5.4.1 Sporen en structuren
5.4.1.1 Greppels en greppelsystemen
Behalve het gefragmenteerde greppelsysteem uit de late ijzertijd/Romeinse periode werd ook een systeem van greppels met een andere axialiteit aangetroffen, daterend in de late middeleeuwen. In tegenstelling tot het late ijzertijd/Romeinse greppelsysteem, dat verspreid is over het volledige onderzoeksgebied, lijkt dit laatmiddeleeuws systeem zich te beperken of zelfs te clusteren tot de zuidwestelijke helft van het onderzoeksgebied. Bovendien is het laatmiddeleeuws greppelsysteem een stuk complexer, vanwege de grote densiteit aan greppels op een beperkte oppervlakte. Daarom kunnen er naar alle waarschijnlijkheid verschillende fasen in worden onderscheiden. Het kan echter duidelijk van het late ijzertijd/Romeinse systeem worden onderscheiden op basis van oriëntatie en axialiteit. De late ijzertijd/Romeinse greppels zijn immers iets meer op het noorden gericht.
Er zijn brede en smalle greppels te onderscheiden. De brede greppels geven mogelijk een bepaalde areaalafbakening aan, al kan een waterafvoerende functie ook niet uitgesloten worden. De lijn tussen beide functies is ook niet altijd even recht te trekken. Meestal zullen de greppels, die een perceel of eigendom afbakenen, ook water afvoeren en greppels om water af te voeren zullen worden aangelegd op de grenzen, om binnen het areaal de oppervlakte maximaal te kunnen benutten. Kleine waterafvoerende greppels zijn meestal van tijdelijke aard en laten nauwelijks sporen in de bodem na.
De functie van de smallere greppels is onduidelijk. Mogelijk kunnen ze gezien worden als een spontane evolutie of groei in het licht van het landgebruik. De datering van het aardewerk uit deze greppels schept hieromtrent geen duidelijkheid, aangezien het aardewerk niet scherp genoeg gedateerd kan worden om deze evolutie op niveau van enkele jaren of zelfs decennia vast te stellen.
Een groot deel van deze greppels kan teruggevonden worden op de kaart van Ferraris en op de kaart van de Bouvekercktienden (cf. supra). Deze kaarten bevestigen dat het in grote mate perceelsgreppels betreft, aangezien ze daar aangeduid staan als afbakeningen van verschillende arealen (mogelijk met verschillende gewassen). Het feit dat de greppelsystemen met deze axialiteit op de kaarten uit de Nieuwe Tijd voorkomen geeft aan dat ze een oorsprong in de late middeleeuwen hebben. De afwezigheid op de kaarten van de greppels in de axialiteit die toegewezen
is aan de late ijzertijd/Romeinse periode geeft aan dat deze volledig verdwenen waren en ook geen relatie hebben met de middeleeuwse systemen. A. AREAAL 1: AFBAKENING VAN HET BRUIKBARE LAND Een eerste greppel (greppel 35) wordt gevormd door sporen 116, 192, 228, 256, 399, 401, 412, 454, 455, 456 en 519. Spoor 256 vormt een aftakking van deze greppel om door te lopen in spoor 407. Zij vormen samen greppel 67. Op het terrein was duidelijk zichtbaar dat deze greppels een begrenzing vormen tussen de zuidelijker gelegen gronden, die opmerkelijk natter zijn en de noordelijker gelegen gronden, die hoger op de helling liggen en dus droger zijn. Deze opdeling is ook op beide voornoemde kaarten (Ferraris en Bouvekercktienden) zichtbaar.
