• No results found

Hoofdstuk 4: Geleerde luchtverdedigingslessen uit de Zesdaagse Oorlog en de Jom Kippoer-oorlog

4.2 Lessen uit de Jom Kippoer-oorlog

De Jom Kippoer-oorlog leverde meer lessen op dan de Zesdaagse Oorlog. De kwetsbaarheid van tanks, de ineffectiviteit van de IAF, de grote effectiviteit van Russische grond-lucht geleide wapens en de uiteindelijke overwinning door Israël maakten furore in de militaire wereld. Al vlak na de oorlog werd een groot aantal analyses – met bijbehorende lessen en implicaties – uitgegeven.261 De lessen die

geleerd werden hadden verstrekkende gevolgen. De Amerikaanse generaal William E. DePuy was bijvoorbeeld zo onder de indruk van het conflict tussen de Israëli’s en de Arabieren dat hij op basis van analyses uitgevoerd door zijn Training and Doctrine Command (TRADOC) de Airland Battle- doctrine ontwikkelde, die vanaf de jaren ’80 de standaard werd voor het Amerikaanse leger.262

Evenwel was niet iedereen het eens over wat er nu precies te leren viel uit de Jom Kippoer-oorlog. In

259 Z.n., ‘Gat in de verdediging’, Onze Luchtmacht 21:4 (1969) 352-353; Z.n., ‘Nederland opgenomen in NADGE stelsel’, De Vliegende Hollander 24:4 (1972) 2-3, 3.

260 Studie inzake verdediging operationele KLu-objecten, 7, 21.

261 Een summier overzicht: A.J. Barker, ‘Aspects of the “October” 1973 war’, Royal Air Forces Quarterly 14 (1974) 301; R.W. Forsyth en J.P. Forsyth, ‘The Cheap Shot: The Lesson of the October War and Its Impact on NATO’, NATO’s Fifteen Nations 19:7 (1974) 82-83; Furlong, ‘Evolution’; Herzog, War of Atonement; B. Miller, ‘Israeli Losses may Spur ECM Restudy’, Aviation Week & Space Technology 95 (1973) 16; Van Creveld,

Military Lessons; B. Latter, ‘Lessons for NATO’; L. Williams, Military Aspects of the Israeli-Arab Conflict (Tel

Aviv 1975); Z.n., ‘Strijd in Midden-Oosten: Vliegtuigen contra raketten’, De Vliegende Hollander 29:12 (1973) 28-31; Z.n., ‘Lessen van ‘Yom Kippur’. Machtsverhoudingen in het Centraal-Europese luchtruim’, Onze

Luchtmacht 26:1 (1974) 12-16.

262 De AirLand Battle-doctrine was niet alleen gebaseerd op de lessen die geleerd werden uit de Jom Kippoer- oorlog. DePuy was ook beïnvloed door de inzet van het luchtwapen in de Tweede Wereldoorlog. Zie

de Militaire Spectator ontstond zelfs een kleine polemiek tussen J.H.F. Korving, docent aan de Rijksuniversiteit Groningen, en majoor H. de Vos van de Koninklijke Luchtmacht over de precieze implicaties van de oorlog.263 Op het gebied van de luchtverdediging focuste men zich vooral op de

gebruikte ECM-tactieken, de verdediging tegen zeer laagvliegende vliegtuigen, IFF-problemen, het belang van mobiele luchtverdediging.

Elektronische oorlogvoering

In de Jom Kippoer-oorlog nam de elektronische oorlogvoering een centrale rol in. Het belang van de technisch hoogstaande apparatuur die over en weer ingezet werd, leek de waarde van de ontwikkeling van goede ECM te bevestigen. Het succes dat de SA-6, SA-7 en ZSU-23-4 hadden bij het tegenwerken van elektronische storingsmiddelen van de Israëlische vliegers zorgde voor een aantal studies door de NAVO-lidstaten waarin nogmaals gekeken werd naar de manier waarop ECM en ECCM het beste ge- bruikt konden worden.264 Het was ook voor de Jom Kippoer-oorlog al duidelijk dat de zwaar op elek-

