• No results found

graveurs en bouwmeesters.

[Aa. (H. van der)]

AA. (H. VAN DER) Door dezen meester is eene titelplaat, te vinden voor Het leven

van Gustaaf Adolf, Koning van Zweden, enz., te Leyden, bij Boudewyn van der Aa,

1698, geteekend en gegraveerd, doch de platen in het Werk-zelf zijn door J. VAN AVEELEN gemaakt; alsmede eene zeer goede plaat in folio voor de opdragt van een Werk over de Kloosters en Kasteelen in Brabant. - Zie over dit Werk op

ERTINGHER. (FRANCISCUS) - Nog kennen wij als zijn werk den Titel voor A. Pars,

Index Batavicus. Leiden, 1701, naar de teekening van WILLEM VAN MIERIS. Wanneer men op prenten vindt H.V. AA, dan wordt dezelfde meester bedoeld, daar deze, en meest allen van dien naam, schreven: VANDER AA, en alzoo geeft dit slechts twee letters V.A.

[Aa, de Jonge, (Jacob van der)]

AA, de Jonge, (JACOB VAN DER) was uit 's Gravenhage van geboorte, waar hij op de lijst der Confrerie-kamer als meester staat vermeld in het jaar 1769, en, in de kracht van zijn leven, ten jare 1776, is overleden, zoo als Pieter Terwesten Ms. berigt, als ook, dat hij de kunst bij zijn oom, waarschijnlijk DIRK VAN DER AA, heeft geleerd; voorts heeft hij Italië bezocht, om zijne kunststudie voort te zetten, waar hij twee jaren vertoefde, om zich vervolgens als portretschilder enz. in zijne geboorteplaats te vestigen. Hij heeft geen grooten opgang gemaakt, en ook geen Italiaanschen stijl in zijne kunst getoond.

[Aartman. (A.)]

AARTMAN. (A.) Twee Rhyngezigten, gestoffeerd met Beeldjes, Gebouwen, Geboomte

en diverse Vaartuigen; uitvoerig met O.I. inkt, doorA. AARTMAN, vind ik vermeld op eene Verkooping van kunst, nagelaten door T. van Duysel, te 's Hage, en, in 1784,

te Amsterdam verkocht, onder Nr. 397 van den Catalogus. - Voorts: De vier stonden van den dagh, door huislyke bezigheden vertoond, met verschillende stoffagie; uitvoerig met sapverwen geteekend, doorDENZELFDEN, op eene dergelijke Verkooping van Mr. Pieter Hasselaar, mede te Amsterdam; 1797. Catal. bl. 32, Nr. 51.

AARTMAN, MATTHIJSZ. (NICOLAAS) Waarom, gelijk Immerzeel deed, slechts met een paar doode regelen over dezen meester te spreken, zonder den aard van zijne kunst te vermelden, als er toch van zijne werken bekend zijn? - In den Kunst-Catalog

2

Prachtige gebouwen met figuren; - en in het Conversations-Lexicon für bildende Kunsten, wordt in zijn levensberigt gemeld, dat hij een aantal teekeningen heeft

vervaardigd, waaronder eene voortreflijke, zijnde eene Kermis, die door SCHAUDE

in koper is gebragt.

[Aartsens (Pieter)]

AARTSENS (PIETER) heeft met goed gevolg het glasschilderen beoefend, zoo als

M. Fokkens, Beschryving van Amsterdam, bladz. 191, in de uitgave van 1662, in 12o, mededeelt: ‘In de Kerk (de Oude) ziet men ook ten Noorden nog eenige heel oude geschilderde glazen, met haar schoone doorschijnende verwen, waarin de groetenis van den Engel aan de H. Maagd Maria, de blijde boodschap der Engelen aan de herders op het veld, en de komst van dezelve tot Bethlehem; ook in een ander glas het sterfbed van Maria, daar zij sterft, en dit is heerlijk en overkunstig geschilderd van LANGE PIER, die ook in deze kerk begraven ligt.’ - Het oude Grafschrift luidde:

Den konstigen schilder Lange Pier Met bey zijn Zoonen leggen hier.

