• No results found

4. Regulering toeristische verhuur

4.2. Huisvestingswet 2014

4.2.3. Leefbaarheid

De leefbaarheid wordt in de memorie van toelichting naast schaarste als het tweede motief genoemd voor het aanwenden van de bevoegdheden in de Huisvestingswet. De wetgever heeft een duidelijk onderscheid willen maken tussen deze twee motieven wat blijkt uit de aparte behandeling in de wetsgeschiedenis. Met leefbaarheid wordt gedoeld op de leefbaarheid in de directe omgeving van de woonruimte en de invloed daarvan op het woon- en leefklimaat.87

Deze leefbaarheidsgrond is echter bij nota van wijziging geschrapt uit artikel 2 Hvw en kan sindsdien niet meer als grond aangevoerd worden.88 De reden hiervoor, zoals volgt uit de

parlementaire stukken, is ‘dat het een lastig te definiëren begrip is en het in die zin in het kader

van de rechtszekerheid ook slecht toepasbaar is’.89 Het schrappen van de leefbaarheidsgrond

betekent dat de bevoegdheden met betrekking tot de woonruimtevoorraad alleen nog maar op grond van het schaarsteargument aangewend kunnen worden. In 2014 is nog geprobeerd de leefbaarheid weer aan de Huisvestingswet toe te voegen, echter is dit amendement niet aangenomen.90 Met betrekking tot het schrappen heeft Siewers het volgende gesteld:

‘De memorie van toelichting dient te worden gelezen in de context dat het belang van

leefbaarheid als grond voor aanwending van de bevoegdheden bij de totstandkoming van de wet tot tweemaal toe is verworpen.’91

Zelfs vóór het schrappen had de leefbaarheid als grond een beperkte werking. In de memorie van toelichting wordt gedoeld op een bepaald type leefbaarheidsproblemen, namelijk overlastsituaties op het schaalniveau van specifieke woningen, een woningcomplex of een

87 Wirken & van der Laan, VGR 2020/3, p. 61. 88 Kamerstukken II 2009/10, 32 271, nr. 14. 89 Kamerstukken II 2013/14. 32 271 nr. 30. 90 Kamerstukken II 2013/14, 32 271, nr. 14. 91 Siewers 2020, p. 59.

straat. De bestrijding van leefbaarheidsproblemen is beperkt tot kleinschalige situaties92 en kan

dus niet bij problemen op grotere niveaus ingeschakeld worden. Daarnaast is ook sturing in de woonruimteverdeling op grond van het leefbaarheidsargument ingeperkt tot problemen waarbij alleen de woonruimteverdeling, eventueel in combinatie met andere maatregelen, een oplossing biedt.93

Bij het instellen van een vergunningsplicht kan de leefbaarheid dus niet als grond aangewend worden. Indien dit wel wordt gedaan is er sprake van een ongerechtvaardigde beperking van het eigendomsrecht wegens het ontbreken van een wettelijke grond. Ook zorgt het schrappen, in combinatie met de tekst van de memorie van toelichting, dat het minder precies en voorzienbaar is wat al wettelijke grond aangewend kan worden. De leefbaarheid kan echter wel meegenomen worden in de beoordeling bij het verlenen van een onttrekkingsvergunning in concrete gevallen. Dit volgt uit artikel 24 Hvw waarin staat dat in de huisvestingsverordening weigeringsgronden opgenomen kunnen worden voor vergunningen. Dat het een rol kan spelen bij de besluitvorming is ook door de Eerste Kamer bevestigd tijdens de behandeling van het wetsvoorstel.94 De rechter heeft hierover geoordeeld:

‘dat bij de belangenafweging in het kader van de beslissing op een aanvraag om verlening van een onttrekkingsvergunning ook de leefbaarheid in de omgeving van de desbetreffende woonruimte te worden betrokken’.95

De leefbaarheid kan dus niet aangevoerd worden als een op zichzelf staande grond voor het aanwenden van bevoegdheden door de gemeente, maar kan in concrete gevallen van vergunningsaanvragen meegenomen worden in de beoordeling.

