Toch zijn we er nog niet helemaal. Arendts oordelen is een manier, een methode, om uit te maken wat in politieke zin goed of slecht is. Oordelen is pas echt oordelen als de oordelende actor zich zoveel mogelijk standpunten van anderen verbeeldt, daar op reflecteert en zijn mening vervolgens laat afhangen van de mededeelbaarheid - de sensus communis. Hoe groter de sensus communis, des te beter het politieke oordeel. Maar dat is de methode. Het zegt iets over de deugdelijkheid van het oordeel, over de kwaliteit van de afweging. Het zegt niets over waar het politieke oordeel zelf op gericht zou moeten zijn. Achterhuis geeft aan waar volgens Arendt oordelende mensen zich op dienen te oriënteren: ‘Politieke oordelen over gebeurtenissen gaan volgens haar [Arendt] in eerste instantie niet over moreel gelijk of ongelijk. Politiek verschilt van moraal omdat de eerste niet over goede en slechte bedoelingen, morele of immorele daden gaat, maar om wat ze omschrijft als het behoud van de inrichting van ”de wereld”. [Achterhuis 2000, 11] De wereld is voor Arendt de plaats waar mensen kunnen handelen, waar ze met woord en daad kunnen laten zien wie ze zijn. De wereld dat is de Griekse agora waar mensen hun verhaal kunnen vertellen en waar over mensen verhalen verteld worden, waar de pluraliteit tot uitdrukking kan komen en waar mensen hun vrijheid kunnen realiseren door te handelen in het netwerk van menselijke betrekkingen. En de dingen dan? Die komen op Arendts polis louter instrumenteel voor. Net als de wetten van het land moet de muur van de stad er voor zorgen dat mensen een veilige ruimte hebben om samen te komen. De muur en de wet hebben zelf geen politieke stem. Op de polis behoren ze zelfs geen onderwerp van gesprek te zijn. In Arendts wereld behoren dingen, wetten en instituties tot de categorie van homo faber. Muren bouwen, wetten maken, instituties oprichten, daarvoor stel je deskundigen aan, die volgens de doel-middel-categorie zo efficiënt en effectief mogelijk aan het werk gaan. Hier hanteren we deze strikte scheiding niet. In hoofdstuk is reeds betoogd dat we zonder Arendts waterdichte schotten tussen arbeiden, maken en handelen empirisch op te vatten haar perspectieven toch kunnen gebruiken. Hier gaat het gaat om haar notie van pluraliteit. Achterhuis zegt het zo: ‘In de politiek en dus ook in de politieke filosofie gaat het om […] de pluraliteit van van elkaar onderscheiden mensen. De politiek moet deze verschillen erkennen en ze maatschappelijk vruchtbaar maken. Dat doet ze vooral door een tussenruimte voor mensen te creëren. In tegenstelling tot de privé-ruimte waarin mensen door verwantschap regelrecht op elkaar betrokken kunnen zijn, bestaat de publieke ruimte bij de gratie van een zekere afstand die de verschillen tussen hen handhaaft. Het behoud van deze tussenruimte, van wat Arendt dus ‘de wereld’ noemt, is voor de politiek van levensbelang.’ Als het gaat om het bouwen van muren, het vaststellen van wetten en het vormgeven van instituties kun je maken en handelen niet duidelijk onderscheiden. Daarvoor zijn de netwerken waarin ontwerpers, politici en beleidsmakers functioneren te hybride – dat heeft Latour voldoende aangetoond.68 Om ontwerpers als voorbeeld te nemen: ontwerpers veranderen wat Rip noemt: ‘het meubilair van de wereld’.69 Als ze dat doen, moeten ze, als ze Arendts zorg voor de wereld serieus nemen, tijdens dat meubileren en her-meubileren het waarborgen van de tussenruimte als uitgangspunt nemen.70 Oordelen waarborgt pluraliteit Om de tussenruimte te waarborgen zijn Arendtiaans oordelende ontwerpers nodig. Maar die ontwerpers moeten hun verbeeldingskracht wel Latouriaans gebruiken. Om op zoveel mogelijk standpunten te kunnen reflecteren moeten ze niet alleen de opvattingen van mensen, maar ook de actieve morele en politieke rollen van dingen in hun verbeelding meenemen. Hoe meer standpunten ontwerpers into account brengen, des te beter wordt hun oordeel. En hoe beter hun Arendtiaanse oordeel is, des te beter ze in staat zijn moreel verantwoord te handelen. Met de dingen die ontwerpers maken ontstaan antwoorden op politieke en morele vragen. Door die mogelijke antwoorden vanuit zoveel mogelijk perspectieven te bekijken, door tijdens ontwerpprocessen de juiste vragen te stellen, kunnen ontwerpers een tussenruimte voor pluraliteit scheppen en zo – samen met de dingen - voor de wereld zorgen.71 Tot zover de vraag naar de mogelijkheid van moreel verantwoord handelen. Ontwerpers kunnen moreel verantwoordelijk handelen door te oordelen over mogelijke morele en politieke antwoorden die de dingen die ze maken geven. Mits we oordelen definiëren zoals we het hierboven definieerden: namelijk als Arendtiaans oordelen met de Latouriaanse verbeelding als belangrijkste En dat brengt ons aan het eind van onze filosofische omweg. Ons rest de aangekondigde evaluatie en de beloofde gelegenheid tot het stellen van empirisch-filosofische en sociologische vragen. Met het ontwikkelde begrippenkader kunnen we terugkeren naar de praktijk. Dat daar wetten in de weg staan en praktische bezwaren73, zal niemand verbazen. In hoofdstuk vijf Hoofdstuk 5 De mensen, de dingen en de praktijk… In document Zorg met de dingen: Over de morele en politieke rol van dingen en hoe daar verantwoord mee om te gaan" verzorgen. (pagina 66-69)