• No results found

Leren lezen is niet in elke taal even moeilijk Jeanne Kurvers/Universiteit van Tilburg

In document Alfa-nieuws. Jaargang 9 · dbnl (pagina 62-68)

Leren lezen in het Chinees is iets anders dan leren lezen in het Latijnse alfabet. Maar ook als verschillende talen het Latijnse alfabet gebruiken, kan het leren lezen meer of minder makkelijk zijn. Dat heeft niet alleen te maken met de spelling, maar ook met eigenschappen van de taal zelf. In deze bijdrage legt Jeanne Kurvers uit hoe dat zit.

Introductie

In een eerder nummer van ALFA-nieuws (jaargang 7, nr. 4) werd aandacht besteed aan de verschillende schriftsystemen die er bestaan in de wereld. Grof gezegd bestaan er drie typen schriftsystemen: logografische schriftsystemen waarin een teken verwijst naar een woord of morfeem in de gesproken taal (bijvoorbeeld het Chinese

karakterschrift), syllabische schriftsystemen waarin een teken een lettergreep representeert (bijvoorbeeld het Tamil) of alfabetische schriftsystemen, waarin een teken verwijst naar een spraakklank (foneem) in de gesproken taal. In sommige alfabetische schriften worden klinkers niet altijd geschreven (zoals het Arabisch of het Hebreeuws), in het Latijnse alfabet wel. Dat is het basisprincipe van de indeling, maar in werkelijkheid zijn alle schriftsystemen iets minder eenduidig. Zo hebben veel Chinese karakters ook een hint voor hoe een woord uitgesproken moet worden, en hebben veel lettergrepentekens een extra ‘aanhangsel’ dat varieert met de klinker in het woord. Vergelijk bijvoorbeeld de schrijfwijze voor de lettergrepen ba bu bi

baa be, b en bo in het Geez in figuur 1.

Figuur 1 Enkele letters uit het Tigrinya alfabet (Geez)

Maar ook talen die allemaal het Latijnse alfabet gebruiken, zoals het Nederlands, het Engels, het Teturn of het Portugees (zie de tekst van Danielle Boon elders in dit nummer), verschillen in moeilijkheidsgraad voor de beginnende lezer. Er zijn ten minste drie redenen waarom het ene Latijnse schrift makkelijker te leren is dan het andere. De eerste reden heeft te maken met de spelling die voor een taal gebruikt

verschillen in spelling, daarna op twee kenmerken van talen die het voor een beginnende lezer makkelijker of moeilijker kunnen maken om te leren lezen en schrijven.

De spelling: meer of minder transparant

Talen die het Latijnse alfabet gebruiken, kunnen verschillen in hoe eenduidig de klanken (fonemen) van de gesproken taal weergegeven worden, of, met andere woorden, hoe ‘klankzuiver’ een spelling is. Het Fins en het Kroatisch heb

8

ben wat dat betreft de meest eenvoudige spelling (en doorgaans ook veel talen zoals het Tetum die nog niet zo lang geschreven worden). Steeds als een bepaalde klank opduikt in een gesproken woord, wordt hetzelfde teken, dezelfde letter gebruikt. De klank /a/ wordt bijvoorbeeld altijd als a geschreven, de klank /oe/ als u. In die talen kun je, grof gezegd, bijna alle woorden correct spellen als je de regel ‘schrijf het woord zoals je het hoort’ toepast. Het Engels en het Frans hebben een heel wat minder transparante spelling. De klank /oe/ kan in het Engels bijvoorbeeld geschreven worden als o (to, who), als oo (goose, too much), als ou (you). Omgekeerd kan eenzelfde letter gebruikt worden om heel verschillende klanken aan te geven. Het grafeem ou verwijst bijvoorbeeld naar de klanken /A/, /oe/, /ou/, of /eo/ (tough, youngster, through, about, although). Een orthografie als de Engelse wordt wel een diepe orthografie genoemd: hoe een woord geschreven wordt, wordt niet alleen bepaald door de uitspraak, maar bijvoorbeeld ook door morfologische regels. De verleden tijd wordt bijvoorbeeld altijd als ed gespeld, ook al wordt deze verschillend uitgesproken (bijvoorbeeld als /ed/ in hated, als /d/ in called of als t in crossed). De Nederlandse spelling zit qua eenvoud tussen die twee typen uitersten in: minder eenvoudig dan het Fins, maar veel eenvoudiger dan het Engels. De klank /oe/ wordt bijvoorbeeld altijd als oe gespeld (moeder, koe, stoel, ploert, maraboe), maar de klank /ie/ kan bijvoorbeeld geschreven worden als ie (ieder), i (ivoor) of y (baby).

De taal

Er zijn twee redenen waarom het in de ene taal makkelijker is om te leren lezen en schrijven dan in de andere taal, ook als die talen allebei het Latijnse alfabet gebruiken. De eerste oorzaak is gelegen in de inventaris van klanken in die taal, met andere woorden; hoeveel verschillende klanken er bestaan in een taal. De tweede oorzaak is gelegen in het aantal mogelijkheden dat een taal heeft om lettergrepen te maken.

