• No results found

Lajos Kassák, beeldend kunstenaar en schrijver

In document Kassák Lajos (pagina 34-39)

Lajos Kassák, beeldend kunstenaar en schrijver

Op dit moment maakt een zestal beeldende werken van Kassák die hij vervaardigde tijdens zijn verblijf in Wenen deel uit van de vaste collectie van het MoMA in New York.61 Toch vond Kassáks

loopbaan zijn oorsprong niet in de beeldende kunst maar in de literatuur. Zoals eerder genoemd in Hoofdstuk 1 vond Kassáks eerste, al dan niet bescheiden, doorbraak plaats in de literatuur: in 1908 debuteerde hij met een gedicht in de wekelijkse krant Újpest. In 1915 startte Kassák A Tett, een tijdschrift dat qua vorm en inhoud wel iets weg had van Die Aktion. A Tett werd een jaar later al verboden in Boedapest, maar wellicht had dit tijdschrift wel de basis gevormd voor Kassáks belangstelling voor vormgeving en tyopgrafie. In 1919 verschenen Kassáks Hirdetöoszloppal (grof vertaald: ’Op een reclamezuil’), een dichtbundel met expresionisstische, activistische gedichten die Kassák had geschreven tussen 1915-1919.62 Het gedicht waaraan het boek de titel ontleende, Hirdetöoszloppal, was geinspireerd op reclameposters. De gedichten bestonden uit afgebroken,

ritmische lijnen waarbij er veel nadruk lag op de vormgeving.

Vanaf 1920 begon Kassák zich meer toe te leggen op beeldende kunst. Voor zijn tijdschrift

MA werkten zowel schrijvers als beeldend kunstenaars, onder wie László Moholy-Nagy en Sándor

Bortnyik, maar ook zijn contacten met andere kunstenaars, die deel uitmaakten van de avantgarde, hebben bijgedragen tot Kassáks grafische ontwikkeling. Zo verscheen in 1921 een werk in gemengde techniek op papier, getiteld Twintig van Kassák (afb. 16). Het gebruik van uit de context gehaalde teksten en de collagetechniek laten zijn kennis van het dadaïsme doorschemeren. De geometrische vormen, de losse vlakken en het gebruik van de kleuren zwart en rood doen denken aan het constructivisme.

Kassák begon zich in de jaren twintig ook meer te ontwikkelen op gebied van grafische vormgeving en typografie. Hij was altijd verantwoordelijk voor het ontwerp van de voorpagina en de typografie van MA en werd ook met regelmaat gevraagd dit soort klussen voor collega’s te doen. Zo ontwierp hij de voorkant van het tijdschrift Secession, onder redactie van Gorham B. Munson (afb. 17). Er is goed te zien dat hij experimenteerde met asymmetrie en geometrische vormen: op dit werk creëert hij diepte met slecht een aantal zwarte lijnen en vlakken. Ook voor Kassáks vriend Tristan Tzara ontwierp hij in 1922 de voorkant van het boekje bij het dadaïstische theaterstuk Le Cœur à gaz,

61http://www.moma.org/collection/browse_results.php?criteria=O%3AAD%3AE%3A3010&page_number=1&te mplate_id=1&sort_order=1http://www.moma.org/collection/browse_results.php?criteria=O%3AAD%3AE%3A 3010&page_number=1&template_id=1&sort_order=1, geraadpleegd te 17 mei 2014

35 ofwel Gáz-Szív in het Hongaars (afb. 18). Hier is goed te zien dat hij experimenteerde met losse, springende letters, nummers en woorden. Zijn kleurgebruik is minimaal.

In het maartnummer van MA in 1922 verscheen voor het eerst het manifest

‘Képarchitektura’ (Beeldarchitectuur) van Lajos Kassák.63 De tekst vond ik onlangs vertaald in het

Engels in het boek Lajos Kassák y la vanguardia Húngaria, een catalogus die verscheen naar

aanleiding van een tentoonstelling over Lajos Kassák in Valencia in 1999. De tekst begint direct met de zin ‘Down with art! Long live art!’, wat Kassák hoogstwaarschijnlijk had gekopieerd van de poster van de DADA bijeenkomst in Berlijn in 1920 waarop stond ‘Kunst is dood, lang leve Tatlins nieuwe machine kunst’.64 Met zijn Képarchitektura poogde Kassák zijn eigen geometrisch abstracte concept

duidelijk te maken.