Greppels 35 en 67 hebben een maximale breedte van respectievelijk 5,47 en 4,41 m en een maximale diepte van respectievelijk 104 en 72 cm. Deze greppels zijn dus dieper dan de overige
greppels, wat verklaard kan worden door hun ligging op de grens tussen droge en nattere gronden, waardoor er meer water diende opgevangen te worden. Door de afvoer van water erodeert een greppel eveneens, waardoor de breedte van nature zal toenemen. Op de kaart van de Bouvenkercktienden is zichtbaar dat dit greppelsysteem aansluit op de gracht van de site met walgracht ten zuidoosten van het onderzoeksgebied. Er kan gesteld worden dat de greppels niet alleen een opdeling van het terrein bewerkstellingen, maar ook een waterafvoerende functie hebben en tegelijkertijd de walgracht van watertoevoer voorzien. Figuur 80 Coupefoto’s en ‐tekeningen van greppel 35
De vulling bestaat uit bruin(grijs) lemig zand met ijzerconcreties. Uit greppel 35 werd één wandfragment grijs aardewerk aangetroffen en een stuk van een dakpan (spoor 256, V356). Uit spoor 454 werd een bodemfragment roodgeglazuurd aardewerk aangetroffen. Deze heeft een uitgeknepen standring en is zowel aan de buiten‐ als aan de binnenkant met loodglazuur bedekt.
Uit spoor 116 werden 2 wandfragmenten steengoed gerecupereerd, 4 wandfragmenten roodbakkend aardewerk met rode en olijfgroene glazuur en 2 wandfragmenten grijs aardewerk (V160). Er werden tevens 4 wandfragmenten geglazuurd, roodbakkend aardewerk aangetroffen, waarvan 2 fragmenten een aanzet tot een oor hebben (V323).
Uit greppel 67 konden 10 wandfragmenten grijs aardewerk worden gerecupereerd (Spoor 407, V260). Zij behoren vermoedelijk tot eenzelfde recipiënt.
Figuur 82. Foto’s van een randfragment uit spoor 454 (voor‐ en achterzijde).
Op basis van het aardewerk kan dit systeem gedateerd worden in de late middeleeuwen. Het grijze aardewerk komt voor vanaf de volle middeleeuwen, maar de rode en de geglazuurde baksels, alsook het steengoed, komt voor vanaf de late middeleeuwen, met name vanaf de late 13e en de 14e eeuw. Vermoedelijk is dit greppelsysteem ten vroegste in de 14e eeuw te plaatsen. B. AREAAL 2 Een deel van bovenvernoemde greppel 35 vormt samen met greppels 44, 53, 54 en 60 een mogelijk middeleeuws areaal. De greppel die het areaal in het zuidwesten afsluit, ligt vermoedelijk buiten het onderzoeksgebied. Tal van kleinere greppels doorsnijden het areaal en zijn vermoedelijk aangelegd ter afwatering van het terrein. Figuur 84. Enkele fragmenten grijs aardewerk uit spoor 407.
Greppel 44 wordt gevormd door sporen 150, 151, 210 en 243. Deze greppel heeft een lengte van 66,66 m, een maximale breedte van 5,32 m en een maximale diepte van 78 cm. De vulling bestaat uit bruin(grijs) lemig zand met ijzerconcreties. Figuur 85. Detailkaart van het laatmiddeleeuwse areaal 2. Figuur 86. Coupetekeningen van greppel 44.
Uit spoor 150 werd een bodemfragment roodbakkend, gedraaid aardewerk met brede standvinnen gerecupereerd. Tevens werd een randfragment roodbakkend aardewerk aangetroffen. Het gaat om een deksel met een simpele omhoog geknikte afgeronde rand en loodglazuurspatten op de buitenkant (V180).
Uit spoor 243 werd een wandfragment roodbakkend aardewerk aangetroffen, alsook een randfragment roodbakkend aardewerk (V217) met een oneffen loodglazuur. Figuur 87. Foto van enkele fragmenten aardewerk uit spoor 150. Figuur 88. Foto van enkele fragmenten aardewerk uit spoor 243.
In spoor 210 werd een grote hoeveelheid aardewerk aangetroffen. Ten eerste werd een wandfragment grijs aardewerk, afkomstig van een kogelpot (V346) aangetroffen. Daarnaast werd een bodemfragment Noord‐Frans hoogversierd aardewerk (13de eeuw) gerecupereerd (V351), met een geschubde standring en bestrooid met koperhoudend loodglazuur. Daarnaast werden nog 32 fragmenten aardewerk van verschillende categorieën gerecupereerd (V198). Het gaat om een halsfragment oxiderend gebakken aardewerk zonder glazuur, een bodemfragment vroegroodbakkend aardewerk met uitgeknepen standvinnen, een randfragment handgevormd aardewerk en een randfragment van een kannetje in Langerwehe I‐steengoed (vermoedelijk 14de eeuw). Deze context kan in de late 13e en 14e eeuw gedateerd worden.
