• No results found

Lesvoorbereidingen resultaatgerichte docentstijl Interventie 1.

Gegevens stageschool

Naam: OBS Olympus Klas: 4/5 Aantal: 24 Stagedocent: Daan Schuit

Gegevens onderzoek leidster

Naam: Liza Roodnat klas: 4Z Studentnummer: 500625512 Datum: 25.03.2014

Beschrijving van de beginsituatie m.b.t. de les

Activiteit(en): 1. Atletiek; loopspringen en verspringen

2. Zwaaien; touwzwaaien en de hoepels om de pionnen mikken 3. Mikken; horizontaal en verticaal doel

Welke ervaring, kennis heeft de klas met deze activiteit(en). Doe navraag…………

1. 1e les; niveau van de leerlingen nog nader te bepalen

2. 1e les; niveau van de leerlingen nog nader te bepalen

3. 1e les; niveau van de leerlingen nog nader te bepalen

Doelen in concreet waarneembaar gedrag (S.M.A.R.T. = specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch, tijdgebonden)

Doelen voor de leerlingen lesdoel(en) student

1. Spring verder dan jouw klasgenoten op de mat en over alle banken; 2. Probeer met het zwaaien de hoepels over de verste pionnen te gooien.

Wie lukt dit het meest?

3. Concentreer je goed voor je gooit en onthoud goed voor hoeveel je scoort! Is dit meer dan de andere leerlingen?

Aan de hand van de acromien ‘TARGET’ resultaatgericht lesgeven en zo de extrinsieke motivatie van de leerlingen positief beïnvloeden.

Evaluatiemomenten in de les met de leerlingen:

13.06.2014 H. Bax & D. van Dijk 46

INHOUD ORGANISATIE Bij aanvang van de les starten we altijd bij elkaar: les opstarten en de onderdelen

uitleggen.

Totale duur netto lestijd: ca. 40 min

Ik verdeel de klas in homogene groepjes van 6 á 7 leerlingen

Organisatie lesovergang: Leerlingen bij elkaar roepen en benadrukken en uitlichten van de goede prestaties.

KERN(EN) VAN DE LES

Leerinhoud methodisch Didactische werkvorm Differentiatie Organisatie (of maak bijlage)

1. ATLETIEK; loopspringen en verspringen

Verspringen: loop aan en spring vanaf de reuterplank zo ver als je kan op de dikke mat. Lukt het om over het springtouw te springen?

Loopspringen: spring in een gelijk ritme over de banken

Regels:

- Mat moet leeg zijn als je springt;

- Geen koprollen of salto’s, landen op je voeten.

Uitleg: 1e les, bewegingsvoorbeeld en

benadrukken dat het belangrijk is om ver te springen

Techniek:

Verspringen: afzet met 1 voet, benen ver naar voren brengen;

Loopspringen: in 1 tempo/snelheid over de banken heen; ritme: tamtam- tamtam-tamtam

Springtouw legt de onderzoek leidster op de juiste afstand, zodat de groepen onderling goed kunnen zien tot welke afstand er gesprongen is.

Makkelijker door:

- Afstanden tussen de banken verkleinen;

- Lagere obstakels om overheen te springen;

- Springtouw op de dikke mat dichterbij leggen

Moeilijker door:

- Afstand tussen reuterplank en dikke mat groter maken; - Springtouw op de dikke mat

verder weg;

- Extra techniekaanwijzingen; - Afstand tussen de banken

vergroten (moet wel haalbaar blijven).

I.v.m. het resultaatgerichte lesgeven zal ik niet differentiëren, tenzij de

veiligheid daardoor niet gewaarborgd wordt. Materiaal: Dikke mat Reuterplank Springtouw 5 banken 3 matjes

Totale duur: 40min (incl. uitleg, excl. afsluiting van de les (5min))

Duur per onderdeel: 8min

2. ZWAAIEN ; Touwzwaaien met hoepels mikken

Zwaai rechtdoor van de ene naar de andere kant. Probeer de hoepel om de verste pion te gooien! Houd je score bij.

