• No results found

Door de contacten met onderwijs, melkveehouders, stalinrichters, welstandcommissie, architecten, composteringsdeskundigen en beleidmakers is veel geleerd. Daarnaast hebben de

onderzoeksresultaten op proefbedrijven en ervaringen op praktijkbedrijven antwoorden gegeven op veel vragen. Maar tegelijk zijn weer nieuwe vragen opgeworpen. Er is veel geleerd uit de

communicatieactiviteiten. Het leerproces is een gevolg van een bewust opgezette open communicatie via verschillende media en diepgaande discussies met voorlopers. Dat leerproces is hieronder schematisch weergegeven (figuur 45). Er is sprake van een telkens doorlopende leercyclus waarin oplossingen en antwoorden gevonden worden maar ook nieuwe vragen ontstaan. In onderstaand schema is aangegeven welke aspecten belangrijk zijn bij het innoveren en leren in de praktijk.

Figuur 45 Schematische weergave van het leerproces volgens de DEED aanpak (Bron: Giller et al, 2008)

DEED staat voor Describe (beschrijven), Explain (verklaren), Explore (verkennen) en Design (ontwerpen). De verschillendede onderdelen in deze cyclus worden aangedreven door Drive (wat beweegt de deelnemers), Learning (wat leren de deelnemers uit experimenten), Studies (wat zijn de mogelijkheden van nieuwe richtingen en welke gevolgen hebben ze, bijvoorbeeld voor de

duurzaamheidsaspecten) en New Concepts (hoe zien de herontwerpen eruit). Dit schematisch leerproces is toegepast op de ontwikkeling van de vrijloopstal. Drive

Drive geeft aan wat de drijvende krachten van melkveehouders zijn voor een vrijloopstal. Uit contacten met melkveehouders de afgelopen jaren blijkt dat beter dierenwelzijn, langere levensduur van het vee, betere mestkwaliteit, minder mestvolume en goedkoper stallen belangrijke ‘drivers’ zijn om aan de slag te gaan met de vrijloopstal als alternatief voor de ligboxenstal. De keuze van type bodem wordt mede bepaald door de beschikbaarheid van bodemmateriaal in de regio en de afzetkansen van het andere type mest. Inzicht in de verschillende motieven is belangrijk om het belang van

duurzaamheidaspecten in te schatten en voor het maken van een stalontwerp dat past bij die ondernemer en zijn bedrijfsomstandigheden.

Leren en experimenteren

In het voortraject van stalontwerp en vergunningaanvraag kan men al veel van elkaar leren. Juist in deze fase is het belangrijk de motieven achter verschillende keuzes uit te wisselen en het belang van keuzes goed in te schatten. Door aan de slag te gaan met deze keuzes op proef- en praktijkbedrijven is inzicht verkregen in de relatie tussen de verschillende bedrijfsonderdelen en de

als bovenbouw, situering voerpad en melkrobots, wel of geen loopgang achter het voerhek, aanleg van mestkelders, aanleg bodem, keuze voor bodemmateriaal of management van de bodem. De vragen vanuit de praktijk richten zich steeds meer op bodems met verschillende soorten

compostmateriaal of met verse houtsnippers die in de stal composteren. Een enkele melkveehouder wil ervaring opdoen met een zandbodem.

Het is belangrijk om bij het begin van een innovatieproces verschillende opties open te houden om maximaal te kunnen leren. De praktijk lijkt zich nu vooral te focussen op bodems met compostachtig materiaal, maar maakt daarbij onderscheid tussen composteerbodems waarin het doel is om de uitgangsmaterialen samen met de mest in de stal te composteren en compostbodems waarbij elders gecomposteerd materiaal regelmatig wordt aangevoerd om de toplaag van het ligbed droog te houden.

Naast deze lijn wordt in andere projecten door stichting Courage en Jacob Noord op kleine schaal geëxperimenteerd met kunststofvloeren waarbij de dikke fractie door een doorlaatbaar doek gescheiden wordt van de urine die via drains in de onderlaag wordt afgevoerd.

Studies en nieuwe concepten

Studies zijn nodig om nieuwe wegen te verkennen, bijvoorbeeld ander bodemmateriaal, management van de bodem, inrichting stal of bovenbouw. Ook extra maatregelen kunnen nodig zijn om de emissies te beperken of de toplaag droog te houden. De studies resulteren in nieuwe technieken of nieuwe stalconcepten die vervolgens beproefd kunnen worden. Bij Wiersma is bijvoorbeeld een

beluchtingssysteem in de compostbodem toegepast. De invloed hiervan op de emissies wordt nog onderzocht. De discussies over stalontwerpen leveren verschillende nieuwe gedachten op zoals ronde stal, automatisch cultiveren, voeren met mobiele voersystemen in het ligbed of foliekas als

bovenbouw. De combinatie van een foliekas met een mobiel voersysteem is door bedrijf Havermans gerealiseerd. Er is dan geen voerpad en loopgang achter het voerpad meer nodig. Alle mest komt op de compostbodem terecht. Omdat de foliekas weerstand kan oproepen bij de welstandcommissies heeft een melkveehouder in Groningen samen met architectenbureau Libau en DLV een dakvorm ontworpen die past in het landschap. Ook leveranciers van bovenbouw zoals bijvoorbeeld ID Agro ontwikkelen eigen concepten en profileren zich met vrijloopstallen.

Onderhandelen tussen kansen en conflicten

De drijvende krachten gericht op beter dierenwelzijn en betere bodemvruchtbaarheid kunnen leiden tot conflicten op andere duurzaamheidsaspecten. Met moet daarom keuzes maken om meerdere duurzaamheidbelangen te dienen. Een belangrijk spanningsveld ligt tussen meer ruimte geven aan de koe en beperken van de emissies van ammoniak, geur, fijn stof en broeikasgassen. In een vrijloopstal neemt het bevuild oppervlak per koe namelijk sterk toe ten opzichte van een ligboxenstal. Dit vraagt een grote verlaging van de emissies van ammoniak en broeikasgassen per m2. Een losse bodem bijvoorbeeld beperkt vermoedelijk de emissie omdat de urine meer en sneller in de bodem trekt. Dit kan ten koste gaan van de draagkracht voor de koeien. De bodem moet daarom zodanig bewerkt worden dat beide belangen gediend worden.

Een ander voorbeeld is dat door de combinatie van schaalvergroting en meer oppervlak per koe de stallen aanmerkelijk groter worden. Dit vergt een groter bouwblok. De kwaliteit van het gebouw en aankleding van het erf zijn dan belangrijk voor het verkrijgen van een vergunning. Zo zullen er zowel rond technische aspecten als regelgeving oplossingen gezocht moeten worden voor de (schijnbare) tegenstellingen.

Uiteindelijk gaat het erom conflicten te voorkomen en keuzes te maken die leiden tot een integraal duurzaam houderijsysteem.

8 Aanbevelingen