• No results found

van prijsnoteringen

Hoofdstuk 3 -Mededingingsrechtelijke aspecten van prijsnotering

4.2. Landbouwregels en mededingingsrecht

De EU-mededingingsbepalingen zijn net als op elke andere economische sector, in beginsel ook van toepassing op de landbouwsector.93 Dat betekent dat het mededingingsrecht van toepassing is, tenzij

uit de specifieke landbouwregels blijkt dat dat niet zo is. Die verhouding tussen beide stelsels van regelgeving was lange tijd onduidelijk, maar is met nieuwe regelgeving helder(der) geworden. Toch is het van belang om op te merken, hoewel uit het navolgende zal blijken dat er voor deze sector aparte uitzonderingen op het mededingingsregime gelden, over het algemeen ook voor de producenten van landbouwproducten verboden is om onderlinge prijsafspraken te maken. Tegelijkertijd geeft het herziene Gemeenschappelijk Landbouwbeleid meer ruimte voor samenwerking tussen producenten van primaire producten en binnen (keten-georganiseerde) brancheorganisaties, ook ten aanzien van het mededingingsrecht. Daarbij moet worden opgemerkt dat het (nog) aan de Commissie is om met richtsnoeren te komen ‘ten behoeve van de nationale mededingingsautoriteiten en de

ondernemingen’,94 die deze verhouding nader zou moeten verduidelijken.

4.3. De nieuwe integrale marktordeningsverordening met

mededingingsuitzondering

De nieuwe integrale gemeenschappelijke marktordeningsverordening, Verordening 1308/2013 (hierna: de nieuwe Verordening) kent specifieke bepalingen ten aanzien van het mededingingsrecht (artikel 209 en 210 van de Verordening). Dat is een verheldering van de nevenschikking die tussen het landbouwrecht en het mededingingsrecht lange tijd bestond: indien de uitzondering van

toepassing is, dan is het mededingingsrecht dat niet. De uitzondering is daarom van toepassing op alle landbouwproducten.

93Zie hierover nader: A. Gerbrandy & S. de Vries, Landbouwbeleid en EU-mededingingsrecht. Mogelijkheden en grenzen voor

zelfregulering in de melksector, Den haag: Boom Uitgevers, 2011, p. 27. Zie ook artikel 206 van de verordening (EU) Nr.

1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, PbEU L 347/671.

94

Artikel 209 bevat een rechtstreeks werkende uitzondering voor overeenkomsten (enzovoort) tussen landbouwers of erkende producentenorganisaties,95 mits aan de voorwaarden is voldaan. Belangrijke voorwaarde is dat er geen verplichting mag worden opgelegd tot het toepassen van identieke prijzen, en de mededinging niet mag worden uitgesloten.96

Artikel 209 bevat twee algemene uitzonderingen op het mededingingsrecht voor mededingingsbeperkende overeenkomsten:

- allereerst een uitzondering voor overeenkomsten, oafg’s, en besluiten ‘die vereist zijn voor de verwezenlijking van de in artikel 39 VWEU omschreven doelstellingen’;

- en ten tweede een uitzondering voor overeenkomsten (enzovoort) tussen ‘landbouwers, verenigingen van landbouwers of unies van deze verenigingen, erkende

producenteorganisaties of erkende unies van producentenorganisaties’ voor zover betrekking hebbend op ‘ de productie of de verkoop van landbouwproducten of het gebruik van

gemeenschappelijke installaties voor het opslaan, behandelen of verwerken van landbouwproducten’. Voorwaarde is wel dat de doelstelling van artikel 39 niet in gevaar worden gebracht.

Voor beide uitzonderingen geldt dat zij niet van toepassing is

- op overeenkomsten (enzovoort) die de verplichting inhouden identieke prijzen toe te passen of - waardoor de mededinging wordt uitgesloten.

De eerste uitzondering - in het kader van artikel 39 VWEU - is niet nieuw en werd in het verleden door het Hof van Justitie zeer restrictief opgevat. Zij kon slechts van toepassing worden geacht indien alle in artikel 39 VWEU genoemde doelstellingen behartigd zouden worden.97 Bovendien heeft het Hof voor de toepassing van deze uitzondering het vereiste gesteld dat de overeenkomst noodzakelijk is ter bereiking van elk van deze doelstellingen tezamen.98 De vraag is dus nu of deze uitzondering op dezelfde manier wordt geïnterpreteerd als voorheen, maar er is vooralsnog geen reden om aan te nemen dat er verandering op getreden zou zijn.99

De doelstellingen van artikel 39 VWEU zijn:

a. de productiviteit van de landbouw te doen toenemen door de technische vooruitgang te bevorderen en door zowel de rationele ontwikkeling van de landbouwproductie als een optimaal gebruik van de productiefactoren, met name de arbeidskrachten, te verzekeren;

b. aldus de landbouwbevolking een redelijke levensstandaard te verzekeren, met name door de verhoging van het hoofdelijk inkomen van hen die in de landbouw werkzaam zijn;

c. de markten te stabiliseren; d. de voorziening veilig te stellen;

e. redelijke prijzen bij de levering aan verbruikers te verzekeren.