In datzelfde jaar verscheen in het oktobernummer opnieuw een tekst van Kassák met als titel Bildarchitektur/Képarchitektura, zowel in het Hongaars als in het Duits. De tekst met zwarte letters vormde een langwerpig vlak met daarnaast verticaal met vette rode letters de titel ‘Bildarchitektur’ (afb 19). Naast de tekst stonden drie abstract geometrische werken van Kassák afgedrukt in rood en zwart op een witte ondergrond. Het geheel lijkt vier langwerpige vlakken te verbeelden. Het manifest begint met:

“Bewegung ist Leben. Die ewige Bewegung des Lebens ist mit der ewigen Neuerzeugung und Erhaltung de Gleichgewichtiges gleichbedeutend…., wie wir auch den Kampf der Revolutionen und Kontrarevolutionen und das soziale Gleichgewicht sehen. Unser Zeitalter ist eine Periode der

losgelösten und irren Bewegungen….die kunst des heutigen Menschen ist die dynamische Kunst. Sie ist eine Bewegung, die zuweilen als Reaktion der Gegenbewegung.“65 Volgens Kassák bestaat het

leven uit beweging en is er een strijd gaande tussen revolutionairen en contrarevolutionairen. De kunst van de mens van nu is dynamische kunst, een beweging als reactie op een tegenbeweging. Vervolgens snijdt Kassák in zijn tekst het futurisme aan:

“Diese Phase der kunst wurde als Erfühlen des Lebens durch den Futurismus eingeleitet, fand ihre Fortsetzung mit gesteigerten ästhetischen Ansprüchen im Suprematismus und lebte zuletzt als aggressiv angreifende, ja Eroberungslusterne Kraft im Proun fort.“66 Volgens Kassák slaat op dit

moment, 1922, de strijd om de nieuwe constructivistische architectuur twee wegen in:

“im Raume und der Fläche. Erstere ist Baukunst, das zweite Bildarchitektur. Der

Suprematismus setzte in der Malerei….und die Bildarchitektur versucht, mit der Schwungkraft des

63 Kassák, MA maart 1922, http://modernistarchitecture.wordpress.com/2010/10/22/lajos-

kassak%E2%80%99s-%E2%80%9Cpicture-architecture%E2%80%9D-1922/, geraadpleegd 19 maart 2014 64 Passuth,1999, 213

65 Kassák in MA, 1922 66 Kassák in MA, 1922

36

Proun ihre ersten Schritte nach der Architektur als der einzigen Stofflich und geistig konstruktiv- kollektiven Kunst. Und die Bildarchitektur versucht, mit der Schwungkraft des Proun ihre ersten Schritte nach der Architektur als der einzigen stofflich und geistig konstruktiv-kollektiven kunst.“

Hij besluit met:

„I sehe in der Bildarchitektur fortan nicht die in den suchenden Künsten vorherrschenden Stoff-, Form- und Farbenprobleme, sondern den Anfang einer neuen synthetische Kunst.“67

Kassák sprak in het manifest over kunst als iets dat altijd dynamisch is; kunst is altijd in beweging, als reactie op een tegenbeweging. Ook noemt hij de revolutie en contrarevolutie om sociaal evenwicht te kunnen bereiken. Dit geheel begon bij het futurisme, toen het suprematisme en daarop volgde Proun, van El Lissitzky; volgens Kassák is dat de eerste stap naar constructieve/collectieve kunst. De strijd om de nieuwe constructivistische architectuur slaat volgens Kassák twee richtingen in, ruimte en oppervlak en daaruit ontstaat volgens hem de bouwkunst en zijn ‘Bildarchitektur’. Met zijn nieuwe ‘beeldarchitectuur’ komt Kassák tot slot uit bij de nieuwe synthetische kunst, waarmee hij bedoelde dat kunst in dienst moest staan van de maatschappij, dit zal uiteindelijk leiden tot bevrijding van de mens.68 Op de volgende pagina van dat nummer van MA staat er een werk van El

Lissitzky afgebeeld met daarbij een in het Hongaars vertaald stuk van deze kunstenaar getiteld Proun. In zijn eerste artikel Bildarchitektur schrijft Kassák over belangrijke stromingen aan het begin van de twintigste eeuw en al was Kassák in het begin van zijn periode in Wenen sterk beïnvloed door de collages van Schwitters, hij nam met dit artikel afstand van alle drie de stromingen en

introduceerde zijn manifest Bildachitektur. De one-liners waarmee hij het artikel afsluit, verwijzen naar Tatlin als Kassák spreekt over de spiraalvorm, naar Malevich als hij spreekt over zwart en wit en hij verwijst wellicht naar zijn dadaïstische tijdschrift 2x2. Ook laat hij weten dat met zijn

