• No results found

M4: Verduurzaming van personenmobiliteit Id nr

3.2.4 Landbouw Landbouw – glastuinbouw

Id nr 412- 417 Naam instrument Kas als Energiebron (KaE)

Sector glastuin- bouw Status Vastgesteld en voorgeno- men beleid Beschrijving beleidsinstrument

Kas als Energiebron (KaE) is een langlopend overkoepelend programma van de sector en de overheid (sinds 2005). Glastuinbouw Nederland en het ministerie van Landbouw, Na-

tuur en Voedselkwaliteit (LNV) trekken hierin samen op. Het innovatieprogramma stimu-

leert energiebesparing en het gebruik van duurzame energie in de glastuinbouw.

Het programma ontwikkelt kennis en (teelt)technieken om in kassen energie te besparen en om meer duurzame energie zoals bio-energie, zonlicht en geothermie te gebruiken. Hiertoe worden regelmatig onderzoekstrajecten uitgezet waarvan de resultaten publiek beschikbaar worden gesteld. Met de inbreng van ondernemers worden innovaties die een doorbraak voor de sector kunnen betekenen gestimuleerd. Om duurzame investeringen te stimuleren, zijn er kennisuitwisseling en subsidieregelingen voor technieken. Andere thema’s onder het programma zijn CO2 (als plantbemesting), restwarmte, biomassatoe- passing, WKK.

Een aantal beleidsinstrumenten vallen onder het KaE-programma:

- Het Nieuwe Telen (HNT): bewustwordingsprogramma voor nieuwe teelttechnieken bij telers en teeltadviseurs d.m.v. cursussen en kennisuitwisseling;

- Marktintroductie energie-innovaties glastuinbouw (MEI): investeringssubsidiepro- gramma voor innovatieve technieken, uitgevoerd door RVO;

- RNES aardwarmte: garantiefonds voor geothermie projecten bij te laag vermogen na boren (P10);

- Energiebesparing in de Glastuinbouw (EG): investeringssubsidieprogramma voor energiebesparende technieken, uitgevoerd door RVO;

- CO2-sectorsysteem met een bijgesteld doel van 4,6 Mton CO2 in 2020. Bij een overschrijding van de jaarlijkse doelstelling - afgeleid van het doel voor 2020 - worden de kosten van deze overschrijding verrekend met de individuele bedrijven op basis van het gasverbruik in het betreffende jaar, inclusief dat van (netleve- rende) WKK. Bronnen - https://www.kasalsenergiebron.nl/ - https://www.rvo.nl/subsidie-en-financieringswijzer/investeringen-energie-glastuin- bouw - https://www.rvo.nl/subsidie-en-financieringswijzer/marktintroductie-energie-inno- vaties-mei - https://www.rvo.nl/subsidie-en-financieringswijzer/risicos-dekken-voor-aard- warmte-2020 - https://www.rvo.nl/onderwerpen/agrarisch-ondernemen/gecombineerde-opgave- 2020/co%E2%82%82-regeling-voor-de-glastuinbouw

Hoe wordt het beleidsinstrument in de KEV meegenomen?

Energiebesparing in de glastuinbouw is de enige maatregel waaraan in de KEV bereken- bare effecten kunnen toebedeeld worden. Het betreft:

- Extra energieschermen in kassen - led verlichting (vanaf najaar 2020)

Id nr 424 (tot en met 428) Naam instrument Veenbodems: -Klimaatenvelop 2019 -transitie naar natte teelten

-verhogen zomerwaterpeil ten gunste weidevo- gels

-technieken van onderwaterdrainage

Sector Landbouw (LULUCF) Status Niet meege- nomen Beschrijving beleidsinstrument

De beleidsinstrumenten voor veenweidegebieden zijn gebaseerd op de afspraken uit het Klimaatakkoord en nog niet concreet uitgewerkt. De maatregelen betreffen infiltratiesys- temen (drukdrains, onderwater drains) en peilverhoging. De effecten worden op verschil- lende manieren bemeten en gemonitord. Daarnaast wordt ook gekeken naar effecten van verandering van het landgebruik zoals extensivering (i.c.m. vernatting), natte landbouw of natuur. De middelen voor dit onderzoek zijn afkomstig uit de Klimaatenvelop. Om een goede inschatting en raming te kunnen maken van de emissiereductie die kan worden be- reikt in de veenweide zijn de resultaten van het onderzoek belangrijk en zullen de basis zijn voor keuzes van toe te passen maatregelen.

Bronnen

Ministerie van EZK (2019). Klimaatakkoord, Den Haag: Ministerie van EZK.

https://www.klimaatakkoord.nl/documenten/publicaties/2019/06/28/klimaatakkoord https://www.stowa.nl/onderwerpen/energietransitie/terugdringen-emissies/nationaal-on- derzoeksprogramma-broeikasgassen

Monitoringsdata

Monitoring is in voorbereiding

Hoe wordt het beleidsinstrument in de KEV meegenomen?

