• No results found

Lering trekken uit het buitenland

onderzoek in nederland

5. conclusies en aanbevelingen

5.3 Lering trekken uit het buitenland

Uit hoofdstuk 3 blijkt dat nationale wetenschapssystemen fors verschillen. In het VK financiert onderzoeksfinancier UKRI alleen strategisch onderzoek. Ook in andere opzichten is het Britse systeem anders ingericht dan het Nederlandse, en het vormt geen aantrekkelijk voorbeeld voor Nederland. Eén belangrijke overeenkomst is er wel, namelijk dat beide systemen goed presteren, inclusief de relatieve omvang van de financiering vanuit de Europese kaderprogramma’s voor onderzoek en innovatie waarop het VK en Nederland beslag weten te leggen. Ook een aantal andere Europese landen is in hoofdstuk 3 kort de revue gepasseerd. Qua inrichting van het weten- schapssysteem lijken Zweden en Denemarken meer op Nederland dan het VK. Maar in verhouding presteert Nederland even goed of beter op uiteenlopende indicatoren van wetenschappelijke kwaliteit, inclusief het verdienvermogen bij de Europese kaderprogramma’s. Van deze landen is daarom niet zoveel te leren en in het recente

85

5. conclusies en aanbevelingen

leren. Van Denemarken is wel te leren dat de Danish Research Council zijn budget- ten in enkele duidelijk onderscheiden en gelijke compartimenten heeft ingedeeld, onder andere voor ongebonden en strategisch onderzoek. Twee Europese landen die hun wetenschapssysteem anders hebben ingericht dan Nederland en vergelijk- baar of beter presteren, zijn Duitsland (vergelijkbaar) en Zwitserland (beter). Van de Duitse en Zwitserse aspecten, die zich zouden kunnen lenen voor Nederland, springt het Duitse research excellence strategy-programma in het oog. Hierbij is een balans aangebracht in een doelbewuste strategie om het budget voor onderzoek te laten groeien, in samenhang met een kwaliteitstoets die is geïnspireerd op het Britse

research excellence framework (REF). Deze Duitse variant van de REF wordt namens

de federale regering en de länder uitgevoerd door de Duitse NWO, de Deutsche For- schungsgemeinschaft, in samenwerking met de Wissenschaftsrat. In Zwitserland zijn de eerste en tweede geldstromen als percentage van het bbp samen veel hoger dan in Nederland, en is het percentage strategische programmering in die geldstromen gering. De toename in onderzoeksfinanciering in Zwitserland is bovendien hoger dan de toename in het aantal studenten, in tegenstelling tot de Nederlandse situatie. Het Zwitserse wetenschapssysteem is verbonden met maatschappelijke sectoren, waar- door het talent- en personeelsbeleid beter op maat is gesneden dan in Nederland. Het betekent dat er in Zwitserland geen sterke competitie is om onderzoeksbudget. Wel strijden sectoren van de Zwitserse samenleving met elkaar om de grootste talen- ten aan te trekken. Daardoor levert het Zwitserse systeem veel rendement, wat opval- lend is door het grotendeels ontbreken van strategische sturing in de toekenning van onderzoeksbudget. Een ander kenmerk van het Zwitserse systeem is dat een select aantal universiteiten met kop en schouders boven de rest uitsteekt in de verschil- lende internationale ranglijsten. Hieraan is een deel het succes toe te schrijven. Hoofdstuk 3 staaft de constatering dat totaal verschillende wetenschapssystemen even excellent kunnen presteren. Tegelijkertijd bemoeilijkt dit het trekken van lessen uit buitenlandse voorbeelden, maar de KNAW adviseert om daarbij vooral naar Duitsland en Zwitserland te (blijven) kijken. Om het Nederlandse wetenschapssysteem te ver- gelijken met dat van Duitsland en Zwitserland zijn er in hoofdzaak twee invalshoeken. De eerste is om de systeeminrichting te analyseren in termen van verhouding tussen geldstromen, de mate waarin deze geldstromen worden verdeeld op basis van compe- titie, en de mate waarin ze zijn gericht op ongebonden en strategisch onderzoek. Op deze punten lopen de wetenschapssystemen van Nederland, Duitsland en Zwitserland inderdaad fors uiteen, wat een basis voor analyse kan bieden waarin alle aspecten van die wetenschapssystemen worden meegenomen en niet slechts onderdelen daarvan. De tweede invalshoek is om te analyseren welke prestaties met deze systemen wordt bereikt. Dan blijkt dat systemen die zeer verschillend zijn ingericht, toch uitstekende resultaten kunnen opleveren. Dat slaat het fundament onder de landenvergelijking voor een deel weg, maar wel blijkt dat twee derde van de opbrengst en het effect van het wetenschapssysteem kunnen worden toegewezen aan de budgettaire invester- ing. Ruime budgettering helpt dus, maar deze wijsheid kan niet zomaar worden

geëxtrapoleerd voor Nederland. Meer geld in het wetenschapssysteem kan alleen meer resultaat opleveren als het systeem die geldstromen goed kan accommoderen en als de output ervan kan worden geabsorbeerd in de samenleving. Tegen deze relativerende achtergrond kunnen het Duitse en Zwitserse voorbeeld aanknopingspunten bieden.

3. Zwitserse academici worden nationaal en internationaal zeer hoog gewaardeerd. Het Zwitserse wetenschapssysteem kenmerkt zich door ruime onderzoeksfinan- ciering waaraan nauwelijks strategische sturing is verbonden. Het Duitse research

excellence strategy-programma, waarbij meer budget wordt geboden aan op kwaliteit

geselecteerde universiteiten en onderzoeksscholen, kan voor Nederland in combina- tie met elementen van het Zwitserse systeem inspirerend zijn.

Veel inspiratie kan worden ontleend aan het voorbeeld van de opeenvolgende kader- programma’s van de EU voor onderzoek en innovatie. Na vele jaren van uitstekend gedocumenteerde ervaring en hoog rendement is een systematiek geworteld waarbij ongebonden onderzoek en strategisch onderzoek in twee gelijkwaardige, gescheiden en budgettair gelijke pijlers worden gerealiseerd naast een derde, kleinere pijler voor in hoofdzaak industrieel onderzoek en ontwikkeling. Deze les kunnen we ook leren van de Deense situatie. Beide voorbeelden nopen de KNAW ertoe om deze systema- tiek ook voor NWO voor te staan.

NWO kan zich in overleg met het ministerie van OCW en het gehele wetenschapsveld inzetten om twee gelijke budgettaire pijlers te realiseren en te handhaven: één voor ongebonden onderzoek en één voor strategisch onderzoek.

4. De KNAW adviseert om, naar het voorbeeld van de EU-kaderprogramma’s, bij NWO twee aparte, gelijkwaardige en budgettair gelijke pijlers te realiseren voor ongebon- den en strategisch onderzoek.

5.4 De verhouding van talentontwikkeling tot ongebonden