• No results found

Deleuze stelt dat het ‘worden’ genesteld is in de belichaming van de mens en daardoor noodzakelijkerwijs begrensd is. De beperking zorgt ervoor dat je medeverantwoordelijk bent voor het proces van wording.

Je kunt het wordingsproces zien als een geduldige benadering en aanpassing van de ruwe krachten Die onze belichaamde intensiteit of existentiële temperatuur bepalen. Het deleuzeaanse worden is een kwestie van ‘worden wie je bent'. Je bent niet wie je bent, maar je wordt wie je bent.

Dit doe je door je identiteit niet langer op te vatten als een innerlijk gegeven, maar door over jezelf te denken in termen van snelheid, intensiteit, en altijd in relatie tot anderen. 57

In de theorie van Deleuze is het lichaam een samenstelling van verschillende krachten of passies die vorm krijgen (in de ruimte) en worden bevestigd (in de tijd) binnen de unieke configuratie die we kennen als 'individu.' Het intensieve

deleuzeaanse lichaam is een krachtige eenheid die stabiel genoeg is om andere krachten te ondersteunen en een voortdurende stroom van transformaties te ondergaan. Het is een veld van tranformatieve affecten waarvan de gradaties in intensiteit afhangen van zowel weerbaarheid als contact met de anderen en de buitenwereld. Het lichaam is als het ware het huis van ons denken en het gevoel.

62 Deze krachtige eenheid, zoals Deleuze hem beschrijft, geeft de aanschouwer de mogelijkheid om de transformaties die het aanschouwde werk bij hem teweeg brengt zowel op rationeel niveau te beschouwen alsmede een gevoel te creëren. De

aanschouwer komt niet alleen via innerlijke krachten tot stand, maar ook in relatie tot externe krachten. Dit betekent dat de identiteit van een aanschouwer gevormd wordt door zowel zijn innerlijk als door externe factoren. Subjectiviteit bevindt zich tussen de twee polen van het innerlijke als het externe. Zo begrepen is het dus logisch dat zijn waarneming plaats vindt tussen zijn belichaming en de vorm die aanschouwd wordt; in de leegte die ruis creëert. De registratie van de waargenomen vorm kan nooit tot stand komen zonder de belichaming van de aanschouwer en de affecten die het waargenomen object teweeg brengt. Door de grenzen van zowel intern als extern kan er een waarneming plaats vinden.

Het inter, de tussenruimte of de leegte is uiteindelijk onzichtbaar, ondanks dat de aanschouwer hier de effecten van ondergaat. Het is volgens mij een ruimte die plaats biedt voor de schaduwkanten van hetgeen dat de aanschouwer waar neemt. De tussenruimte is iets ondenkbaars maar zorgt juist voor de plek die ons aanzet tot denken; dat is het affect dat we voelen in de grens van ons lichaam. Ik zou het willen zien als een kosmos op aarde die wij zelf gecreëerd hebben door onze aanwezigheid en de aanwezigheid van de vorm die wij aanschouwen. Deze niet waarneembare ruimte speelt met tijd en aanwezigheid en wordt mogelijk gemaakt door vormen (lichaam en het gecreëerde). De tussenruimte geeft volgens Stalpaert de ruimte om betrokken te zijn bij iets dat zichzelf niet toont in het kijken. Niet het werk zelf maar de tussenruimte geeft ons de mogelijkheid om gevoel te hebben bij iets dat we

63 aanschouwen. Het is zoals Braidotti vernoemt de combinatie van zowel intern en extern; hier biedt de tussenruimte de mogelijkheid toe. Door de interne factoren die huishouden in de aanschouwer en de externe factoren die gevormd worden door het werk ontstaat er een ‘botsing’ in de tussenruimte. Intern en extern vloeien namelijk niet in elkaar over waardoor er wel sprake moet zijn van een tussenruimte. De vormeloosheid van ruis, waaruit de tussenruimte tussen het intern en extern ontstaat, biedt een ruimte voor het samenkomen van maker, aanschouwer en de vorm. Het schilderij “Las Meninas” van Velasquez beschrijft het brandpunt in de tussenruimte die onzichtbaar blijft. Deze beschrijving geeft in mijn ogen weer dat de tussenruimte een plek biedt aan de maker, de vorm en de aanschouwer.