Er werden 13 fragmenten grijs aardewerk aangetroffen: 3 rand‐, 2 hals‐ en 8 wandfragmenten. Eén rand heeft een korte sikkelrand met een uitgesproken dekselgeul. Een ander fragment grijs aardewerk heeft een licht uitstaande rand, die bovenaan afgeplat is en met een extern verlengde afgeronde lip. Ten slotte werden in spoor 210 15 fragmenten roodbakkend aardewerk aangetroffen. Het betreft 2 bodemfragmenten met een meerledige uitgeknepen standvin en een geknikt
bodemfragment, 5 wandfragmenten waarvan twee ongeglazuurd, twee met loodglazuur aan de binnenzijde en één met loodglazuur aan binnen‐ en buitenzijde en 8 randfragmenten. Eén randfragment behoort tot een hengselpot en heeft een ovaal oor met vingerindrukken aan de aanhechting, alsook gaatjes in de boord. Het fragment is aan de buitenzijde volledig met donkere, olijfgroene loodglazuur versierd.
Dit aardewerk beschouwend, gaat het om een gemengde context waarbij de vroegste datering aan het einde van de 13e‐begin 14e eeuw kan geplaatst worden. Op basis van baksels kan deze context in de late 13e eeuw geplaatst worden, waarbij er zeker een continuïteit in de 14e eeuw is. Op het niveau van de vormen gaat het om kannen, kruiken, kookpotten en een hengselpot en is de datering vergelijkbaar. Greppel 53 wordt gevormd door sporen 209 en 514. Deze greppel heeft een lengte van 44,20 m, een maximale breedte van 2,51 m en een maximale diepte van 67 cm. De vulling bestaat uit grijsbruin lemig zand met ijzerconcreties.
Uit spoor 514 werden 2 wandfragmenten en één oor grijs aardewerk (V297) gerecupereerd. Ze behoren vermoedelijk tot eenzelfde recipiënt (kan of kruik). Uit spoor 209 werden 2 kleine wandfragmenten roodbakkend aardewerk en één klein wandfragment grijs aardewerk (V345) aangetroffen, alsook twee bodemfragmenten behorende tot dezelfde recipiënt in steengoed met een bruine engobe aan de binnenzijde en volledig met zoutglazuur bedekt (V344). Uit deze greppel werd ook een zwaar gecorrodeerd hoefijzer gerecupereerd (V416), wat er op wijst dat de bewoners/gebruikers van de site beschikten over beslagen hoefdieren (paard, ezel, muildier, of muilezel). Figuur 90. Foto van een fragment van een hengselpot.
Greppel 54 wordt gevormd door sporen 210 en 512. De greppel heeft een lengte van 29,65 m, een maximale breedte van 2,57 m en een maximale diepte van 1,22 m. De vulling bestaat eveneens uit bruin tot grijs lemig zand met ijzerconcreties. Figuur 91. Coupefoto’s en ‐tekeningen van greppel 53.
Uit spoor 512 werden 5 fragmenten aardewerk gerecupereerd. Het betreft een wandfragment steengoed, een randfragment en twee bodemfragmenten grijs aardewerk en een klein randfragment geglazuurd roodbakkend aardewerk. Deze context kan in de 13e tot 15e eeuw gedateerd worden. Greppel 60 ten slotte wordt gevormd door sporen 223, 237 en 469. Deze greppel heeft een lengte van 80,60 m, een maximale breedte van 4,20 en een maximale diepte van 42 cm. Figuur 93. Foto van enkele fragmenten aardewerk uit spoor 512. Figuur 94 Coupefoto’s van greppel 60.
Uit spoor 223 werden 2 kleine wandfragmenten grijs aardewerk gerecupereerd, alsook 2 bodem‐ en één wandfragmenten geglazuurd roodbakkend aardewerk, een bodem‐ en één randfragment hoogversierd aardewerk (V348). Uit spoor 469 werd één wandfragment steengoed (V273) gerecupereerd. Het fragment heeft een aanzet tot standringen en werd versierd met zoutglazuur. Er werd tevens een fragment groenverglaasde baksteen uit dit spoor (V272) gerecupereerd. In spoor 237 werd één fragment lokaal gebakken roodbakkend aardewerk aangetroffen.