Toen het in 1675 genoegzaam was uitgesleten, werd er een vernieuwd op geplaatst. Zie verder Dapper, Beschr. van Amsterdam, ibid. 1663, bl. 378, en Wagenaar, idem, idem, II. bl. 101. in folio. Bij den laatstgenoemde komt, in deel III, bl. 207, zijn naam voor als voornaam burger dier stad, te weten PIETER ARNOUDSZ., in de wandeling

genaamd Lange Pier. Jacobus Kok, Vaderlandsch Woordenboek, geeft hem op onder

de Regeringspersonen, als genaamd PIETER ARNOUDSZOON, die in de XVI. eeuw de schilderkunst beoefende. Zie Koks Bijvoegsel op CORNELIS ANTONISZOON. Daar zijne werken zelden voorkomen, zoo laat ik hier de beschrijving volgen van een historisch stuk, vermeld in den Catalogus van Pieter Locquet, Amsterdam, 1783, onder Nr. 191: Dit is eene Bybelsche ordonnantie vol gewoel van beelden, en vertoont

de Aanbidding van het opgerigte beeld door bevel van Nebucadnesar; verder ziet men de drie jongelingen in den gloeyenden oven; alles is krachtig en meesterlyk geschilderd. h. 44, br. 33 duim. Dit stuk kon toen slechts ƒ8,50 opbrengen. - Er gaat

eene prent uit in fol. langwerpig formaat, in mijn bezit, voorstellende eene Markt, alwaar vele verkoopers van groenten, vruchten, potten, enz. aanwezig zijn, door J. MAETHAMgesneden en uitgegeven, naar zijne schilderij. - Guicciardijn, Beschrijving der Ned., Arnhem, 1617, blz. 126, van hem sprekende, zegt: ‘PEETER AERTSEN, anderszins LANGHE PEETER van Amsterdam, een seer vermaert ende weerdich meester, die de overschoone grote Tafel met heur bytafelen (altaarstuk met deuren, Triptychon,) in onser Vrouwen kercke t' Amsterdam ghemaeckt heeft, welcke schildery met het cieraet omtrent twee duysent croonen gecost heeft.’ - Zie bij mij op

ARNOUDSZOON, (PIETER) want hij is, hoewel met eenig verschil in de naamspelling, één en dezelfde persoon.

ABBÉ. (H.) Een portret van PETRUS VAN BREDAEL, die als kunstenaar voorkomt in

Het gulde Kabinet van Cornelis de Bie, is fraai door hem geteekend en door C. LAUWERS gegraveerd, zoodat men aldaar van zijn werk kan zien. Bryan zegt, op grond der berigten van M. Christ, dat hij te Antwerpen is geboren, alwaar eenige prenten door hem, in den jare 1670, uitgegeven zijn. Hij wordt ook bij M. Heineken vermeld, die alleen gewag van hem maakt, als hebbende eenige teekeningen

vervaardigd voor de Metamorphosen van Ovidius, door Barrier uitgegeven.

[Abeele. (Jodocus Sebastiaan)]

ABEELE. (JODOCUS SEBASTIAAN) Deze hoogst bekwame Gentenaar, reeds bij

Immerzeel geboekt, is, in Maart 1855, in het krankzinnigenhuis overleden. ‘Sedert

eenigen tijd waren zijne geestvermogens aangetast, en verloor hij het schoon talent, waarmede de hemel hem had begaafd. Zijne zoo heerlijk gerezen kunstster werd, zoo wij zagen, te vroeg met nevelen overdekt, en ging in den laatsten tijd

3

bijna geheel en al schuil, ja, eindelijk, onder. De eens zoo gelukkige, geniale Gentenaar bezweek onder rampen, in zijnen ouderdom. Hij laat eene weduwe en verscheiden onderjarige kinderen achter. Zijne werken zijn zeer geacht; een zijner tafereelen, een Landschap uit Italië voorstellende, viel, ten gevolge eener

kunstverloting, aan Koning Leopold ten deel. Die voorstelling beviel wijle de Koningin Louise zóó zeer, dat zij haren vorstelijken gemaal verzocht, er hare slaapkamer mede te tooijen. In het kabinet van den Ridder De Coninck is het fraaije stuk, de Samenkomst bij de fontein, aanwezig, hetwelk de vrucht was van zijne Italiaansche studiën, en het eerst, wat hij bij zijne terugkomst te Gent vervaardigd heeft.’ - Zie Astrea, IV. bl. 467.