Regels:

- Om de beurt - Rechtdoor zwaaien - Niet door de ‘sloot’ lopen

Leerlingen kunnen hier zelfstandig aan de slag.

Houd rekening met elkaar, hier zijn de regels ook voor.

Hoe kunnen de leerlingen hoger zwaaien  naar achteren opspringen

Bij dit onderdeel zijn de afstanden van de bank tot de pionnen gelijk.

I.v.m. het resultaatgerichte lesgeven zal ik niet differentiëren, tenzij de

veiligheid daardoor niet gewaarborgd wordt. Materiaal: Touwen 2 banken 1 BOSAN-blokken 1 dikke mat Pionnen

13.06.2014 H. Bax & D. van Dijk 47

beide doelen en houd je score bij.

Regels:

- Houd rekening met elkaar.

Bij het verzamelen zal ik van iedere leerlingen vragen hoeveel zij gescoord hebben. Aan het einde van de les zal de onderzoek leidster de hoge scores prijzen.

situaties klaar gezet. Dit om te voorkomen dat alle leerlingen op één doel proberen te scoren. De veiligheid moet worden gewaarborgd.

13.06.2014 H. Bax & D. van Dijk 48 KENMERKEN RESULTAATGERICHT LESGEVEN OP BASIS VAN DE ACRONIEM ‘TARGET’

Task (taak)  het aantal taken waaruit de leerlingen kunnen kiezen is beperkt (maximaal

drie per les). De betreffende opdracht per taak is eenzijdig; de onderzoek leidster heeft drie taken voorbereid, waarbij de opdracht per taak zeer eenzijdig is. Er is geen sprake van differentiatie.

Authority (besluitvorming)  de leerlingen nemen niet deel in het maken van beslissingen.

Dit doet enkel en alleen de onderzoek leidster; de leerlingen worden door de onderzoek leidster niet betrokken bij de besluitvorming gedurende de les. Zij heeft de regie in handen. Zij heeft de drie lestaken voorbereid, vormt de groepen en verdeelt hen over de verschillende taken. Zij leidt het evalueren en doordraaien. Daarbij is er geen mogelijkheid voor inspraak van leerlingen.

Recognition (erkenning)  de erkenning, die door de onderzoek leidster gegeven wordt

gedurende de les, wordt klassikaal gegeven. Er is met name aandacht voor goede prestaties ten opzichte van prestaties van anderen; de onderzoek leidster vergelijkt bij ieder klassikaal moment in de les de onderlinge prestaties van de leerlingen en prijst de hoge scores.

Grouping (groepsindeling)  bij de indeling van de groepen is het niveau overeenkomend.

Zij worden dus, op basis van bekwaamheid, homogeen gevormd; hiervoor maakt de

onderzoek leidster vooraf een indeling van de groepen op basis van het motorische niveau van de leerlingen. Dit niveau is bepaald middels de MRT-testen van Wim van Gelder.

Evaluation (evaluatie)  de evaluatie is gericht op het winnen en het beter presteren dan

andere kinderen; de onderzoek leidster richt zich tijdens de (klassikale) evaluaties in de les op de leerlingen die het beste presteren. Zij vertelt bij alle drie de onderdelen de hoogst behaalde score en wijst deze leerlingen als ‘winnaar’ aan.

Time (tijd)  de tijd die de leerlingen voor een taak of opdracht krijgen is voor iedereen

gelijk; de onderzoek leidster verdeelt de lestijd (40 minuten) in drie keer tien minuten voor de onderdelen. De overige tien minuten gebruikt zij voor de instructie per onderdeel, de indeling van de groepen en het klassikaal evalueren.

13.06.2014 H. Bax & D. van Dijk 49

Interventie 2.

Gegevens stageschool

Naam: OBS Olympus Klas: 4/5 Aantal: 24 Stagedocent: Daan Schuit

Gegevens onderzoek leidster

Naam: Liza Roodnat klas: 4Z Studentnummer: 500625512 Datum: 01.04.2014

Beschrijving van de beginsituatie m.b.t. de les

Activiteit(en): 1. Atletiek; loopspringen en verspringen

2. Zwaaien; touwzwaaien en de hoepels om de pionnen mikken 3. Mikken; horizontaal en verticaal doel

Welke ervaring, kennis heeft de klas met deze activiteit(en). Doe navraag…………

1. 2e les; leerlingen kennen de vorm, nu verbeteren van de prestatie!