Op basis van deze contexten kan gesteld worden dat het areaal in de 13e‐14e eeuw in gebruik is genomen en mogelijk tot in de 16e eeuw gebruikt is geweest. Het aardewerk is eenvoudig huishoudelijk aardewerk, voornamelijk van lokale/regionale productie. De import is Noord‐Franse en Rijnlandse kruikwaar.
Figuur 95. Coupetekeningen van greppel 60.
C. LAATMIDDELEEUWSE GREPPELS IN RELATIE MET AREAAL 1 EN 2
De middeleeuwse arealen worden dooraderd door een groot aantal andere greppels die te maken kunnen hebben met afbakening van indelingen binnen het areaal en/of de afvoer van water.
Greppel 28 wordt gevormd door sporen 97, 187, 196 en 415. Deze greppel heeft een NW‐ZO ‐ oriëntatie. In het noordwesten vindt hij aansluiting met greppel 61, in het zuidoosten loopt hij in de sleufwand. Greppel 28 heeft een lengte van 56,53 m, een maximale breedte van 2,68 m en een maximale diepte van 86 cm. De bovenste vulling bestaat uit een laag grijsbruin, homogeen, vet, lemig zand met houtskool in bijmenging. Vermoedelijk kan deze laag geïnterpreteerd worden als een nazak. De onderste laag is de oorspronkelijke opvulling van de greppel. Deze bestaat uit compact beige, vet lemig zand met houtskool in bijmenging, alsook aardewerk (zie verder).
De greppel vertoont een verdieping, alsook een onderbreking ter hoogte van spoor 196. Figuur 98. Coupefoto en ‐tekening van spoor 187. Figuur 99. Coupefoto en ‐tekening van spoor 187 en 196 ter hoogte van de onderbreking.
Zowel uit spoor 187 als uit spoor 196 kon aardewerk worden gerecupereerd. Uit spoor 187 werden één rand‐ en 4 wandfragmenten grijs aardewerk en 2 randfragmenten roodbakkend aardewerk gerecupereerd (V338 en V339). Het randfragment grijs aardewerk is vermoedelijk afkomstig van een kannetje. Het heeft een gegroefde en geribbelde buitenzijde met een simpele bandrand. De aanzet naar een uitgeduwde gietsneb kon er op herkend worden. Het roodbakkend aardewerk is ongeglazuurd en is afkomstig van een pan met een vrij scherpe naar buiten verdikte rand.
V340 betreft 10 sterk gefragmenteerde wandfragmenten van een kogelpot in grijs aardewerk, waarbij de fragmenten vermoedelijk in de nabijheid van een oven gelegen hebben, daar er sporen van secundaire verhitting op aanwezig zijn. Een klein randfragment grijs aardewerk in deze context behoort vermoedelijk ook tot een kogelpot. Het is een haaks naar buiten geplooide verdikte afgeronde rand, licht ondersneden zonder dekselgeul. Een laatste fragment betreft een fragment roodbakkend aardewerk en is bedekt met glazuur. Deze context kan in de 13e – 14e eeuw gedateerd worden.
Uit spoor 196 werden ook 2 wandfragmenten handgevormd aardewerk gerecupereerd (V188) die verder niet diagnostisch zijn. Deze fragmenten zijn, gezien er ook middeleeuws aardewerk in deze context aanwezig is, residueel. V189 betreft 2 kleine wandfragmenten geglazuurd roodbakkend aardewerk.
Greppel 41 wordt gevormd door sporen 131, 197, 232, 233, 493 en 518. De greppel is NO‐ZW georiënteerd en mondt in het noordoosten uit in greppel 67, waar de greppel een bocht maakt naar het zuidoosten. Greppel 41 heeft een totale lengte van 87,78 m en een maximale breedte van 1,14 m. De greppel heeft een maximale diepte van 71 cm. De vulling bestaat uit een pakket grijsbeige, zeer compact, lemig zand met ijzerconcreties en houtskool als inclusie. De laag eronder is beigegrijs, compact, heterogeen, lemig zand.