tronische middelen leunende moderne wapensystemen zonder adequate bescherming tegen elektroni- sche storingsmaatregelen vrijwel nutteloos waren. Een HAWK zonder radar zou bijvoorbeeld niet in staat zijn zijn doel te verkrijgen en dus geen accuraat vuur af kunnen leveren. De noodzaak van goede elektronische strijdmiddelen werd nog eens extra benadrukt door de ervaringen van de VS in Vietnam.265 Binnen de NAVO werd dit onderwerp voor 1973 echter een te lage prioriteit toegekend

om voldoende financiële steun te krijgen.266 De ervaringen uit oktober ’73 zorgden ervoor dat het

fundamentele belang van ECM ook door de hogere besluitvormingsregionen werd ingezien.267 Het po-

tentieel beslissende effect van een goede elektronische oorlogvoering had zich stevig in de gedachte- wereld van de NAVO-bewindslieden genesteld. Aan de kwetsbaarheid van geleide wapens voor ECM moest wat gedaan worden. De Tri-Service Group on Air Defence bijvoorbeeld, stelde dat “NATO needs to put greater efforts into developing its electronic warfare resources and into training personnel in operating in an ECM environment”.268

263 Zie: J.H.F. Korving, ‘De Jom-Kippoeroorlog, enkele lessen en implicaties’, Militaire Spectator 45 (1976) 363-366. Cf.: H. de Vos, ‘De Jom Kippoeroorlog, enkele lessen en implicaties voor luchtmachten’, Militaire

Spectator 45 (1976) 544-549.

264 Furlong, ‘Evolution’, 314.

265 Al eind 1969-begin 1970 werd de noodzaak van verdere training van het KLu-personeel in ECCM benadrukt. Commando Luchtverdediging, Beleidslijnen 1970 (januari 1970) 3. NL-HaNA, CVL, 2.13.142, inv.nr. 6. Zie ook: D. van der Aart, ‘ECM waarschuwt vlieger en stoort radar’, Onze Luchtmacht 24 (1972) 53; Lake en Hartman, ‘Air Electronic Warfare’, 44-45.

266 Krüger, ‘Entstehung’, 547; Z.n., ‘Aanval op het onzichtbare oog: Elektronische oorlogvoering in opmars’,

De Vliegende Hollander 30:1 (1974) 12-15; Z.n., ‘Elektronische oorlogvoering en onze Koninklijke

Luchtmacht’, De Vliegende Hollander 30:2 (1974) 10-11, 10; Z.n., ‘Elektronica contra elektronica’, De

Vliegende Hollander 30:8 (1974) 10-11. Bij de totstandkoming van de NADGE was overigens bewust gekozen

om de bestendigheid tegen elektronische storingsmaatregelen suboptimaal te houden om op deze manier de kosten te drukken. Zie: Van der Vegt, Take-Off, 210.

267 C. Bos, ‘Interview met generaal John Vogt. Nieuw Centraaleuropees luchtcommando: Vitaal voor NAVO’, De Vliegende Hollander 31:5 (1975) 22-25, 23.

De Jom Kippoer-oorlog benadrukte nog eens dat de NAVO-strijdkrachten in de jaren daarvoor niet genoeg hadden gedaan aan de ontwikkeling van effectieve elektronische oorlogvoeringsmiddelen. De meeste NAVO-landen beschikten enkel over ECM-apparatuur die bedoeld was voor de SA-2 en SA-3. De Amerikanen hadden deze apparatuur ontwikkeld in Vietnam, waar door schade en schande geleerd was hoe deze wapensystemen op effectieve wijze elektronisch te bestrijden. De SA-6, SA-7 en ZSU-23-4, met hun infrarode en optische geleiding, waren veel minder in Vietnam gebruikt.269

Optische geleiding kon bijvoorbeeld ook gebruikt worden wanneer de radar van het wapensysteem uitgeschakeld was, wat zorgde voor een relatieve immuniteit tegen ECM.270 De manier waarop de

Israëli’s uiteindelijk omgingen met de problemen die zij ondervonden bij de bestrijding van het Arabische luchtverdedigingsnetwerk, leek een oplossing te bieden. De uitweg bleek te liggen in een combinatie van tactiek en techniek. Zo bleek de radar van de SA-6 te ontwijken door hoog aan te komen vliegen, chaff uit te werpen en vlak boven het vijandelijke wapensysteem een scherpe daling te maken.271 Veel NAVO-militairen trokken uit de Jom Kippoer-oorlog dus de les dat de eigen geleide

wapens beter beschermd moesten worden tegen vijandelijke ECM en de eigen vliegtuigen in staat moesten zijn de vijandelijke geleide wapens met ECM te neutraliseren.