Wij kijken naar de schilder op het doek die op zijn beurt naar ons kijkt. De schilder kijkt naar ons als zijn model. De plaats van het model vormt het brandpunt waar de blik van de schilder en modeltoeschouwer elkaar kruisen en subject en object, toeschouwer en model eindeloos van positie wisselen. Dit brandpunt staat niet op het schilderij afgebeeld; het blijft afwezig en onzichtbaar, waardoor de betrekking tussen de blikken uiteindelijk onbepaald blijft.58

64

Samenvatting

Intuïtie speelt een grote rol bij het beschouwen van een vrij werk. Door het aanschouwde intiem te begrijpen kan de aanschouwer los komen van het rationeel benaderen van een werk. Door intuïtief het werk van de maker te benaderen kan er een ontmoeting plaats vinden in de tussenruimte die gevuld is met de basisemoties. Deze basisemoties krijgen in een tussenruimte de mogelijkheid om door de

aanschouwer gevoeld te kunnen worden. Op dat moment is er sprake van begrip ‘in’ en kunnen we de totaliteit van een werk aanschouwen en delen we het niet op in deeltjes die geëtiketteerd worden. Het kernzelf met daarin het kernbewustzijn doet op een onbewust niveau verslag van dit intuïtief proces. De innerlijke stomme film die geproduceerd wordt door het kernbewustzijn kan ons een sublieme ervaring doen geven. Toch blijft ons uitgebreid bewustzijn meespelen en kan ons doen nadenken over een werk. Dit uitgebreid bewustzijn geeft ons de mogelijkheid om na te denken over esthetica en ethiek. We blijven spreken over een ander representatiesysteem dan de woordelijke vertaling van een ervaring. Dit representatiesysteem is gebaseerd op de vitality affects die we buiten het object kunnen waarnemen. Er is sprake van een analogie tussen de temporal contour die we waarnemen, de beleefde vitality affects in het kernzelf en de vorm waarin de hersenactiviteit plaatsvindt. Elk gevoel is

gebaseerd op deze vitality affects. Op deze manier kan het gevoel dat we hebben gevormd worden door de temporal contour die we waarnemen en het vitality affect dat het teweeg brengt.

We zien dat het proces van het benaderen van het vitality affect buiten de grenzen van het lichaam van de aanschouwer en het aanschouwde plaats vind. Dit is een interessant gegeven wanneer we in beschouwing nemen dat het gevoel wel op

65 lichamelijk niveau afspeelt. Ons lichaam, onze emoties en het werk dat aanschouwd wordt kent zijn grenzen terwijl vitality affects zich afspelen in een tussenruimte die geen grenzen kent. Het lijkt een lineair proces; de maker biedt ons een contour aan die wij door middel van vitality affects kunnen benaderen. De ontmoeting van de vitality affects van de maker vindt plaats in de tussenruimte die we kunnen beschrijven als leeg. Deze ontmoeting in de leegte is een onbewust proces en daardoor is het voor de aanschouwer moeilijk om deze ruimte cognitief te

benaderen. De leegte die ontstaat uit ruis is kortom niet te plaatsen in een plek die wij ons voor kunnen stellen. Het besef van de tussenruimte gaat ons verstand voorbij.

De rhizoom theorie van Deleuze en Felix Guattari geeft ons een mogelijkheid om te snappen dat de tussenruimte niet op een lineaire wijze beschouwd kan worden. Het is te vergelijken met een kluwen van wortels waardoor de structuur niet lineair is maar kriskras door elkaar heen loopt.

De betekenisgeving aan een werk, of het afsluiten van de interpretatie moet je principieel voor je uit schuiven en voortdurend uitstellen. Dit proces van uistellen kan ten goede komen aan de beleving van een vrij werk. Mijn kritiek op deze manier van interpreteren is echter dat de aanschouwer hier dan bewust van moet zijn om het uitstellen in werking te brengen. Het uistellen van de interpretatie van een

waarneming is in mijn ogen een bewust proces terwijl het uistellen in de optiek van Stalpaert tot doelstelling heeft om tot een ‘eerlijkere’ waarneming te komen.