[Abeele. (Pieter van)]

ABEELE. (PIETER VAN) Bij het berigt van Immerzeel, die eenige medaljes opgeeft, door dezen verdienstelijken stempelsnijder vervaardigd, voeg ik, dat die, welke hij voor de stad Amsterdam heeft uitgevoerd, in afbeelding voorkomen in Bizot,

Medalische Historie der Republiek van Holland, enz. in 4o. bl. 35. Zie, overigens,

Astrea, IV. bl. 66.

[Abeets. -(A.F.)]

ABEETS. -(A.F.) Deze Vlaminger is een zeer vermaard beeldhouwer geweest, die te Brussel woonde, en, in den jare 1762 den fraaijen lessenaar voor het groote koor in de kerk la Chapelle, aldaar, heeft vervaardigd. Deze is zaamgesteld uit een groep van twee kinderen, die een globe omvatten, waarop een arend met uitgestrekte vleugelen, die het blad van den lessenaar draagt. De twee kindertjes of genietjes zijn bevallig en wèlgevormd; het een houdt een muzijkboek en het ander een cartouche, waarop in 't midden de allegorie van den pelikaan, rond beiden zijn

muzijkinstrumenten aangebragt. Zie Splendeur de l'art en Belgique, etc. bl. 211.

[Abts (Wouter)]

ABTS (WOUTER) was een kunstschilder, die weinig bekend is, als alleen daardoor, dat hij, als meester in de kunst, ADRIAAN DE BIE tot leerling heeft gehad, zoodat hij in het begin der XVII. eeuw, waarschijnlijk te Lier, in België, bloeide.

[Abtshoven of Abshoven. Zie Apshoven. (Ferdinand van)]

[Abtshoven. (Theodorus? van)]

ABTSHOVEN. (THEODORUS? VAN) Bryan meldt, dat deze Antwerpsche kunstenaar in 1648 is geboren, en overleden in 1690; hij voegt daar tevens bij, dat zijn doopnaam, die niet bekend scheen te zijn, Theodorus is geweest, en dat zijne kunst, die in den stijl van TENIERS en BREKELENKAMP valt, bij de Vlaamsche liefhebbers in hooge achting wordt gehouden. - Zie op APSHOVEN. (FERDINAND VAN) - Zoo.

Bryan-Stanley den naam van Theodorus, - gelijk als ik dien van Ferdinand, - goed

heeft gelezen, dan is dit een blijvend Artikel; anders zal men één en denzelfden persoon daarvoor moeten houden; alhoewel hij bij F. VAN APSHOVEN denzelfden naam weder voert, zoo als ik dien heb opgegeven. Zie aldaar.

[Accama (Bernardus)]

ACCAMA (BERNARDUS) is met zijnen broeder MATTHIJS reeds door Immerzeel beschreven, en ik voeg daarbij, dat zijn Portret, door hem-zelven geschilderd, hoog 19½ d. br. 15¼ duim, in de beroemde kunst-nalatenschap was van Van der Marck,

te Leyden, in 1773 te Amsterdam verkocht, en onder Nr. 394 van den Catalogus

vermeld.

[Achtschelling. (Lucas)]

ACHTSCHELLING. (LUCAS) Bryan zegt, dat hij om den jare 1570 te Brussel geboren, en in 1631 overleden is; verder, dat in de St. Gudule-kerk, aldaar, drie groote

Landschappen aanwezig zijn, die door hem voortreflijk werden geschilderd. Zijn

werk bekleedt eene eerste plaats in de verzamelingen der liefhebbers. Hij zou de kunst geleerd hebben bij LODEWIJK DE VADDER, een beroemd meester van dien tijd, die slechts 10 jaren ouder was dan hij, en onder wiens leiding hij een der bekwaamste kunstenaars geworden is.

[Ack. (Jan) Zie Haeck. (Jean)]

ACK. (JAN) Zie HAECK. (JEAN) Guicciardini noemt hem JAN ACK, met weglating van de H, gelijk hij bij vele namen doet. Hij was een Italiaan, en bijna

4

alle vreemde Auteurs gaan aan dergelijke feilen mank; vandaar ook de vele moeijelijkheden in dat opzigt bij Vasari, die zoo noodige bron voor de Kunstgeschiedenis.

[Adams. (C...)]