Evenwel zou het erg lastig worden om er achter te komen hoe de vijandelijke radars precies opereerden. Bepaalde onderdelen van een radar konden onderkend worden: een vlieger kon uit een ra- darstraal die zijn toestel raakte merken waar die vandaan kwam en door (met de boordapparatuur) de puls en radarfrequentie te analyseren zou hij daarnaast te weten kunnen komen wat voor straal de radar precies uitzond. Wat haast onmogelijk was te achterhalen was het passieve gedeelte, dat wat met de straal gebeurde zodra deze teruggekaatst was en weer bij de radar terecht was gekomen. Wat deden de informatieverwerkingssystemen van de Sovjetradars daarmee? Eén van de manieren om daar achter te komen was door middel van spionageoperaties, waarbij degene die het radarsysteem ontworpen had aan de tand gevoeld werd of de hand werd gelegd op een instructieboek. Dit soort operaties waren zeer lastig uit te voeren. Een andere optie was het ontvreemden van de radars zelf, zodat deze vervolgens uit elkaar gehaald konden worden, om zo de werking ervan te achterhalen.272 Zoals vermeld, was dit

precies wat de Israëli’s in de Jom Kippoer-oorlog (en overigens ook al in de Uitputtingsoorlog) hadden gedaan. De manier waarop deze informatie vervolgens bij de NAVO terecht kwam en verwerkt werd wordt in het volgende hoofdstuk behandeld.

269 Ibid.

270 Lake en Hartman, ‘Air Electronic Warfare’, 47.

271 Zoals eerder vermeld maakte deze manoeuvre het vliegtuig wel extra kwetsbaar voor het kanonvuur van de ZSU-23-4. Als de SA-6 in combinatie met de ZSU-23-4 werd gebruikt, was deze tactiek dus alsnog niet toereikend.

272 Interview met Ab Mollema en Henri Grootveld door auteur. Eén van de beroemdste verhalen over het ontdekken van de werking van een vijandelijk technisch systeem, is misschien wel het kraken van het Enigma- codesysteem van Nazi-Duitsland in de Tweede Wereldoorlog door de Britse inlichtingendiensten. De Britten hadden een codeboek weten te bemachtigen bij het veroveren van de Duitse trawler Krebs bij de kust van Noorwegen. Het kraken van Enigma is één van de grootste inlichtingensuccessen van de recente tijd. Zie bijvoorbeeld: A. Roberts, The Storm of War: A New History of the Second World War (Londen 2009) 350.

Verdediging tegen zeer laagvliegende vliegtuigen

De radars van de geleide wapens die in de jaren ’70 gebruikt werden, waren beperkt in hun dekking. Zelfs de radar van wapensystemen bedoeld voor de verdediging tegen lage hoogtes, zoals de SA-6 of de HAWK, was niet in staat lager te ‘kijken’ dan ongeveer honderd meter. Dit werd veroorzaakt door ground clutter, oftewel obstakels op de grond waar de radar niet door heen kon kijken. Dergelijke ge- leide wapens konden dan ook vrijwel niets doen tegen aanvallen door vliegtuigen die zeer laag over de grond aan kwamen vliegen. Dit maakte de verdediger kwetsbaar. Niet alleen konden doelen in het achterland gemakkelijker aangevallen worden, ook het geleide wapen zelf kon, als zij onverdedigd werd gelaten, uitgeschakeld worden door zeer laagvliegende vliegtuigen. Deze les werd urgenter doordat begin jaren ’70 de verwachte dreiging juist verschoof van (nucleaire) aanvallen door strategische bommenwerpers op grote hoogte, naar aanvallen door laagvliegende jachtbommenwerp- ers. In de Jom Kippoer-oorlog bewezen de SA-7 en de ZSU-23-4 hun nut tegen dit soort vliegtuigen.273

De MANPADS en het radargeleide luchtdoelkanon werden gezien als zeer adequate antwoorden op de dreiging van dergelijke aanvallen. De militaire pers besteedde veel aandacht aan deze nieuwe wapens.274 In Onze Luchtmacht werd zelfs gesproken van een ‘nieuwe dimensie in [de] luchtoorlog.’275