De belichaming van de mens zorgt ervoor dat het tijdens een waarneming onderhevig kan zijn aan een stroom van transformaties. De tussenruimte is niet gelegen in de vorm die aanschouwd wordt of in de aanschouwer zelf. Het bevindt

66 zich in een ruimte tussen het object en de aanschouwer in, maar is door de

vormeloosheid niet waar te nemen. Ruis vormt de vormeloosheid waaruit de tussenruimte ontstaat en biedt daarom een plek de verbindingen die gelegd kunnen worden in de telkens veranderende constructie tussen de belichaming van de aanschouwer en het vrije werk. Het brandpunt van ruis blijft onzichtbaar en daardoor kunnen we hem geen duidelijke plek geven in het proces tussen de maker, de vorm en de aanschouwer. De maker heeft te maken met ruis wanneer hij creëert en de aanschouwer ervaart ruis wanneer hij een werk waarneemt. Ruis begeeft zich als een waas op het gecreëerde werk heen en daar delen zowel maker als

aanschouwer in een telkens veranderde constructie aan mee.

De tussenruimte is iets dat zich niet cognitief laat ervaren, maar is wel de behuizing van de sublieme ervaring. De tussenruimte die ontstaat uit ruis geeft ons simpelweg de ruimte om het aanschouwde op een gevoelsmatige wijze te benaderen. Het affect dat deze ervaring teweeg brengt is het gevoel dat tussen de grenzen van ons lichaam zweeft. Ons lichaam is slechts een medium dat ons bemiddeld en plaats biedt voor gevoel. De tussenruimte is mogelijk gemaakt door de combinatie van interne en externe factoren. Het is de maker en de ontvanger die samen komen.

67

De visie

Laten we terug gaan naar de missie waarmee mijn schrijven is begonnen. De vraag was op welke wijze ruis een andere functie toebedeeld kan worden en welke gevolgen dit zou hebben voor de manier van aanschouwen van een vrij werk. Ik kan in mijn afsluitend deel niet spreken over een conclusie, maar eerder over een visie die ik over dit onderwerp heb ontwikkeld. In hoofdstuk vier wil ik de drie voorgaande

hoofdstukken doorlopen om te bekijken waar het ons heeft gebracht en om tot een afronding te komen van mijn vraag.

‘De reis van ruis’ heeft ons inzicht verschaft in het proces tussen het maken van een vrij werk en de manier waarop de aanschouwer de waarneming van een vrij werk vertaald tot iets dat hij ‘begrijpt’. In het klassiek communicatie model van Stuart Hall heeft de ruis, die ontstaat tussen het proces van creëren en aanschouwen, geen functie en levert het slechts verwarring bij de aanschouwer op. Ik kwam er achter dat het niet van belang is om interne ruis te willen oplossen maar om een andere manier te vinden om met ruis om te gaan. Door ruis niet op een rationele wijze te

benaderen, maar op een meer gevoelsmatige manier kreeg ruis een andere invulling. De emotionele interpretatie van ruis kon, door middel van hoofdstuk één, ervoor zorgen dat ruis juist kan leiden tot een vorm van begrip en herkenning. De herkenning vindt dus niet plaats in de bewuste waarneming, maar juist doordat de aanschouwer de ruis op een ander niveau benadert.

In de ontmoeting met een vrij werk is er sprake van een reactie bij de aanschouwer die ik in eerste instantie benoemde als het ‘iets’. ‘De kijkdoos’ heeft dit ‘iets’ vertaald naar een sublieme ervaring die niet te vertalen is door een talige expressie. Het proces van het waarnemen van een vrij werk speelt voor een groot deel in op een onbewust proces. Door te begrijpen hoe de aanschouwer op een gevoelsmatige wijze

68 een vrij werk kan benaderen konden we ook begrijpen hoe hij tot de staat van herkenning kan komen. Het onderscheid tussen ratio (het talige) en emotie (het gevoelsmatige) liet ons ook beseffen dat dit tot gevolg heeft dat er verschil is in de manier waarop de aanschouwer kan interpreteren. Het is belangrijk dat de aanschouwer zich niet cognitief wilt herkennen maar gevoelsmatige herkenning in een vrij werk vindt om te komen tot een belichaamde ervaring.