Veengronden maken deel uit van de landgebruikscategorie grasland. Daarbij is onder- scheid gemaakt tussen grasland op minerale en organische gronden. Tot 2016 was de emissie gebaseerd op het areaal veengrond en moerige gronden van de op dat moment beschikbare bodemkaart (circa 1977). Rond 2014 is de veenbodemkaart geactualiseerd. Deze bracht in beeld dat er een significant areaal veengronden en moerige gronden inmid- dels niet meer voldeed aan de definitie van veengrond resp. moerige gronden zoals ge- hanteerd in de methodiek van LULUCF. Met name aan de randen van de veen en moerige gebieden, daar waar de veen- en moerige gronden een dun veenpakket hadden, vielen af. Door beide kaarten te vergelijken was het mogelijk het gemiddelde jaarlijkse areaalverlies te bepalen. Dit werd uitgangspunt voor de gerealiseerde emissie over de periode 1990 en 2014. Deze nieuwe inzichten waren reden voor een herberekening van de emissie van veen- en moerige gronden te maken enkel op basis van areaal. De aanpassing heeft in 2017 geleid tot een daling van de gerealiseerde emissie en van de geraamde emissie voor het zichtjaar 2030. In 2019 is na review opnieuw naar de methodiek gekeken. Besloten is om de daling van het areaal door te trekken naar 2030 en ook een correctie uit te voeren van de emissiefactoren zodat meer rekening wordt gehouden met de veranderde omvang en ligging van organische bodems. De emissiefactoren daalden van gemiddeld 19 (veen- bodem) of 13 (moerige grond) ton CO2 per ha gedraineerde organische grond in 2000 naar 17,7 (veenbodem) of 12 (moerige grond) ton CO2 per ha gedraineerde grond in 2014. De trend in afnemende emissiefactoren tussen 2000 en 2014 wordt geëxtrapoleerd voor de periode na 2014.

De daling van de emissie zoals die in de huidige KEV is geraamd, is feitelijk het effect van een ongewenste ontwikkeling; namelijk een telkens afnemend areaal veen- en moerige gronden als gevolg van de huidige wijze van beheer. In het Klimaatakkoord is expliciet genoemd dat het doel is de voorraad koolstof in de veenbodems zoveel mogelijk te be- houden en te sturen op het nemen van maatregelen die leiden tot een lagere emissiefac- tor. Als in toekomstige edities van de KEV de beleidsinstrumenten worden meegenomen zal het effect van de maatregelen in principe leiden tot een gemiddeld lagere emissiefac- tor, maar ook een minder snelle afname van het areaal t.o.v. wat eerder is geraamd. Het effect van de lagere emissiefactor, een dalende emissie, zal deels teniet gedaan worden door rem op de afname van het areaal. Hierdoor zal het effect van het beleid maar be- perkt zichtbaar zijn in de eindcijfers, maar wel tot uiting komen bij de onderbouwing van de cijfers.

Id nr 430

Naam instrument

Bomen, bossen en natuur:

voorkomen ontbossing w.o. herplantplicht na kap in natura2000 gebieden Sector Landbouw (LULUCF) Status Voorgeno- men Beschrijving beleidsinstrument

Van de LULUCF maatregelen uit het Klimaatakkoord is alleen de maatregel waarbij nieuw bos wordt aangeplant ter compensatie voor ontbossing van bos in natuurgebieden meege- nomen als voorgenomen beleid.

Tot nu toe was een dergelijke compensatie in het geval van natuurontwikkeling vrijgesteld van compensatie. De totale oppervlakte waar nog plannen voor omvorming voor liggen wordt door de provincies geschat op 3400 ha. Provincies en terreinbeheerders hebben nu afgesproken om die omvorming wel te gaan compenseren. En om die compensatie op te hogen, om rekening te houden met het feit dat de uitstoot door het verwijderen van bos een directe emissie oplevert, terwijl de hergroei van bos elders meerdere decennia be- slaat. Op basis van deze discussie is een compensatiefactor van 1,5 genomen, wat neer- komt komt op een totale extra bosuitbreiding van 5100 ha tot 2035. Deze bosuitbreiding kan door 5100 ha (agrarisch) grasland om te zetten naar bos in de periode 2017-2035. Er is de nodige onzekerheid rondom het tijdspad waarin de compensatie gerealiseerd zou moet worden en over de compensatiefactor, maar deze vallen tot op zekere hoogte tegen elkaar weg. Bovendien is het totale effect op de emissies klein.

Het effect van de hierboven genoemde boscompensatie op de netto emissie van CO2 door landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw is als extra bosaanplant meegeno- men in de berekening van de KEV.

De basis voor het autonome landgebruik, zonder de compensatie is het gerealiseerde ge- bruik en beheer. Dat wordt via een wall-to-wall analyse van een serie van ‘remote sen’ landgebruiksbeelden samengesteld. Het historisch verloop vormt in principe de basis voor een extrapolatie. De extrapolatie van het landgebruik in deze KEV is afgeleid van de me- thodiek die voor de KEV 2019 is gebruikt (zie Velthof et al, 2019). De trends in landge- bruik zoals waargenomen in de periode 2009-2017 zijn doorgetrokken tot 2035 (voor de KEV 2019 was dat tot 2030, maar de snelheid van veranderingen blijven hetzelfde). De landgebruikskaart van 2013 wordt hiermee genegeerd. De voornaamste reden hiervoor is dat er een aantal eenmalige correcties in deze periode zijn opgetreden waardoor een ex- trapolatie gebaseerd op 2013-2017 (te) extreme verschuivingen zou laten zien.

Ministerie van EZK (2019). Klimaatakkoord, Den Haag: Ministerie van EZK.

https://www.klimaatakkoord.nl/documenten/publicaties/2019/06/28/klimaatak- koordhttps://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2020/04/24/voortgang-

stikstofproblematiek-structurele-aanpak

IPO & Ministerie van LNV (2020) Velthof et al. (2019)

Monitoringsdata

Maakt deel uit van LULUCF landgebruiksmodellering

Hoe wordt het beleidsinstrument in de KEV meegenomen?

Het effect van de compensatie is meegenomen in de modellering van landgebruik, landge- bruiksverandering en bosbouw (LULUCF).