Enkel uit spoor 131 kon aardewerk worden verzameld. Er werd voornamelijk grijs aardewerk gerecupereerd (V168): 6 rand‐, 7 bodem‐ en 97 wandfragmenten. Een groot aantal van deze fragmenten behoren vermoedelijk tot eenzelfde recipiënt, met name een grote kan of kruik waarvan de bodem uitgeknepen standvinnen vertoont. Enkele fragmenten behoren tot beker met geribbelde hals en een rechtopstaande rand met licht geprononceerde binnenlip. Daarnaast werd ook nog een vlakke bodem met een rechtopstaande wand gerecupereerd, waarbij de potvorm niet duidelijk is. Het kan gaan om een kruik of kan, maar ook om een hoge pot of beker. Tot slot werden nog 2 rand‐ en 2 oorfragmenten roodbakkend aardewerk aangetroffen. Opvallend hierbij is een dekselfragment met resten van een witte sliblaag met (gele) loodglazuur aan de bovenzijde. Centraal op het deksel is een hoekig handvat aangebracht. Aan de onderzijde zijn sporen van roet zichtbaar. Figuur 101. Coupefoto en ‐tekening van greppel 41. Figuur 102. De bovenkant van een dekselfragment uit spoor 131.
Greppel 43 wordt gevormd door sporen 143 en 506. De greppel maakt in het noordoosten aansluiting met greppel 53 en mondt in het zuidwesten uit in de sleufwand. Greppel 43 heeft een lengte van 32,53 m, een maximale breedte van 1,39 m en een maximale diepte van 30 cm. De vulling bestaat uit een pakket beigegrijs, vet, lemig zand met inclusies van houtskool. Uit spoor 506 werd één klein wandfragment grijs aardewerk (V289) aangetroffen, dat verder niet diagnostisch is. Spoor 142 is een in het vlak halfronde kuil van 144 op 68 cm, die grenst aan greppel 143. In de coupe werd duidelijk dat greppel 143 door deze kuil oversneden wordt. De vulling van de kuil bestaat uit een pakket grijsbeige, homogeen, lemig zand met inclusies van houtskool, bouwkeramiek en aardewerk.
Er werden in totaal 54 fragmenten aardewerk aangetroffen. Het betreft in de eerste plaats roodbakkend aardewerk: 18 bodem‐, 1 oor‐, 6 rand‐ en 1 wandfragment. Deze fragmenten behoren mogelijk tot eenzelfde recipiënt, met name een pan met een platte, korte steel die licht schuin naar boven staat. De pan heeft aan de buitenzijde een verdikte, afgeronde, licht ondersneden rand. De
Figuur 103. Coupetekening van spoor 143.
bodem is versierd met koperhoudend loodglazuur en heeft duidelijke sporen van roetaanslag. Ze werd aangetroffen op de bodem van de kuil. In tweede instantie betreft het grijs aardewerk: 2 bodem‐, 2 oor‐, 3 rand‐ en 21 wandfragmenten. Hieruit kan een kruik onderscheiden worden met een worstoor en een rand met een naar buiten geplooide top. Greppel 50 wordt gevormd door spoor 203. In het noordoosten vindt hij aansluiting met greppel 60, terwijl hij in het zuidwesten een bocht maakt en uitmondt in greppel 61. Spoor 203 heeft een lengte van 22,53 m, een maximale breedte van 1,84 m en een diepte van 55 cm.
Uit spoor 203 werd één klein wandfragment grijs aardewerk (V193) gerecupereerd dat verder niet diagnostisch is.
Spoor 491 betreft een greppel (61) die zich binnen het middeleeuwse areaal bevindt. Hij sluit aan op greppel 28 in het zuidwesten en spoor 234 in het noordoosten, waar hij uitmondt in greppel 60. De greppel heeft een totale lengte van 24,09 m, een maximale breedte van 2,79 m en een diepte van 86 cm. De vulling bestaat uit een pakket grijsbruin, homogeen, lemig zand met inclusies van houtskool en aardewerk. Tevens is een houtskoolrijke lens zichtbaar. Daaronder bevindt zich een laag grijs, compact, lemig zand met veel ijzerconcreties. Onderaan bestaat de vulling uit bruinbeige, homogeen, lemig zand. Figuur 106. Coupefoto en ‐tekening van spoor 234.