De tussenruimte in ‘De ruimte’ heeft ons een beeld kunnen geven van wat de ruimte tussen de belichaming van de aanschouwer en de waargenomen vorm voorstelt. Deze tussenruimte geeft de aanschouwer de mogelijkheid om op intuïtief niveau in contact te komen met het werk. Ik heb in mijn scriptie gepleit voor een belichaamde ervaring van een vrij werk, zodat ruis daadwerkelijk op gevoelmatig niveau benaderd kan worden. Zonder een belichaamde ervaring kan de aanschouwer niet in de tussenruimte komen die zoveel moois teweeg kan brengen, die hem kan

overrompelen door een gevoel, die het denken op een ander niveau kan brengen. Die hem voor één keer laat zwijgen en laat genieten zonder het gevoel dat hij de stilte op moet vullen met woorden! Toch hebben de grenzen van de vorm en de grens van onze belichaming zijn functie; zonder deze grenzen zouden we de waarneming niet binnen een kader kunnen plaatsen. De tussenruimte die ontstaat uit ruis kent geen grenzen waardoor onze grenzeloze gedachten en gevoelens ruimte kunnen krijgen in de kaderloosheid van de tussenruimte.

In het kort kunnen we stellen dat er ruis ontstaat tussen de maker en zijn vorm, de vorm en de aanschouwer en tussen het gevoelde en het cognitief willen benaderen van een vrij werk. Ruis heeft als karakter dat hij vormloos is en een neutrale positie tussen de maker, de vorm en de aanschouwer aanneemt. Door het neutrale kenmerk schept het ruimte in de beschouwing van en vrij werk. Het werk, de maker van het werk en de aanschouwer kunnen nooit neutraal zijn omdat ze gecreëerd zijn door de mens en daardoor te interpreteren zijn. De ruimte eromheen

69 is niet gecreëerd en daardoor kan ruis een opening zijn die door een belichaamde ervaring geïnterpreteerd kan worden. Ruis is dermate neutraal dat we het verwijten hebben gemaakt waarvan het zelf niet de oorzaak was. De oorzaak van de negatieve interpretatie van ruis is gecreëerd door de mens. Daarom kan ik de term ruis geen andere definitie toekennen, maar ik kan hem wel een functionele plek toekennen in het proces tussen creëren en aanschouwen. Ik wil hem een prominentie plek

aanbieden in de tussenruimte tussen de vorm en de aanschouwer. De tussenruimte is een ruimte die kan zorgen voor verruiming van de ervaring en daar hoort ruis in thuis. Dit heeft als gevolg dat de aanschouwer, door ruis te ontmoeten, op een gevoelsmatig niveau in contact kan komen met de intenties van de maker. De functie van ruis is dat hij de aanschouwer voor een moment van zijn stuk kan brengen, hem verrast in hetgeen het waarneemt en laat voelen. Dit proces speelt zich af in de tussenruimte met als enige voorwaarde dat de aanschouwer zijn ratio voor een moment loslaat en zijn onbewust voelen de hoofdrol laat spelen.

71

Nawoord

Ik besef me dat dit schrijven voor een groot deel gaat over het onbewuste; de dingen die wij niet kunnen zien. Het interessante van het onzichtbare is dat er eigenlijk geen waarheid is, maar tegelijkertijd doet het mij beseffen dat ik voor een groot deel opzoek ben geweest naar de juiste woorden. Het beestje is niet bij zijn naam te noemen omdat het eigenlijk geen naam kan hebben. Het omvat zoveel en tegelijkertijd is de waarneming van vorm tot brein maar van korte duur. Er zijn zoveel woorden geschreven over Het gevoel, Het sublieme, Het verheven of hoe we het allemaal ook noemen terwijl het een fractie is. Een fractie is niet zichtbaar, maar toch heb ik de drang gehad om de fractie te gaan beschrijven om hem te begrijpen. Hoe heb ik kunnen pleiten voor een gevoelsmatige ervaring terwijl ik hem

vervolgens in woorden heb omschreven en juist vraag om de ratio (voor een deel) los te laten. Het lezen van deze scriptie kan nooit de ervaring weergeven van wat ruis daadwerkelijk teweeg brengt.