2. 2e les; leerlingen kennen de vorm, nu het aantal scoringsmogelijkheden verkleinen om het onderlinge

niveauverschil duidelijker zichtbaar te maken.

3. 2e les; zij proberen de hoogst behaalde score uit de vorige les te verbeteren.

Doelen in concreet waarneembaar gedrag (S.M.A.R.T. = specifiek, meet baar, acceptabel, realistisch, tijdgebonden)

Doelen voor de leerlingen lesdoel(en) student

1. Spring verder dan jouw klasgenoten op de mat en over alle banken; 2. Probeer met het zwaaien de hoepels over de verste pionnen te gooien.

Wie lukt dit het meest?

3. Concentreer je goed voor je gooit en onthoud goed hoeveel je scoort! Is dit meer dan de andere leerlingen en de vorige les?

Aan de hand van de acromien ‘TARGET’ resultaatgericht lesgeven en zo de extrinsieke motivatie van de leerlingen positief beïnvloeden.

13.06.2014 H. Bax & D. van Dijk 50

INHOUD ORGANISATIE Bij aanvang van de les starten we altijd bij elkaar: les opstarten en de onderdelen

uitleggen.

Totale duur netto lestijd: ca. 40 min

Ik verdeel de klas in homogene groepjes van 6 á 7 leerlingen

Organisatie lesovergang: Leerlingen bij elkaar roepen en benadrukken en uitlichten van de goede prestaties.

KERN(EN) VAN DE LES

Leerinhoud methodisch Didactische werkvorm Differentiatie Organisatie (of maak bijlage)

1. ATLETIEK; loopspringen en verspringen

Verspringen: loop aan en spring vanaf de reuterplank zo ver als je kan op de dikke mat. Lukt het om over het springtouw te springen?

Loopspringen: spring in een gelijk ritme over de banken

Regels:

- Mat moet leeg zijn als je springt;

- Geen koprollen of salto’s, landen op je voeten.

Uitleg: 2e les, benadrukken dat het

belangrijk is om ver te springen. De verste sprong van de leerlingen wordt aangegeven met een stukje tape met hun naam erop, zodat na de les goed te zien is wie het beste resultaat behaald heeft.

Techniek:

Verspringen: afzet met 1 voet, benen ver naar voren brengen;

Loopspringen: in 1 tempo/snelheid over de banken heen; ritme: tamtam- tamtam-tamtam

Springtouw legt de onderzoek leidster op de juiste afstand, zodat de groepen onderling goed kunnen zien tot welke afstand er gesprongen is (aangeven met tape).

Makkelijker door:

- Afstanden tussen de banken verkleinen;

- Lagere obstakels om overheen te springen;

- Springtouw op de dikke mat dichterbij leggen

Moeilijker door:

- Afstand tussen reuterplank en dikke mat groter maken; - Springtouw op de dikke mat

verder weg;

- Extra techniekaanwijzingen; - Afstand tussen de banken

vergroten (moet wel haalbaar blijven).

I.v.m. het resultaatgerichte lesgeven zal ik niet differentiëren, tenzij de

veiligheid daardoor niet gewaarborgd wordt. Materiaal: Dikke mat Reuterplank Springtouw 5 banken 3 matjes

Totale duur: 40min (incl. uitleg, excl. afsluiting van de les (5min))

Duur per onderdeel: 8min

2. ZWAAIEN ; Touwzwaaien met hoepels mikken

Zwaai rechtdoor van de ene naar de andere kant. Probeer de hoepel om de verste pion te gooien! Houd je score bij. De 2e les staan er minder pionnen en is

het moeilijker om te scoren. De onderlinge verschillen tussen de leerlingen worden daardoor beter zichtbaar.