Gemeente Amsterdam

De bevoegdheden in de Huisvestingswet kunnen dus alleen aangewend worden indien er sprake is van onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste. De gemeente Amsterdam

92 Kamerstukken II 2009/10, 32 271, nr. 3. 93 Idem.

94 Vols & De Boer, Gst. 2018/99; Kamerstukken I 2013/14, 32 271, C, p. 7. 95 ABRvS 10 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:336, rov. 4.1.

heeft de totstandkoming van de HVV 2020 dan ook onderbouwd met schaarsteargumenten met verwijzing naar Schaarstepatronen 2019.

Vergunningen voor onttrekking aan de woonruimtevoorraad worden in de HVV 2020 een voorraadvergunning genoemd. Bij het verlenen van deze vergunning moet een belangenafweging worden gemaakt tussen het belang van de aanvrager en het algemeen belang, de samenstelling van de woningvoorraad. Bij deze belangenafweging kan ook de leefbaarheid in een wijk, buurt of straat worden betrokken volgt uit de memorie van toelichting.96 Dit is een

breder criterium dan bij het opstellen van de Huisvestingswet was voorzien, dit was namelijk tot maximaal straatniveau. De toegenomen toeristenstroom heeft volgens de gemeente Amsterdam een effect op de leefbaarheid van wijken door bijvoorbeeld de gehorigheid van Amsterdamse woningen en het afwijkende leefritme van toeristen.97 Een vergunning kan dus

in het concrete geval geweigerd worden op grond van het behoud van de leefbaarheid.

4.3. Tussenconclusie

Kortom, de Huisvestingswet dient, ondanks dat deze hier niet op toegesneden is, als wettelijke grond voor de regulering van toeristische verhuur. De bevoegdheden in de Huisvestingswet, zoals het opstellen van een huisvestingsverordening, kunnen alleen aangewend worden als er sprake is van onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste. In de gemeente Amsterdam is er sprake van schaarste in het hele gebied op grond waarvan de HVV 2020 is opgesteld.

Ook bij het instellen van de vergunningsplicht voor woningonttrekking van artikel 21 Hvw dient er sprake te zijn van schaarste. Van woningonttrekking is sprake als een woning bestemd voor bewoning, niet meer duurzaam en permanent bewoond wordt. De tendens in de rechtspraak is dat toeristische verhuur snel als woningonttrekking aangemerkt wordt. Echter kan beargumenteerd worden dat dit een te ruime uitleg van het begrip woningonttrekking is. Incidentele verhuur leidt namelijk niet tot onttrekking aan de woonruimtevoorraad als er nog sprake is van duurzame en permanente bewoning van de eigenaar. De oplossing voor dit probleem zou gevonden kunnen worden in het maken van een duidelijk onderscheid tussen

96 Toelichting HVV 2020, II Artikelsgewijze toelichting bij art. 3.3.1 HVV 2020. 97 Wirken & van der Laan, VGR 2020/2, p. 61.

incidentele verhuur waarbij de eigenaar hoofdbewoner is en blijft, en regelmatige verhuur waarbij geen sprake meer is van duurzame bewoning.

Naast schaarste kan de leefbaarheid, wegens het schrappen uit de Huisvestingswet, dus niet aangevoerd worden als een op zichzelf staande grond voor het aanwenden van bevoegdheden door de gemeente. Als dit wel gebeurt, is er sprake van een ongerechtvaardigde inbreuk op het eigendomsrecht wegens het ontbreken van een wettelijke grond. Wegens het schrappen heerst er onduidelijkheid over de toepassing van het leefbaarheidsargument. Dit gaat ten koste van de voorzienbaarheid en precisie van de Huisvestingswet als wettelijke grond. In concrete gevallen kan de leefbaarheid wel meegenomen worden in de beoordeling van vergunningsaanvragen.

5. Wetsvoorstel ‘Wet toeristische verhuur van woonruimte’