ADAMS. (C...) Brulliot zegt, dat deze graveur, naar alle waarschijnlijkheid, in

Holland heeft gearbeid. Men vindt zijne naamletters C.A. dooreengevlochten, op

eene prent, voorstellende een Portret van den Generaal Coehorn (Menno Coehoorn), ten halven lijve te zien, in een ovaal; hij heeft eene groote paruik op het hoofd en een harnas aan. Hij is naar de regterzijde gewend, alwaar men, in het verschiet, het beleg eener vesting ziet. Boven in het ovaal leest men: DEDERANT INCENDIA LUCEM.

Metam. Ovid., en van onderen: Der Bomben Schlag, des Feuers Macht, hat Dem den schönsten Glanz gebracht. Aan den kant vindt men den naam en de titels van den

Generaal, en geheel van onder de genoemde letters van den graveur. - Het is ook mogelijk, dat het C. APENS aanduidt, een graveur van Groningen, die in 1670 arbeidde en portretten heeft gegraveerd. - Verder zegt hij, dat hij het niet kan verzekeren, wie van beiden de maker is van het gemelde Portret, daar zij beiden C.A. hebben geteekend, dewijl hij geen ander dan dit werk heeft gezien, om daaruit meer beslissend te kunnen oordeelen. Voor het overige heeft dit Portret weinig bijzonders voor de kunst. Ofschoon het vrij wel met het burin werd behandeld, is de manier droog en hard.

[Adams. (Pieter of Petrus)]

ADAMS. (PIETER of PETRUS) Deze bouwmeester werd te Utrecht geboren, en heeft zich in zijne jeugd beijverd, om tot die vereerende roeping in de maatschappij, door zijne onvermoeide vlijt en volharding, te geraken, zoo als hij dan ook daardoor met zijne bekwaamheden op een standpunt is gekomen, dat hem tot roem verstrekte. Reeds in 1816, werd hij Correspondent van het Kon. Ned. Instituut, 4. Klasse, en, daar hij zich die theoriën der bouwkunde had eigen gemaakt, die tot de leer der constructiën noodig zijn, zoo maakte men van zijne bekwaamheden aan de Militaire School, te Delft gebruik, en werd hij vandaar beroepen als Architect der stad

Rotterdam. Vele zijner werken hebben een goed uiterlijk en iets grootsch en stevigs,

doch de verbeeldingskracht, zoo noodig bij een bouwmeester, die alles moet vóórzien en niet nazien - want dan toch is het te laat! - was niet altijd zijne leidsvrouw, zooals het Stadhuis te Rotterdam ons bewijst. Hoewel niet alles naar zijn plan zijnde, zoo is echter de gevel aan de zijde der Kaasmarkt zijn werk, en dáár ziet men kolossaal, op eene schrikbarende hoogte, ontworpen, wat men au rez-de-chaussée moest aantreffen: het ondoelmatige daarvan is genoegzaam hierdoor bewezen, dat de hoofdingang nimmer wordt gebruikt. - Het laatste van zijne werken was, toen hij reeds de vermelde betrekking had verlaten, het Koopmans-winkelhuis van A. Sinkel, bij de Waag, te Utrecht, welks geheel, op zich-zelf beschouwd, van eene goede architectuur is; doch, Cariatiden, die een gevel dragen, is onzin. Die verbasterde

smaak der XVI. eeuw werd reeds lang verworpen; ook is het geheele aanzien niet dat van een Manufactuurwinkel. Hij is in Junij 1846 overleden.

[Adams (R...).]

ADAMS (R...). Een kunstenaar, dien ik nergens vermeld vind, dan in den Catalogus

van prenten van den Grave Von Fries, te Weenen, verkocht te Amsterdam, 1824, op

bl. 136, Nr. 23: ‘Zes stuks Landschappen, doorR. ADAMS,’ en deze zijn aldaar, zooals ik moet aannemen, met kennis van zaken, onder de Etswerken der Nederlandsche meesters gerangschikt. Er wordt gemeend, dat hij in de tweede helft der XVII. eeuw bloeide. De genoemde landschappen zijn geheel in de Hollandsche manier, fraai geëtst, doch de stoffaadje is zeer grof en op eene zonderlinge wijze, in evenredigheid van het landschap-zelf uitgevallen. Ze zijn oblong. Ik moet hier bijvoegen, dat

5

Engelsch graveur, die omstreeks het jaar 1620 bloeide, en zegt: ‘wij bezitten van hem enkele geëtste Landschappen, in een armoedigen smaak en stijl geordonnanceerd. In een er van is eene figuur, op een bank gezeten, gegraveerd in de manier van

MELLAN, zonder eenige kruisstrepen. Zijn gewoon merk is P.A.’ Verder vindt men zekeren PETER ADAM, een Duitsch graveur, die omstreeks den jare 1730 bloeide.