95 Een ontheffing is daarom niet nodig volgens lid 2 van artikel 209 van de verordening (EU) Nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, PbEU L 347/671.

96 Een voorwaarde die ook in artikel 101 lid 3 TFEU is opgenomen.

97 HvJ EG 15 mei 1975, zaak 71/74 (Frubo/Commissie), Jur. 1975, p. 563, r.o. 22-27.

98 HvJ EG 15 mei 1975, zaak 71/74, (Frubo/Commissie), r.o. 22-27 in: NMA Besluit inzake Zilveruien van 25 mei 2012, zaaknummer 6964_1/230, p. 67. Zie ook: DG Competition Working Paper (2010), The interface between EU competition policy and the Common Agriculture Policy (CAP): Competition rules applicable to cooperation agreements between farmers in the dairy sector, Brussels 16 February 2010, p. 8.

99 Zo bevestigt de Rechtbank Rotterdam in haar uitspraak in de Zilveruienzaak van 20 maart 2014 nog steeds deze lijn. Zie: Rb Rotterdam 20 maart 2014, ECLI:NL:RBROT:2014:2045, r.o. 24.

Artikel 210 bevat een uitzondering op het mededingingsrecht voor erkende brancheorganisaties. Dit is geen rechtstreeks werkende uitzondering, in die zin dat zij hun overeenkomsten (enzovoort) aan de Commissie dienen voor te leggen. De uitzondering is van toepassing op overeenkomsten (enzovoort) die dienen voor de uitvoering van de taken van een erkende brancheorganisatie (zoals genoemd in artikel 157 lid 1 onder c Vo). Een van de mogelijke doelen kan overigens zijn:

- ‘de kennis inzake en de doorzichtigheid van de productie en de markt verbeteren, onder meer door bekendmaking van geaggregeerde statische gegevens over productiekosten en de prijzen (....) alsook middels terbeschikkingstelling van analyses van potentiele toekomstige marktontwikkelingen op regionaal, nationaal of internationaal niveau’ of

- ‘ de raming van het productiepotentieel, en de notering van de publieke marktprijzen’. Verschillende typen besluiten zijn echter niet toegestaan en staan op een zwarte lijst. Daarop staan onder meer vermeld overeenkomsten (enzovoort) die de ‘de vaststelling van prijzen of quota omvatten’.100

Artikel 210 bevat een uitzondering voor brancheorganisaties.

- de uitzondering geldt voor overeenkomsten (enzovoort) die dienen ter uitvoering van de taken;

- taken kunnen onder meer het bekendmaken van geaggregeerde statistische gegevens, of de notering van publieke marktprijzen omvatten

- de uitzondering is niet van toepassing indien de overeenkomst (onder meer) de vaststelling van prijzen omvat.

Van belang kan dus zijn dat een productentenorganisatie (waarop artikel 209 van toepassing is) of een brancheorganisatie (artikel 210) erkend is. De Verordening bevat regels omtrent de erkenning van deze organisatie, net regels omtrent de erkenning van Unies van Producentenorganisaties (UPO’s). Deze regels worden hier verder niet behandeld.101

De uitzonderingen in de nieuwe Verordening betekenen in algemene zin een verheldering ten opzichte van de voorgaande situatie. Het lijkt er daarbij op dat er nu meer ruimte is voor afspraken dan onder het algemene mededingingsrecht, waar immers artikel 101 lid 3 VWEU moet worden toegepast.102 Tegelijkertijd is die ruimte niet onbeperkt, met name als het gaat om het vaststellen van prijzen. Daarbij zijn de grenzen niet geheel helder. Litjens merkt bijvoorbeeld op dat producentenorganisaties immers belast kunnen zijn met ‘aanbodregulering en stabilisering van prijzen’.103 En hoewel identieke prijsstelling onder artikel 209 van de Verordening niet geoorloofd is, kunnen juist deze doelstellingen bewerkstelligd worden door het vaststellen van de verkoopprijs voor gelijkwaardige producten door de producentenorganisatie, waarbij de prijzen voor gelijkwaardige producten identiek zullen zijn.104 Het behalen van de expliciet benoemde doelstelling van het landbouwrecht kan dus doorkruist worden door de bewoording van de uitzondering voor de toepassing van het mededingingsrecht opgenomen in datzelfde landbouwrechtelijk regime.

4.4. Verdergaande uitzondering voor de sector groenten en fruit

100

Artikel 210 van de verordening (EU) Nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, PbEU L 347/671.

101

Zie artikel 152 t0t en met 158 van de verordening (EU) Nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, PbEU L 347/671.

102

M. Litjens, ‘Producentenorganisaties Anno 2014’, Tijdschrift voor Agrarisch recht, 2014, p. 144.

103

Artikel 152, lid 1 onder c), met name onder i) en ii) van de verordening (EU) Nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor

landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, PbEU L 347/671.

104