Hoewel de MANPADS en het radargeleide luchtdoelkanon effectieve antwoorden leken op de dreiging van luchtaanvallen op zeer geringe hoogte, konden deze wapens de bron van het probleem niet oplossen. Ze waren namelijk alleen op zeer korte afstand te gebruiken en daardoor niet geschikt voor de vaak zo gewenste Early Warning. Enkel als laatste redmiddel waren deze systemen geschikt. Derhalve werd het ook nodig geacht een manier te vinden om het ‘gat’ in het radarbeeld dat de NADGE verschafte te dichten. Er moest een radarsysteem gevonden worden dat in staat zou zijn om ook vliegtuigen waar te nemen die op zeer geringe hoogte het bondgenootschappelijk gebied binnen- drongen.

IFF-problemen

De Jom Kippoer-oorlog had bovendien aangetoond dat de problemen met eigen vuur in een operatie- gebied dat potdicht zat met luchtverdedigingseenheden, vrijwel onoverkomelijk waren. De grote verliezen aan eigen vuur die voornamelijk de Arabieren leden, lieten zien dat een goede regeling voor het onderscheid van vijandelijke en eigen vliegtuigen een vereiste was. Net zoals bij de elektronische oorlogvoering het geval was, had de IFF-problematiek ook voor de Jom Kippoer-oorlog al de aandacht van de NAVO. Echter betekenden de ervaringen in oktober ’73 dat er significant meer aandacht kwam

273 Latter, ‘Lessons for NATO’, 380-381.

274 General Dynamics’ Pomona Division, ‘Stinger – One Man Air Defense’, International Defense Review 8:4 (1975) 521-523; G.H. Kamphuis, ‘Nieuwe dimensie in luchtoorlog’, Onze Luchtmacht 26:1 (1974) 32-33; C. Latour, ‘Defense Against Low Level Air Attack’, NATO’s Fifteen Nations 19:4 (1974) 44-51; K. Peters, ‘Roland – a versatile low-level air defense system’, International Defense Review 8:2 (1975) 202-206; Z.n., ‘ Lessen van ‘Yom Kippur’, 15-16.

voor deze problematiek.276 Nu hadden de inrichters van het luchtafweersysteem in eerste instantie ge-

bruik gemaakt van aparte sectoren voor grond-lucht geleide wapens en vliegtuigen – aangeduid als de FIMEZ en de FEZ – juist om IFF-problemen te voorkomen. De wijziging van gebiedsverdediging naar meer objectverdediging, zorgde er echter voor dat deze indeling in sectoren steeds verder verstoord raakte. Dit maakte het opnieuw bestuderen van de regeling van IFF noodzakelijk. Bovendien was een dergelijke starre indeling in sectoren nadelig voor de flexibiliteit en mobiliteit van de luchtverdedi- ging. Daarnaast ging kon er niet meer uitgegaan worden van een oorlog waarin de gevechtszones dui- delijk gedefinieerd waren. De volgende oorlog zou er niet één van relatief statische fronten zijn, maar eerder – en dit bewees de Jom Kippoer-oorlog ook – één van “a swirling, lightning-fast, explosive mixture of friends and foes alike, each trying to sort the other out.”277 In een dergelijke oorlogssituatie

zou een goede IFF-capaciteit cruciaal, wellicht zelfs beslissend zijn.

Aan het begin van de jaren ‘70 maakte de Nederlandse krijgsmacht gebruik van de Mark X IFF-apparatuur, die al in 1952 door de Amerikanen was ontwikkeld. Deze apparatuur maakte gebruik van codes die niet versleuteld waren, wat een significant beveiligingsprobleem veroorzaakte. Al tijdens de Korea-oorlog (1950-1953) was de Mark X gecompromitteerd en daardoor minder betrouw- baar. Alhoewel de Verenigde Staten in 1964 de verbeterde versie Mark XII, die wel gebruik maakte van versleutelde codes en een aantal andere aan het licht gekomen problemen oploste, aan de NAVO- bondgenoten had aangeboden, weigerden de Britten deze te accepteren, omdat zij de voorkeur gaven aan hun eigen apparatuur. Dit stond de gewenste standaardisatie en integratie van de NAVO-lucht- verdediging in de weg.278 Dat de Nederlandse in de Britse luchtverdedigingssector opereerden maakte

deze problemen voor de Nederlanders extra actueel. Dit terwijl in de Jom Kippoer-oorlog nog maar eens pijnlijk werd benadrukt dat een goede regeling van de IFF noodzakelijk was. De Nederlandse IFF-apparatuur was dan ook hard aan verbetering toe.