Heineken maakt gewag van zes stuks Landschappen van een meester van dien naam,

waarschijnlijk dezelfde. Er wordt voorondersteld, dat hij eenige schilderijen heeft gemaakt, die hetzelfde Monogram voeren. - Nu vraag ik, of R. ADAMS niet dezelfde als de laatstgemelde kan wezen, omdat, in zijn Monogram, P. en A. dooreengovlochten zijn, en alsdan ligt een P. voor een R. kan worden aangezien, zoo als ik-zelf bij het naauwkeurig beschouwen der zes genoemde landschappen dit niet duidelijk heb kunnen opmaken, maar toch tot de R. zou overhellen. Ook is zjjn naam ADAM.

[Admiraal, (B.)]

ADMIRAAL, (B.) een Nederlandsch kunstenaar, die in den jare 1662 bloeide, zoo als uit eene schilderij, door hem vervaardigd, is gebleken, waarop deze naamen jaarteekening voorkomen, voorstellende de Ingang eener stad, met een aantal figuren,

waaronder velen in oostersche kleederdragt. De schildering is in den stijl van

WEENINX en THOMAS WYCK, doch zijn werk is minder delicaat van

penseel-behandeling, dan dat van de twee laatstgenoemden. Dit is volgens de opgave van Bryan-Stanley. Hij kan alzoo wel van hetzelfde geslacht zijn als de bekende gebroeders JAN en JACOB L'ADMIRAL: deze geringe naamsverandering toch kan men ligtelijk aannemen, als bij vreemde auteurs menigmaal plaats vindende.

[Adriaans (Jan)]

ADRIAANS (JAN) is waarschijnlijk een Hollander, die in het begin der XVI. eeuw heef't gebloeid. Ik vind in een ten jare 1599 gepasseerd Testament Ms. van Mr. Jacob

Buyck, van Amsterdam, zijnde toen Kanonik van St. Maertens-kerk, te Emmerik, het

volgende legaat: - ‘Item legateer den susteren van sinte Ceciliën in 't cleyne convent tot Calcar, vijf en twintig engelsche rosenobels, en 't Beelde van 't Crucefix door

JAN ADRIAANSgeschildert.’ - Zie verder over dit Testament op VAN LEUVEN QUINTIN.

[Adriaansen. (Alexander)]

ADRIAANSEN. (ALEXANDER) Deze Vlaamsche kunstenaar, omtrent het jaar 1625, te Antwerpen, geboren, staat reeds bij Immerzeel vermeld. Voeg hierbij, dat hij aldaar overleden is in 1685. Opgave van Félix Bogaerts, Esquisse d'une Histoire des Arts

[Adrians. (Luc)]

ADRIANS. (LUC) In de rekeningen der Hertogen van Bourgogne, die in de Archives te Rijssel worden bewaard, vindt men op den 16. April des jaars 1467 aangeteekend: - ‘A Luc Adrians, paié, pour X jours à XII S... VI L.’ Zie over deze werkzaamheden, mede door hem als schilder verrigt, voor het groote feest van het Gulden Vlies, te

Brugge, op DARET (JAQUES.)

[Adrien, le peintre.]

ADRIEN, LE PEINTRE. In de gemeente-archiven van Oudenaarde vindt men, in de Registers der Rekeningen over de XV. Eeuw: ‘Ao. 1496 en 97, ADRIEN, LE PEINTRE, peint des bannières, des blasons, etc. pour une grande solennité.’ - Deze is eenmaal genoemd ADRIEN VAN PEGHEM. - Zie le Comte de Laborde, les ducs de Bourgogne,

etc. Paris 1851, in 8o. Tome II, pag. 398.

[Aelberts. (Gerrit) Zie bij mij op Alberts. (Gerrit)]

AELBERTS. (GERRIT) Zie bij mij op ALBERTS. (GERRIT)

[Aelbrechtsz (M.)]