Regels:

- Om de beurt - Rechtdoor zwaaien - Niet door de ‘sloot’ lopen

Leerlingen kunnen hier zelfstandig aan de slag.

Houd rekening met elkaar, hier zijn de regels ook voor.

Hoe kunnen de leerlingen hoger zwaaien  naar achteren opspringen

Bij dit onderdeel zijn de afstanden van de bank tot de pionnen gelijk.

I.v.m. het resultaatgerichte lesgeven zal ik niet differentiëren, tenzij de

veiligheid daardoor niet gewaarborgd wordt. Materiaal: Touwen 2 banken 1 BOSAN-blokken 1 dikke mat Pionnen

13.06.2014 H. Bax & D. van Dijk 51

3. MIKKEN; horizontaal en verticaal doel

Probeer zoveel mogelijk te scoren op beide doelen en houd je score bij. Is dit hoger dan het record van de vorige les?

Regels:

- Houd rekening met elkaar.

Uitleg: Kort toelichten en benadrukken

dat zij veel moeten scoren. Eerlijk tellen! Het record van de vorige les herhalen.

Bij het verzamelen zal ik van iedere leerlingen vragen hoeveel zij gescoord hebben. Aan het einde van de les zal de onderzoek leidster de hoge scores prijzen.

Er zijn voor twee verschillende mogelijkheden om te scoren (horizontaal en verticaal) meerdere situaties klaar gezet. Dit om te voorkomen dat alle leerlingen op één doel proberen te scoren. De veiligheid moet worden gewaarborgd.

Materiaal: 7 basketballen 2 baskets 2 hoepels

13.06.2014 H. Bax & D. van Dijk 52 KENMERKEN RESULTAATGERICHT LESGEVEN OP BASIS VAN DE ACRONIEM ‘TARGET’

Task (taak)  het aantal taken waaruit de leerlingen kunnen kiezen is beperkt (maximaal drie per les). De betreffende opdracht per taak is eenzijdig; de onderzoek leidster heeft drie taken voorbereid, waarbij de opdracht per taak zeer eenzijdig is. Er is geen sprake van differentiatie.

Authority (besluitvorming)  de leerlingen nemen niet deel in het maken van beslissingen. Dit doet enkel en alleen de onderzoek leidster; de leerlingen worden door de onderzoek leidster niet betrokken bij de besluitvorming gedurende de les. Zij heeft de regie in handen. Zij heeft de drie lestaken

voorbereid, vormt de groepen en verdeelt hen over de verschillende taken. Zij leidt het evalueren en doordraaien. Daarbij is er geen mogelijkheid voor inspraak van leerlingen.

Recognition (erkenning)  de erkenning, die door de onderzoek leidster gegeven wordt gedurende de les, wordt klassikaal gegeven. Er is met name aandacht voor goede prestaties ten opzichte van

prestaties van anderen; de onderzoek leidster vergelijkt bij ieder klassikaal moment in de les de onderlinge prestaties van de leerlingen en prijst de hoge scores.

Grouping (groepsindeling)  bij de indeling van de groepen is het niveau overeenkomend. Zij worden dus, op basis van bekwaamheid, homogeen gevormd; hiervoor maakt de onderzoek leidster vooraf een indeling van de groepen op basis van de algemeen motorische vaardigheden van de leerlingen.

Evaluation (evaluatie)  de evaluatie is gericht op het winnen en het beter presteren dan andere kinderen; de onderzoek leidster richt zich tijdens de (klassikale) evaluaties in de les op de leerlingen die het beste presteren. Zij vertelt bij alle drie de onderdelen de hoogst behaalde score en wijst deze leerlingen als ‘winnaar’ aan.

Time (tijd)  de tijd die de leerlingen voor een taak of opdracht krijgen is voor iedereen gelijk; de onderzoek leidster verdeelt de lestijd (40 minuten) in drie keer tien minuten voor de onderdelen. De overige tien minuten gebruikt zij voor de instructie per onderdeel, de indeling van de groepen en het klassikaal evalueren.

13.06.2014 H. Bax & D. van Dijk 53

Interventie 3.

