• No results found

ALO LESVOORBEREIDINGSFORMULIER 2015 - 2016 Gegevens stageschool

Naam: wegens privacyredenen zijn de namen van de scholen die betrokken zijn bij dit onderzoek niet genoemd.

Klas: 1 Havo/ Vwo Aantal : +/- 25 1 Vmbo

1 Vmbo

Stagedocent:

Gegevens student

Naam: Lian Molenaar Inge Molenaar Mitchell Meijer klas: 4 Zorg 4 Sport 4 Coach Studentnummer: 500 667766 500 668014

Datum: november/ december 2015

Beschrijving van de beginsituatie m.b.t. de les

De aangeboden leerlijn(en) , activiteit(en) zijn………….

- Differentieel aanbieden hoogspringen. Welke ervaring, kennis heeft de klas met deze

leerlijn,activiteit(en). Doe navraag…………

- Het is onbekend of de leerlingen zelf al ervaring hebben met hoogspringen. Wel gaan wij ervan uit dat zij dit al een keer gezien hebben om tv.

Doelen in concreet waarneembaar gedrag (S.M.A.R.T. = specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch, tijdgebonden)

Doelen voor de leerlingen (beschrijven per activiteit) lesdoel(en) student Aan welk leerdoel ga jij werken?

- Door middel van verschillende differentiële oefeningen zich verbeteren in het hoogspringen door hoger te springen dan de nulmeting.

- De leerlingen zoveel mogelijk differentiële oefeningen aanbieden. - Impliciete en externe aanwijzingen geven.

Bronvermelding, waar heb jij de info vandaan:

START VAN DE LES Inhoud Organisatie

- Checken van de namen

- Doel van vandaag uitleggen: vaardiger worden wat betreft het onderdeel hoogspringen

- Oefenen van de verschillende onderdelen.

Hoe start je qua organisatie de les op:

Hoe organiseer je de lesovergang van inleiding naar de kern van de les en op basis waarvan ga je bewust de groepen maken:

KERN(EN) VAN DE LES

Leerinhoud methodisch Didactiek Differentiatie Tijd

Les 1:

- Voormeting. - De voormeting wordt uitgevoerd door de leerlingen

een video te laten zien van een hoogspringer. Hierbij wordt niet verteld wat de aandachtspunten zijn. Na het filmpje laten we ze meteen springen op de manier dat zij denken dat goed is. We laten ze springen vanaf 1.10. Als ze een hoogte halen, gaan ze 5 cm omhoog. Halen ze het niet dan krijgen ze een 2e poging. Als ze die

halen mogen ze verder en zo niet dan vallen ze af. - Tijdens het springen geven wij geen aanwijzingen en/of

tips om de sprong eventueel te verbeteren.

Afzetbeen bepalen:

- Leerlingen gaan recht voor de mat staan, nemen een aanloop, springen op de mat en landen om hun voeten. Het been dat als eerste landt op de mat is niet het afzetbeen.

Bal aantikken:

- Alle leerlingen gaan aan de goede kant voor het afzetbeen staan. Wij zetten voor elke stap (5) een hoedje neer. We vertellen dat de leerlingen bij elke pylon 1 stap moeten zetten. Tijdens hun laatste stap proberen ze zo hoog mogelijk te komen en de bal uit

Didactische aanwijzingen:

- Bal aantikken.

- Naar plafond springen.

- Eventueel zeggen dat ze de bal aan moeten tikken en daarna met hun rug

- Les 2 Oefenen.

- Les 3 oefenen:

mijn handen te slaan.

Hinkelen:

- Zo min mogelijk stappen naar de overkant. - Zo veel mogelijk stappen naar de overkant. - Helemaal inveren tot op de grond en dan omhoog. - Beide benen

Springen over een touw met draai:

- Er wordt recht voor de dikke mat gestaan. Je neemt een aanloop, zet af en tijdens de vluchtfase maak je een halve draai zodat je met op je rug landt.

Springen om een bank met 1 been.

- Vanaf de zijkant (beide benen) - Vanaf de voorkant.

- Van de bank af springen. - Differentiatie in hoogte.

Normale afsluitvorm:

- 3 herhalingen

Aanloop, doorlopen tot na de mat, teruglopen en springen.

- je neemt de 5 passen, loop helemaal door tot voorbij de mat. Daarna neem je paar passen terug tot voorbij het midden en spring je een fosbury flop.

- Zelfde alleen loop je terug voorbij het begin van de mat, daarna weer 2 passen naar voren en dan springen.

-

Zelfde als vorige alleen dan met loopsprongen. Normale afsluitvorm:

- 5 herhalingen.

Standflop:

- Je gaat met je rug naar de lat staan en probeert erover

naar de mat moeten landen. - Als je springt echt naar plafond

springen.

- Armen richting plafond.

- Hinkelen alsof je over een touwtje springt( goed omhoog komen).

- Bij elk hoedje een stap. - Spring naar het plafond. - Landt met je rug op de mat. - Heupen richting plafond gooien. - Armen naar plafond.

- Les 4 oefenen:

heen te komen door achteruit te springen.

- Eerst met 2 benen tegelijk en daarna met alleen je afzetbeen.

Aanloop, stilstaan en dan springen.

- Je maakt de passen bij elk hoedje. Je blijft op het moment dat je je laatste pas neemt stilstaan, wacht heel even en dan spring ja vanuit stilstand over het touwtje.

Aanloop en springen met volledig gestrekt lichaam.

- Je neemt een aanloop en vanuit je aanloop spring je. Je lichaam is helemaal gestrekt (ook de armen) en je gaat als een plank eroverheen.

Aanloop met extreem holle rug springen:

- Aan komen lopen en dan springen met een extreem holle rug.

Normale afsluitvorm:

- 7 herhalingen.

Nameting 1 (zonder druk) wordt gemeten terwijl ze aan het oefenen zijn. De hoogte wordt dan opgeschreven door de docent

Nameting 2 (met druk) wordt klassikaal gemeten.

- Rug als een brug. - Armen naar plafond

- Lichaam als een plank.

- Heupen wijzen naar het plafond - Je lichaam moet als de vorm van een

brug zijn.

AFSLUITING VAN DE LES Inhoud Organisatie

Evalueren van de les

Product: Techniek/doel behaald? Proces: Hoe is het verlopen?

AANDACHTSPUNTEN Beschrijving van de aandachtspunten per activiteit. Wat moet je zeggen, (laten) doen om de lesdoelen te bereiken? Fosbury flop

De aanloop:

1. De springer loopt van rechts aan en zet met links af (zet je met links af dan loop je rechts aan). 2. De laatste drie passen worden in een bocht gelopen

3. De afzetplaats is op 2 voeten afstand van de lat 4. De afzetvoet wijst in de richting van de lat De afzet:

1. Het zwaaibeen wordt goed op gezwaaid met een spitse knie in de richting van de verste paal. 2. De springer zwaait een of beide armen op, vooral de arm die het dichts bij de lat is

3. De springer strekt het afzetbeen volledig

4. De afzet is recht omhoog, de springer gaat niet naar de lat hangen De zweeffase

5. De springer gaat met de rug over de lat in een typische flophouding

6. De flophouding krijg je door het hoofd in je nek te leggen en je heupen omhoog te duwen

Als de heupen over de lat zijn, drukt de springer zijn kin op de borst en klapt zijn benen omhoog zodat hij de lat er niet afgooit.