• No results found

De filosofische omweg is tot een einde gekomen. Met de tijdens de reis

opgedane filosofische inzichten heb ik het handelen van ontwerpers als moreel

verantwoordelijk handelen kunnen beschrijven - ondanks de contingentie en

contextualiteit van dat handelen en ondanks de onvoorspelbare en

onomkeerbare processen die dingen op gang brengen. Nu is het tijd om te

onderzoeken of het perspectief van Arendtiaans oordelen en Latouriaans

verbeelden, ook buiten de filosofie de problematiek rond het moreel

verantwoordelijk handelen van ontwerpers kan verhelderen. Met name waar

het de morele en politieke rollen van dingen betreft.

Om de waarde van het ontwikkelde filosofische perspectief te illustreren, maak

ik gebruik van het artikel ‘Responsibility without moralism: normativity in

technical design practice’ van Tsjalling Swierstra en Jaap Jelsma. [Swierstra

en Jelsma 2001] Ik gebruik hun verhaal om iets van de problematiek rond

moreel verantwoordelijk handelen in ontwerppraktijken zichtbaar te maken.

Daarna plaats ik die problematiek in het perspectief van Arendtiaans oordelen

en Latouriaans verbeelden. Wat voor specifiek licht dat op de zaak werpt, valt

in paragraaf 5.2 te lezen. Maar voordat ik het artikel van Swierstra en Jelsma

bespreek, vat ik hieronder eerst de algemene inzichten die we tijdens de

filosofische omweg hebben opgedaan samen. Opdat het ontwikkelde

perspectief ons helder voor ogen staat.

Latours deconstructie

In hoofdstuk twee – tijdens de tocht met Latour - gaf ik antwoord op de vraag

hoe morele en politieke antwoorden tot stand komen. Door de samenleving te

beschrijven met Latours socio-logica werd duidelijk dat morele en politieke

antwoorden niet alleen door mensen en niet alleen door dingen worden

gegeven, maar door mensen en dingen samen, door het netwerk als geheel.

Latour is zelfs van mening dat we het onderscheid tussen mensen en

niet-mensen helemaal niet (of alleen achteraf) kunnen maken. Hij ziet slechts

actie-en antiprogramma’s die door onderlinge strijd in eactie-en contingactie-ent krachtactie-enveld

uitmaken welk moreel of politiek antwoord als winnaar uit de bus komt.

Deze absolute symmetrisering maakt duidelijk dat het niet zo eenvoudig is om

uit te maken hoe morele en politieke antwoorden precies tot stand komen.

Alles en iedereen, van de rivier tot de waterbouwkundig ingenieur die de rivier

probeert te kanaliseren, van de airbag in de Mercedes tot mijn oom achter het

stuur, van de gulden in de winkelwagen tot de supermarktbaas, werkelijk alles

en iedereen speelt bij die beantwoording een rol. Willen (technologische)

ontwikkelingen eerlijk, open en democratisch verlopen dan moet van Latour

dat alles zichtbaar gemaakt en into account gebracht worden. Ontwerpers,

maar ook beleidsmakers en politici, kunnen actanten niet zonder schade

uitsluiten.

Maar als we alle actanten into account hebben gebracht - zo heb ik aan het

eind van hoofdstuk twee laten zien – zijn we er nog niet. Omdat Latour alles

symmetriseert, alles als kracht in een contingent netwerk opvat, kunnen we

met zijn perspectief datzelfde contingente netwerk wel deconstrueren, maar

kunnen we vanuit het netwerk niet vooruit kijken en kunnen we niet over de

processen in het netwerk oordelen. En juist dat vooruitkijken en dat oordelen

hebben we nodig om te kunnen bepalen of de processen die in het netwerk

spelen – simpel gezegd – goed of slecht zijn of op z’n minst de goede of de

verkeerde kant uit lijken te gaan.

Arendts handelen

Latour geeft geen antwoord op de vraag hoe je vanuit een gedeconstrueerd

netwerk vooruit kunt denken, hoe je moet oordelen over processen die nog

gaan plaatsvinden. En dat is jammer: want het volgen van de actoren in hun

netwerken is één ding, zinvol over de toekomst oordelen is iets heel anders.

Vandaar dat ik tijdens tocht twee en drie (in hoofdstuk drie en vier) bij Hannah

Arendt op zoek ging naar een manier om toch te kunnen oordelen over

processen die je niet ongedaan kunt maken of kunt beheersen.

Door Arendts perspectief van handelen te introduceren, konden we

ontsnappen aan het absolute deconstructivisme van Latour. Want ook al

spelen mensen en dingen in netwerken vergelijkbare contingente rollen, dat

betekent nog niet dat die rollen precies gelijk zijn.