Gegevens stageschool

Naam: OBS Olympus Klas: 4/5 Aantal: 24 Stagedocent: Daan Schuit

Gegevens onderzoek leidster

Naam: Liza Roodnat klas: 4Z Studentnummer: 500625512 Datum: 08.04.2014

Beschrijving van de beginsituatie m.b.t. de les

Activiteit(en): 1. Atletiek; loopspringen en verspringen 2. Atletiek; estafette 1-tegen-1

3. Mikken; horizontaal en verticaal doel Welke ervaring, kennis heeft de klas met

deze activiteit(en). Doe navraag…………

1. 3e les; leerlingen kennen de vorm, dit is de laatste mogelijkheid voor het halen van het beste resultaat!

2. 1e les; niveau nog nader te bepalen. Zij starten 1-tegen-1.

3. 2e les; zij proberen de hoogst behaalde score uit de vorige les te verbeteren.

Doelen in concreet waarneembaar gedrag (S.M.A.R.T. = specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch, tijdgebonden)

Doelen voor de leerlingen lesdoel(en) student

1. Spring verder dan jouw klasgenoten op de mat en over alle banken;

2. Probeer eerder dan jouw tegenstander terug te zijn en zo de meeste wedstrijdjes te winnen! Wie is de snelste van de klas?

3. Concentreer je goed voor je gooit en onthoud goed hoeveel je

scoort! Is dit meer dan de andere leerlingen en de vorige les?

Aan de hand van de acromien ‘TARGET’ resultaatgericht lesgeven en zo de extrinsieke motivatie van de leerlingen positief beïnvloeden.

13.06.2014 H. Bax & D. van Dijk 54

Bij aanvang van de les starten we altijd bij elkaar: les opstarten en de onderdelen uitleggen.

Totale duur netto lestijd: ca. 40 min

Ik verdeel de klas in homogene groepjes van 6 á 7 leerlingen

Organisatie lesovergang: Leerlingen bij elkaar roepen en benadrukken en uitlichten van de goede prestaties.

KERN(EN) VAN DE LES

Leerinhoud methodisch Didactische werkvorm Differentiatie Organisatie (of maak bijlage)

1. ATLETIEK; loopspringen en verspringen

Verspringen: loop aan en spring vanaf de reuterplank zo ver als je kan op de dikke mat. Lukt het om over het springtouw te springen?

Loopspringen: spring in een gelijk ritme over de banken

Regels:

- Mat moet leeg zijn als je springt;

- Geen koprollen of salto’s, landen op je voeten.

Uitleg: 3e les, benadrukken dat het

belangrijk is om ver te springen. De verste sprong van de leerlingen wordt aangegeven met een stukje tape met hun naam erop, zodat na de les goed te zien is wie het beste resultaat behaald heeft. Dit is de laatste les: wie is de echte winnaar?

Techniek:

Verspringen: afzet met 1 voet, benen ver naar voren brengen;

Loopspringen: in 1 tempo/snelheid over de banken heen; ritme: tamtam- tamtam-tamtam

Springtouw legt de onderzoek leidster op de juiste afstand, zodat de groepen onderling goed kunnen zien tot welke afstand er gesprongen is (aangeven met tape).

Makkelijker door:

- Afstanden tussen de banken verkleinen;

- Lagere obstakels om overheen te springen;

- Springtouw op de dikke mat dichterbij leggen

Moeilijker door:

- Afstand tussen reuterplank en dikke mat groter maken; - Springtouw op de dikke mat

verder weg;

- Extra techniekaanwijzingen; - Afstand tussen de banken

vergroten (moet wel haalbaar blijven).

I.v.m. het resultaatgerichte lesgeven zal ik niet differentiëren, tenzij de

veiligheid daardoor niet gewaarborgd wordt. Materiaal: Dikke mat Reuterplank Springtouw 5 banken 3 matjes

Totale duur: 40min (incl. uitleg, excl. afsluiting van de les (5min))

Duur per onderdeel: 8min INHOUD ORGANISATIE

3. MIKKEN; horizontaal en verticaal doel

Probeer zoveel mogelijk te scoren op beide doelen en houd je score bij. Is dit hoger dan het record van de vorige les?