AELBRECHTSZ (M.) was een bekwaam bouwmeester, die, in het midden der XVI. eeuw, te Utrecht, bloeide. Zoo vindt men in de Kameraars-rekening van 1557 het volgende: ‘Betaeld aan Mr. M. AELBRECHTSZ 25 L. van dienste deser stadt gedaen, in 't maecken van verscheiden patronen ende concepten, waernae dese stadt tot hoer versekerheydt ende sterckte soude moghen doen maken die nye poorte,

6

geordineert, omme te leggen op 't bequaemste tusschen beyde die Tholsteghe poorten, misgaders v.d. nye brugge over 't water.’ Het is de laatst gesloopte poort, waarvoor thans een open ingang en nieuwe brug is gelegd, doch de brug, waarmede men de oude gracht kon invaren, voor zoo verre die nog bestaat, heeft bij het genoemde ontwerp behoord. De poort-zelve was in den trant van SIMON DE VRIES bouwstijl, met halve kolommen, buitengemeen rustiek met blokken en banden, zeer

arsenaalachtig, aan de beide voorgevels versierd.

[Aelgoot. (Bartholemée)]

AELGOOT. (BARTHOLEMÉE) In de Rekeningen Ms. van het O.L.V. Hospitaal te

Oudenaarde vindt men aangeteekend op het jaar, 1477-78: BARTHOLEMÉE AELGOOT

sculpte deux basreliefs, et NICOLAS LE PEINTRE exécute plusieurs travaux de peinture. Zie over deze Rekeningen op HOEN (JACOB.)

[Aels.]

AELS. Bryan meldt, dat de naam van dezen graveur voorkomt op eene prent, voorstellende St. Joseph, die het kind Jezus bij de hand leidt; de achtergrond is een landschap. Het is wel waarschijnlijk, dat deze prent het werk is van NICOLAES VAN AELST, dewijl ik onderscheiden prenten bezit, door hem in Italië gesneden, waar de naam N. AELS op voorkomt, die echter N. VAN AELST moet zijn. Vreemde lettergraveurs hebben gruwelijk tegen de naamspellingen gezondigd, en daardoor den navorschers der geschiedenis niet weinig moeijelijkheden veroorzaakt. Ik ben alzoo, dien ten gevolge, in mijne meening gesterkt, dat destijds de meesten dezer graveurs, die alleen voor dit werk werden gebezigd, noch lezen, noch schrijven konden: want op tien prenten, die tegelijk zijn uitgegeven, en door hen met letterschrift waren voorzien, kan men bijna zeker stellen, dat - Holland hiervan uitgezonderd - bij den vreemde er de helft met verschillende namen, die echter dezelfde moeten zijn, zullen voorkomen.

[Aelst. (Everhard van) Zie bij Immerzeel op Aelst. (Evert van)]

AELST. (EVERHARD VAN) Zie bij Immerzeel op AELST. (EVERT VAN)

[Aelst, (Nicolaas van)]

AELST, (NICOLAAS VAN) dien ik den Oude moet noemen, is reeds bij Immerzeel vermeld, doch die wel zijne geboorte, in 1526, maar niet zijn sterftijd opgeeft; trouwens deze is niet juist bekend, maar er staat vermeld, dat hij van het jaar 1550

tot 1600 als graveur en, vooral, als uitgever werkzaam was. Bryan zegt, 1612. Na zijnen dood, is zijn verbazend groot kunstmagazijn van gegraveerde platen in handen gekomen van de Thomassin en Johan de Rubeis de Jonge. Zie Ch. le Blanc, die tevens de volgende werken van hem beschrijft, als: De aanbidding der Herders.

-Ruiterstandbeeld van Hendrik II. naarDANIEL RICCIARELLI. - Landschappen in den

ontrek van Rome. - De Fontein Felice, te Rome. - Ik ben in het bezit van de

laatst-genoemde prenten, doch ze zijn in kunstverdienste verre beneden het middelmatige.

[Aelst, de Jonge. (Nicolaas van)]

AELST, de Jonge. (NICOLAAS VAN) Onder dezen naam bestaat er graveerwerk, hetgeen van veel later tijd dagteekent, dan dat het van dien van denzelfden naam zou kunnen zijn, bij Immerzeel vermeld, als geboren 1526, en die, volgens Brulliot en

Heller, in 1590 nog leefde; want voor een folio-werk: Perspective dat is: de