Het aardewerk werd uit de bovenste laag verzameld. Het betreft 27 fragmenten grijs aardewerk: 2 bodem‐, 9 rand‐ en 16 wandfragmenten. Tussen de vormen kunnen een kom, een kogelpot, een kook‐ of voorraadpot en mogelijks een vuurstolp onderscheiden worden. Deze context kan in de 13e ‐ 14e eeuw gedateerd worden. Uit spoor 491 werden 6 rand‐, 4 bodem‐ en 77 wandfragmenten grijs aardewerk gerecupereerd. Er werd één klein fragment geglazuurd roodbakkend aardewerk aangetroffen.
Greppel 51 wordt gevormd door sporen 206, 231, 236 en 485. Deze greppel heeft een NO‐ZW oriëntatie en maakt in het noordoosten een bocht naar het zuidoosten. De greppel heeft een lengte van 29,80 m, een maximale breedte van 2,28 m en een maximale diepte van 68 cm. Figuur 107. Foto van enkele randfragmenten en een bodemfragment uit spoor 491. Figuur 108. Coupetekening van greppel 51.
De vulling bestaat uit heterogeen, grijsbeige, compact, lemig zand met ijzerconcreties en houtskoolinclusies in bijmenging. De onderste laag is een gelijkaardig pakket, maar iets lichter van kleur.
Een opmerkelijke vondst is een nagenoeg volledige kogelpot (V358) die aangetroffen werd aan de rand van spoor 206. De kogelpot heeft een korte, smalle, naar buiten gerichte rand met afgeronde top en een biconisch lichaam met een licht afgeronde bodem en kan in de 13e ‐ 14e eeuw gedateerd worden. Daarnaast werden hier ook één bodemfragment van een kogelpot in grijs aardewerk aangetroffen, 3 rand‐, één wandfragment roodbakkend aardewerk met koperhoudend loodglazuur aan beide zijden, alsook 7 bodem‐ en 11 wandfragmenten sterk verweerd aardewerk, afkomstig van eenzelfde recipiënt op een spitse standring en met een eenvoudige rand met een afgeronde doorn aan de buitenzijde.
Uit spoor 236 werd een wandfragment grijs aardewerk gerecupereerd, met een uitgeknepen standvin onderaan de buik (V210), alsook een randfragment van een teil in roodbakkend aardewerk. Deze teil heeft een brede, bandvormige, geribbelde rand met een afgeronde, naar buiten geduwde top en is bekleed met koperhoudend loodglazuur aan de binnenzijde (V211). In deze context werden ook 3 wandfragmenten grijs aardewerk (vermoedelijk van een kogelpot) met roetsporen aan de buitenzijde (V212) aangetroffen.
D. ANDERE LAATMIDDELEEUWSE GREPPELS
Naast de hierboven beschreven greppels is er nog één greppel te onderscheiden die binnen het opgravingsvlak niet onmiddellijk in verband kan gebracht worden met de hierboven beschreven laatmiddeleeuwse arealen maar op basis van het aardewerk en de vulling wel in de Late middeleeuwen geplaatst kan worden. Het gaat om greppel 8 die in het noordwesten van het onderzoeksgebied te situeren is en NO‐ZW georiënteerd is.
De greppel heeft een maximale lengte van 60,48 m, een maximale breedte van 7,76 m en een maximale diepte van 1,20 m. De vulling bestaat uit (bruin)grijs, lemig zand. Op basis van aardewerkvondsten kan greppel 8 immers in de late middeleeuwen gedateerd worden. Het betreft een wandfragment steengoed, een randfragment roodbakkend geglazuurd aardewerk en een randfragment grijs aardewerk.
Opvallend is ook dat deze greppel in westelijke richting vermoedelijk afbuigt en aansluit op de buurtweg (zie verder). In oostelijke richting buigt deze greppel scherp en halfrond af en omcirkelt de site met walgracht die zich ten oosten van het onderzoeksgebied bevindt. Het is duidelijk dat de
laatmiddeleeuwse greppelsystemen gedeeltelijk doorleven tot op vandaag, wat doet concluderen