Regels:

- Houd rekening met elkaar.

Uitleg: Kort toelichten en benadrukken

dat zij veel moeten scoren. Eerlijk tellen! Het record van de vorige twee lessen herhalen. Dit moet verbeterd worden!

Bij het verzamelen zal ik van iedere leerlingen vragen hoeveel zij gescoord hebben. Aan het einde van de les zal de onderzoek leidster de hoge scores prijzen.

Er zijn voor twee verschillende mogelijkheden om te scoren (horizontaal en verticaal) meerdere situaties klaar gezet. Dit om te voorkomen dat alle leerlingen op één doel proberen te scoren. De veiligheid moet worden gewaarborgd.

Materiaal: 7 basketballen 2 baskets 2 hoepels

13.06.2014 H. Bax & D. van Dijk 55

2. ATLETIEK; estafette Wedstrijdje rennen 1-tegen-1. Wie is er als eerste terug op zijn matje?

Gewonnen!

Speel een keer tegen iedereen in jouw groepje.

Iedere leerling heeft zijn eigen hoepeltje. Als je wint, mag je hier een pittenzakje inleggen. Wie heeft er uiteindelijk de meeste pittenzakjes?

Scheidsrechter geeft het startsignaal (met twee blokjes) en bepaalt wie er wint.

Regels:

- Gelijk starten, scheidsrechter beslist!;

- Om het pionnetje heen voor je weer terug mag;

Uitleg: 1 les  volledig voorbeeld, inclusief scheidsrechter. De onderzoek leidster zal benadrukken dat zij benieuwd is wie de snelste van de klas is.

Tijdens de evaluatie zal de onderzoek leidster kijken en klassikaal benoemen wie er de meeste pittenzakjes

gewonnen heeft.

De opdracht is eenzijdig. De leerlingen kunnen slechts hun eigen tegenstander uitkiezen. In verband met de homogene indeling van de groepjes liggen de niveaus niet ver uiteen.

Materiaal: 2 turnmatjes 2 blokjes 2 pionnen Pittenzakjes

13.06.2014 H. Bax & D. van Dijk 56 KENMERKEN RESULTAATGERICHT LESGEVEN OP BASIS VAN DE ACRONIEM ‘TARGET’

Task (taak)  het aantal taken waaruit de leerlingen kunnen kiezen is beperkt (maximaal drie per les). De betreffende opdracht per taak is eenzijdig; de onderzoek leidster heeft drie taken voorbereid, waarbij de opdracht per taak zeer eenzijdig is. Er is geen sprake van differentiatie.

Authority (besluitvorming)  de leerlingen nemen niet deel in het maken van beslissingen. Dit doet enkel en alleen de onderzoek leidster; de leerlingen worden door de onderzoek leidster niet betrokken bij de besluitvorming gedurende de les. Zij heeft de regie in handen. Zij heeft de drie lestaken

voorbereid, vormt de groepen en verdeelt hen over de verschillende taken. Zij leidt het evalueren en doordraaien. Daarbij is er geen mogelijkheid voor inspraak van leerlingen.

Recognition (erkenning)  de erkenning, die door de onderzoek leidster gegeven wordt gedurende de les, wordt klassikaal gegeven. Er is met name aandacht voor goede prestaties ten opzichte van

prestaties van anderen; de onderzoek leidster vergelijkt bij ieder klassikaal moment in de les de onderlinge prestaties van de leerlingen en prijst de hoge scores.

Grouping (groepsindeling)  bij de indeling van de groepen is het niveau overeenkomend. Zij worden dus, op basis van bekwaamheid, homogeen gevormd; hiervoor maakt de onderzoek leidster vooraf een indeling van de groepen op basis van de algemeen motorische vaardigheden van de leerlingen.

Evaluation (evaluatie)  de evaluatie is gericht op het winnen en het beter presteren dan andere kinderen; de onderzoek leidster richt zich tijdens de (klassikale) evaluaties in de les op de leerlingen

GERELATEERDE DOCUMENTEN