zie ik bijvoorbeeld Yaloms visie op existen- tieel isolement als niet in overeenstemming met de fundamentele verbondenheid van de mens, zoals die in de existentialistische filosofie is geformuleerd.

De Britse school en de logotherapie

De Britse en Amerikaanse denkers stemmen overeen in hun visie dat de mens in het reine zal moeten komen met de imperfectie en incompleetheid van het bestaan en existentiële angst zal moeten kunnen uithouden. De Britse school voor Existentiële Analyse onderschrijft de Ameri- kaanse aanname dat mensen, daar waar ze zichzelf als kwetsbaar ervaren, ‘valse’ zekerheid kunnen proberen in te bouwen. Zij focust echter meer op de gevolgen van het uiteenvallen van deze zekerheid, dan dat ze mogelijke vervormingen in kaart brengt. Van Deurzen en Spinelli betogen dat de mens een oneindige strijd te voeren heeft met existentiële angst en dat we ons altijd zullen moeten verhouden tot onzekerheid en het niet volledig kunnen bevatten of contro- leren van onszelf en onze omgeving (Spinelli, 2007, p. 19). Deze gedachtegang sluit aan bij een humanistische grondhouding, waarin openheid en bescheidenheid kernelementen zijn.

Spinelli en Van Deurzen brengen de ‘mooie kanten’ van ontologische onzekerheid in beeld door passie te thematiseren en te laten zien dat de fundamentele leegte die we zijn, implicaties heeft voor wat ons kan vervullen. Volgens Van Deurzen kan het besef dat we altijd iets zullen missen ons helpen in het stoppen te zoeken naar innerlijke balans en heelwording, zodat we onszelf

56 Hierbij wil ik wel opmerken dat voor Yalom het belang van de begeleidingsrelatie deels ligt in de

hoedanigheid van een ‘oefenpartijtje’ voor toekomstige relaties. In een setting van geestelijke begeleiding is dit beduidend minder van belang, aangezien verandering geen intrinsiek doel van HGW is. De relatie tussen geestelijk begeleider en cliënt hoeft daarom niet primair als materiaal te worden gezien aan de hand waarvan over andere relaties kan worden nagedacht.

110 toestaan vervulling buiten onszelf te zoeken. Ook Frankl onderschrijft Jaspers uitspraak: “Wat de mens is, dat is hij door de zaak, die hij tot de zijne maakt.” (Jaspers (geen jaartal genoemd) in Frankl, 1980, p. 35) Door ons in te spannen voor iets dat ons overstijgt, door onszelf te ‘legen’, komen we dichter bij onze ware natuur, dan wanneer we continu onze behoeften proberen te bevredigen. Van Deurzen koppelt hieraan dat het open en leeg houden van onszelf bovendien met zich meebrengt dat er ruimte komt om de uitersten van het leven te kunnen ervaren. Het leven wordt door Van Deurzen dikwijls als hard en oneerlijk omschreven, waarbij ze duidelijk maakt dat het wel lonend kan zijn wanneer we er het beste van proberen te maken. Existentiële begeleiding moet volgens haar als een van de belangrijkste doelstellingen hebben mensen te helpen de moed te vinden om de moeilijkheden aan te kunnen (Van Deurzen, 1998, p. 2).

Ik zie het als een belangrijke bijdrage van de existentiële psychotherapie dat hierin niet wordt voorgesteld dat de mens onder de juiste omstandigheden ‘vanzelf’ gelukkig wordt; dat we ons vrijelijk zouden kunnen ontplooien zonder daarin tegen de grenzen van anderen, van onszelf en van het leven aan te hoeven lopen. Er bestaan eigenlijk geen oplossingen - en al helemaal geen makkelijke - die ervoor zorgen dat het leven je niet continu voor uitdagingen stelt. Lijden maakt een onontkoombaar deel uit van het bestaan.

Van Praag

Bij Van Praag (1953/2006, p. 51; 1978, p. 225) is eenzelfde argwaan voor oplossingsgerichte theoretische constructies te vinden. Op veel punten in zijn teksten vinden we zijn visie op het bestaan als beangstigend, overweldigend, ongerijmd, bedreigend en tegenstrijdig terug. In die zin is het niet verbazingwekkend dat ook Van Praag de moed die nodig is om dit alles te lijf te kunnen, onderstreept. Daarnaast gelijkt Van Praags grondmotief ‘trouw’ op Frankls aanname dat zin te vinden is in het dragen en aanvaarden van het lijden op een oprechte en goede manier. Lijden is niet te ontvluchten en Van Praag schrijft: “Wanneer mensen er eigenlijk van overtuigd zijn dat ongeluk niet behoort te bestaan, dan scheppen we er nog een nieuw ongeluk bij: het ongelukkig zijn over ons ongeluk” (1978, p. 232). Evenals Van Deurzen (2002) stelt Van Praag dat we moeten accepteren dat we in het leven zullen fluctueren tussen vervulling en leegte, geluk en ongeluk. De geestelijk verzorger schetst hij nadrukkelijk als iemand die geen oplossin- gen of antwoorden voor deze raadselachtigheid van het leven kan geven.

Ik zal in de volgende subparagraaf uitwerken dat ‘geluk - ongeluk’ niet de enige uitersten zijn waartussen de mens balanceert.