Inventaris van klanken

Talen kunnen sterk verschillen in hoeveel verschillende klanken in die taal

onderscheiden worden (grofweg van minder dan 15 tot meer dan 80), maar verreweg de meeste talen hebben een aantal klanken, dat varieert van 20 tot 40. Om een voorbeeld te geven: het Spaans kent vijf klinkers (a, i, e, u, o), het Nederlands 14. Een taal leren lezen die maar 17 verschillende klanken heeft, is een stuk makkelijker dan een taal die meer dan 50 verschillende klanken heeft. Vooral het aantal klinkers maakt het leren lezen in het Latijnse alfabet meer of minder gemakkelijk. Dat komt omdat er in het Latijnse alfabet maar vijf tekens voor klinkers bestaan. Alle andere klinkers moeten gemaakt worden van combinaties van die klinkertekens (zoals in het Nederlands, aa, ie, eu, ou, ie) of met behulp van hulptekens zoals de accenttekens in het Frans (à, á, è, é) of de umlaut in het Duits. Als je taal toevallig maar vijf klinkers heeft, is leren lezen een stuk gemakkelijker. Het Somalisch bijvoorbeeld kent vijf klinkers die kort en lang uitgesproken kunnen worden. De korte klinkers zijn de a,

dan onze ingewikkelde combinaties van letters om alle klinkers van het Nederlands te maken.

Mogelijke lettergrepen

Een tweede kenmerk van talen dat relevant is hier, is hoe een lettergreep in een taal eruit kan zien. Er is groot verschil tussen talen in het aantal lettergrepen dat mogelijk is in een taal. Een lettergreep bestaat uit een klinker met daarvoor en daarna geen, een, of meerdere medeklinkers. Een lettergreep moet in elk geval een klinker hebben, wat daarna en daarvoor kan staan, verschilt van taal tot taal. Vergelijk bijvoorbeeld de woorden papa en herfststorm. Dat zijn twee woorden die allebei uit twee

lettergrepen bestaan (pa-pa en herfst-storm) maar in het eerste woord bestaan de lettergrepen uit een simpele combinatie van een medeklinker en een klinker, in het tweede voorbeeld uit een klinker met daarvoor en daarna een aantal medeklinkers dat kan variëren van een tot vier. In het volgende voorbeeld gebruik ik de aanduiding

9

Er zijn veel talen op de wereld waar alleen het volgende rijtje een lettergreep kan vormen:

v (bijvoorbeeld de i in ivoor) cv (zee)

vc (op) cvc (pen)

Dat geldt bijvoorbeeld voor veel Semitische talen, en grotendeels ook voor talen als het Spaans en het Turks (dat kenmerk is ook de reden dat cursisten moeite hebben met de uitspraak van medeklinkerclusters: de tweedetaalcursist hoort vaak een klinker tussen twee medeklinkers. In het Nederlands ligt dat heel anders. Daar kan het rijtje mogelijke lettergrepen er heel anders uitzien (zie figuur 2).

Figuur 2 Mogelijke lettergrepen in het Nederlands.

Het Tetum in het artikel van Danielle Boon is een voorbeeld van een taal waarin de meeste lettergrepen gevormd

Docente voor de klas; rechts mogelijke lettergrepen

moet leren synthetiseren is ka (en misschien nog een enkele keer een cvc-combinaties als kat). Dat is plezierig voor een beginnende lezer, omdat je bij wijze van spreken het rijtje mogelijke lettergrepen van buiten kunt leren. En lettergrepen synthetiseren tot een woord (ka-ter = kater) is relatief makkelijk, ook voor analfabeten. Woorden analyseren in klanken, of klanken weer synthetiseren tot woorden daarentegen is voor beginnende lezers (kinderen en volwassenen), extreem moeilijk. In talen als het Tetum kun je bij wijze van spreken het volgende rijtje lettergrepen van buiten leren:

Ka ku ke ki ko La lu le li lo Ta tu te ti to

En als je dat rijtje hebt geleerd, dan kun je meteen al diverse woorden in die taal lezen (ook langere woorden) eenvoudigweg door die lettergrepen op diverse manieren te combineren (bijvoorbeeld kaku, kula, tetuki, toko enzovoort). Vanaf het begin kun je dan als docent met langere en meerlettergrepige woorden aan de slag. Een woord als herfst leren lezen is - omdat nu klanken verbonden moeten worden - lastiger dan een nog langer woord als kalutiko lezen.

Kortom, ook talen die allemaal het Latijnse alfabet gebruiken, kunnen heel erg verschillen in hoe gemakkelijk het zal zijn die taal te leren lezen en schrijven. Voor tweede-taalleerders van wie de eigen taal zo'n mooie eenvoudige combinatie kent van vooral cv-combinaties, zal het leren lezen en schrijven in het Nederlands met die vele medeklinkersclusters dan ook extra moeilijk zijn (en het leren uitspreken uiteraard ook).

10

In document Alfa-nieuws. Jaargang 9 · dbnl (pagina 62-68)