Ontwerpers – zo heb ik in hoofdstuk drie gesteld – kunnen het netwerk waarin

ze handelen evalueren en ontwerpers dragen altijd een element van wil of

keuze met zich mee. Wat overigens niet betekent dat de ontwerper het

netwerk waarin hij zit, kan beheersen. Beheersen – of in Arendts termen

‘maken’ - heeft te maken met het stellen van doelen en het kiezen van

middelen. En juist in contingente netwerken kan de doel-middel-categorie niet

van toepassing zijn. Daar kunnen mensen alleen maar handelen. Hoewel - dat

moet ik er meteen bijzeggen – ook de dingen in die netwerken handelen. Ook

dingen brengen onomkeerbare en onvoorspelbare processen op gang, ook

dingen vertellen verhalen en ook dingen hebben een doel in zichzelf.

Uiteindelijk bleek het handelen van mensen dus minder “soortspecifiek” dan ik

in eerste instantie dacht. Toch onderscheiden mensen zich van dingen.

Dingen handelen slechts ‘onbewust’, mensen kunnen moedwillig handelen om

zo te proberen de normale gang

74

van een netwerk te doorbreken. Dingen

kunnen alleen maar handelen dankzij een netwerk. Mensen kunnen ook

daden stellen ondanks de krachten in een netwerk – ook al worden ze altijd

mede door het netwerk bepaald.

Tijdens het handelen kunnen mensen namelijk Arendtiaans oordelen - zo

bleek tijdens de derde tocht. Mensen kunnen door de operaties van

verbeelding en reflectie voldoende distantie creëren om vooruit te kijken en dat

vergezicht bovendien toetsen met de sensus communis. Daardoor is hun

oordeel niet alleen maar subjectief en niet helemaal gedetermineerd. Als

mensen hun verbeelding bovendien Latouriaans gebruiken, kunnen ze ook de

actieve morele en politieke rollen van de dingen in hun verbeelding – en dus in

hun oordeel - meenemen.

Door hun Arendtiaanse oordeel te richten op wat Arendt ‘het behoud van de

wereld’ noemt, kunnen mensen samen met dingen een tussenruimte creëren

waar actoren met al hun verschillen kunnen verschijnen. Op die manier wordt

de mogelijkheid voor het ontstaan van pluraliteit gewaarborgd. Op die manier

zorgen mensen en dingen samen voor de wereld.

Moreel verantwoordelijk ontwerpen

Via de bovenstaande filosofische omweg wordt het mogelijk het handelen van

ontwerpers te beschrijven in termen van moreel verantwoordelijk handelen.

Ook ontwerpers kunnen Arendtiaans oordelen en Latouriaans verbeelden en

zo (min of meer) rekening houden met de onomkeerbare en onvoorspelbare

morele en politieke antwoorden die de dingen die ze maken geven.

Toch zal dat Arendtiaans oordelen en dat Latouriaans verbeelden in de praktijk

nog niet zo makkelijk gaan. Ontwerpers hebben kennis nodig over nog niet

bestaande situaties om zich andere standpunten te kunnen verbeelden. Die

kennis zal lang niet altijd beschikbaar zijn. Daarnaast kunnen tijdens de

'operatie van verbeelding' bepaalde verwachtingen of belangen een rol spelen

waardoor de 'distantie' in gevaar komt. Bovendien moeten we ons niet te veel

voorstellen van de invloed die ontwerpers eventueel met dat

oor-deelsvermogen op hun ontwerpprocessen kunnen uitoefenen. Oordelen is een

talige en denkende operatie. Zodra ontwerpers hun oordeel willen

verwerkelij-ken stoten ze onmiddellijk op het netwerk waarin ze zich bevinden. Om hun

met de sensus communis getoetste ideeën of opvattingen te realiseren zullen

ze noodzakelijkerwijs bondgenoten (mensen en dingen) moeten werven.

Want laten we wel wezen, van individuele ingenieurs kunnen nauwelijks

morele heldendaden verwacht worden

75

. Natuurlijk voegen ingenieurs dingen

toe aan het meubilair van de wereld. Maar dat doen ze niet in hun eentje. In de

meeste gevallen bepalen ze dus ook niet zelf of een ding wordt gemaakt en als

het wordt gemaakt welk script het precies krijgt. De invloed op en de

verantwoordelijkheid voor het ontwerp is verdeeld tussen de ontwerper en de

rest (of andere delen) van het netwerk.

76

Dat betekent dat ontwerpers niet

zomaar Arendtiaans kunnen oordelen en Latouriaans kunnen verbeelden en

dat ze het element van wil of keuze niet zonder meer kunnen effectueren, daar

moeten ze (veel) werk voor verrichten. Wat voor werk dat is, komt in de

volgende twee paragrafen aan bod.