Het belang van mobiele luchtverdediging

De moeite die de IAF had met het bestrijden van de SA-6, SA-7 en ZSU-23-4 had, naast de groter dan bestendigheid tegen ECM, voor een belangrijk deel te maken met de mobiliteit van deze wapensyste- men. De SA-6 en ZSU-23-4 waren beide – in tegenstelling tot de SA-2 en SA-3 –gemonteerd op een tankchassis met rupsbanden, waardoor ze zich na elke engagement weer konden verplaatsen. Daar- naast was de SA-7, aangezien het een wapen was dat door één persoon vanaf de schouder gevuurd kon worden, net zo mobiel als de individuele soldaat. Hun beweeglijkheid maakte het de Israëli’s vrijwel onmogelijk van tevoren geplande aanvalsmissies op deze geleide wapens uit te voeren. Vrijwel altijd

276 P.J. Nahin, ‘IFFN: a technological challenge for the ‘80s’, Air University Review (september/oktober 1976), online beschikbaar op: http://www.airpower.au.af.mil/airchronicles/aureview/1977/sep-oct/nahin.html (29 juli 2013).

277 Ibid.

278 Brief van het waarnemend Hoofd Bureau Verbindingen aan het Hoofd Afdeling Verbindingen-BDL, CTL/770123 A (23 juni 1977). NL-HaNA, 2.13.185, inv.nr. 770.

hadden de wapens zich na de vorige aanvaring met de IAF weer verplaatst. De mobiliteit van de SA-6, SA-7 en ZSU-23-4 verminderde hun kwetsbaarheid dus sterk. Dat de HAWK zo goed mogelijk mobiel was gemaakt, was een duidelijk symptoom van de wens van de NAVO tot een zo mobiel mogelijke luchtverdediging te komen. Maar de HAWK was, door de indeling in de HIMEZ/LOMEZ en het onvermogen om te vuren tijdens verplaatsingen, niet zo mobiel als gewenst. De NIKE was daar- naast volledig statisch. Ook de 40L70 was voornamelijk bedoeld voor een statische object- verdediging.279 Derhalve achtte de Tri-service Group on Air Defence het noodzakelijk de luchtverdedi-

ging mobieler te maken. Zij vroeg de NAVO de overlevingskansen van de geleide wapensystemen te vergroten “by increasing mobility”.280

Overigens had ook de Zesdaagse Oorlog het nut aangetoond van een zo mobiel en flexibel mogelijke luchtverdediging. Terwijl de NAVO-luchtverdediging gebaseerd was op een starre indeling in sectoren, hadden de Israëlische HAWK-groepen elk hun eigen gevechtsleiders die in direct contact stonden met de vliegtuigen, waardoor betere coördinatie mogelijk was. Hierdoor waren de Israëli’s in staat in hetzelfde gebied zowel met HAWKs als met jachtvliegtuigen op te treden. Nederlandse ge- vechtsleiders die in het operatiegebied van 2ATAF opereerden, hadden deze capaciteit niet: de gevechtsleiders van de HAWK hadden niet de mogelijkheid direct te communiceren met eventueel langs vliegende jachtvliegtuigen. Telkens als een eigen vliegtuig in de sector van de geleide wapens moest opereren, moest de vlieger via allerhande tussenstations zijn positie doorgeven aan de geleide wapens. Sommige officieren van de Koninklijke Luchtmacht wilden deze situatie verbeteren door deze mogelijkheid wel te verkrijgen.281 Door het oplossen van een relatief simpel IFF-probleem zou

namelijk een grote winst in flexibiliteit behaald kunnen worden. Met het meer mobiel inzetten van de HAWK zou daarnaast de kwetsbaarheid van deze wapensystemen verminderd kunnen worden.

279 Nota voor de voorzitter van de CVCS door de CLS Lt.Gen. J.H. Knoop inzake de actieve luchtverdediging

van 1LK en KLu vliegbases (22 maart 1974) 4. NL-HaNA, Def/CVCS, 2.13.180, inv.nr. 314.

280 Samenvatting van de Tri-Service-Group on Air Defence-studie, 8-9.