De tussenruimte is de abstractste vorm die ik ben tegengekomen en het is moeilijk om hem kenmerken toe te bedelen. Ik zou willen dat ik deel drie had af kunnen sluiten met de woorden; de tussenruimte is ongeveer 5 m³, rond, zacht van structuur en heeft een groene gloed over hem heen.

Deze scriptie was denken en denken over wat ander gedacht hebben. Mijn denken kent zijn grens en dit schrijven is slechts het denkwerk van een kort tijdsbestek. Het mooist zou zijn als deze scriptie zou gaan leven en zijn plek krijgt daar waar mensen strijden tegen ruis en rode konen krijgen waar onbegrip toeslaat.

72 het zwijgen op te leggen. Natuurlijk mag er over vrij werk gepraat worden maar laten we niet praten over dingen die ze eigenlijk niet zijn. Af en toe is het goed als de mens zijn waffel houdt en gewoon voelt zonder gelijk de mond open te willen trekken. Gewoon; af en toe. Begrip geeft ons namelijk slechts het gevoel van zekerheid terwijl er meer onzekerheid dan zekerheid in de wereld bestaat. Waarom willen we dan juist bij een vrij werk ons omringen door begrip en zekerheid in de zaak? Mijn scriptie beschrijft slechts een klein moment; het moment van de handen van de maker tot het lichaam van de aanschouwer. Een fractie waar zoveel grijs in is te vinden. Maar ach; mooi grijs is niet lelijk.

Mijn laatste woorden willen bedanken; Sommige hebben liefdevol mijn taalfouten verbeterd, belde mij met lieve woorden, hadden de energie om mijn verhaal te lezen, of konden gewoonweg luisteren naar mijn verhaal. Uiteraard ook mijn begeleider Wander Eikelboom voor de ruimte in het denken en het gesprek.

73

Literatuur

Boomgaard, J.; (in)Tolerantie. Vrijheid van meningsuiting in kunst en cultuur. Radicale

autonomie. Kunst ten tijde van procesmanagement. Rotterdam, NAi Uitgevers, 2006.

Braidotti, R.; Op doorreis; Nomadisch denken in de 21ste eeuw. Amsterdam, Uitgeverij Boom, 2004.

De Haan, A.; http://www.nettime.org/Lists-Archives/nettime-l- 9706/msg00137.html (6 maart 2009)

Evans, D.; Emoties; de wetenschap van het gevoel. Rotterdam, Lemniscaat, 2002.

Kok, A.; http://nl.wikipedia.org/wiki/Amygdala (14 maart 2009)

Kok, A.; http://nl.wikipedia.org/wiki/Thalamus (14 maart 2009)

Mertens, A.; Sluiproutes en dwaalwegen. Amsterdam, Sauternes, 1991.

Parret H., Verschaffel B., Verminck M.; Lijn, grens, horizon. Amsterdam, Meulenhoff, 1993.

74 Smeijsters, H.; De kunsten van het leven; hoe kunst bijdraagt aan een emotioneel gezond

leven. Diemen, Uitgeverij Veen Magazines, 2008.

Sontag, S.; Against interpertation. New York, Picador USA, 1966.

Stalpaert, C.; Kritische metafysica : Gilles Deleuze. Gent, Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen en Kunsten, 2007.

Van Damme, C., Van Rossem, P., Marchand, C.; Itiner. Gent, Academia Press, 2003.

Vande Veire, F.; Als in een donkere spiegel. De kunst in de moderne filosofie. Amsterdam, Uitgeverij Sun, 2002.

Van Zoonen, L.; Media, cultuur & burgerschap. Amsterdam, Uitgeverij Het

GERELATEERDE DOCUMENTEN