beeldarchitectuur een nieuwe wereld van start gaat; hiermee sluit hij aan bij de constructivisten op dat moment. In het manifest Bildarchitektur schrijft Kassák over revolutie, de dynamiek in de kunst en komt hij via verschillende stromingen uit op ‘zijn’ beeldarchitectuur. Ook behandelt hij Proun en introduceert hij een synthetische kunst, die wellicht gebaseerd is op het artikel Bouwkunst als

synthetische kunst van Van Doesburg dat al eerder was verschenen in MA. Volgens Passuth waren

deze stukken van Kassák geschreven in een internationale ‘taal’ die ontwikkeld was in Malevichs Unovis Album. Het ging hierbij om de bijna algemene geometrische vormen die voor vele

kunstenaars daarna als basis hebben gediend, zoals bij Rodchenko, El Lissitzky, Theo van Doesburg,

67 Kassák in MA, 1922

37 Erich Buchholz en Walter Dexel. Deze vormden een nieuw soort alfabet voor avant-garde

kunstenaars.69

Ook blijkt uit deze twee teksten van Kassák dat hij goed op de hoogte was van wat er gaande was binnen de internationale avantgarde op dat moment, dat hij daarover publiceerde en er zijn eigen ideeën over beeldarchitectuur aan toevoegde. Het is duidelijk dat Kassák steeds meer begint te neigen naar de Russische constructivisten. Overigens was hij niet de eerste die het begrip

Bildarchitektur gebruikte, László Moholy-Nagy gebruikte dit begrip al in 1920 als titel voor een serie

werken en Sandor Bortnyik, die korte tijd collega was van Kassák bij MA in Wenen, gebruikte de term ook al eerder voor een portfolio bestaande uit zes constructivistische sjablonen.70

Na Kassáks ‘bekering’ tot de ‘Bildarchitektur’ verschenen in het tijdschrift De Stijl van juli 1922 drie werken van ‘Ludwig’ Kassák getiteld Bildarchitektur (afb. 14). Het eerste werk bestaat slechts uit een paar dunne horizontale en verticale lijnen, een cirkeltje en een zwart vierkant. Ook het tweede werk bestaat uit enkele geometrische vlakken. Op het derde werk bevinden zich onder de abstracte vlakken de letters ‘RUR’.

Ook op het werk Bildarchitektur (Entwurf für einen Kiosk), een gouache op karton, (afb. 20) laat Kassák duidelijk zien dat hij probeert architectuur en beeldende kunst te verenigen. Daarnaast blijft hij experimenteren met woorden en letters in zijn werk. In vergelijking met het werk

Bildarchitektur [Kiosk] van een jaar later is goed te zien dat Kassák ook probeerde meer abstract te

werken (afb.21). In deze map, waarop hij op een groene ondergrond het zwarte vlak van Malevich met Oost-indische inkt had nagetekend en daarover een schuine gele streep had geplaatst, bewaarde hij zijn Bildarchitectuur (afb. 22). Al maakte Kassák in deze periode veel beeldend werk, zijn interesse in literatuur en zijn eigen schrijfkunsten liet hij niet los. In oktober 1922 gaf Kassák, al bleef het slechts bij één nummer, zijn nieuwe tijdschrift ‘2x2’ uit. De nadruk lag voornamelijk op literatuur; er was een werk van Jean Cocteau in gepubliceerd en een aantal gedichten van Kassáks Hongaarse collega’s in Wenen. Ook verscheen er Kassáks meest bekende en meest vertaalde biografische gedicht, A ló meghal és a madarak kirepülnek című. Deze originele titel wist hij op een zeer eigen manier te verwerken in 2x2 en combineerde zo zijn schrijfkunst met zijn typografische ontwikkeling (afb. 23). Ditzelfde gold voor Kassáks autobiografie Egy ember élete (‘Het leven van een persoon’), dat in 1927 uitkwam. In dit boek beschreef Kassák de ervaringen die hij opdeed tijdens zijn reis te voet van Boedapest naar Parijs in 1909 (afb. 24). Op de voorkant van de eerste uitgave plaatste Kassák een foto van zichzelf met een coltrui –een kledingstuk dat hij op bijna iedere foto draagt- te midden van een zwart-witte fotocollage. Deze foto’s verbeelden het nieuwe stadsleven; hoge

69 Passuth, 1999, 213 70 Forgács, 2002, 159

38 gebouwen met grote raampartijen, een reeks auto’s en voetgangers. Naast zwart-wit was rood de enige kleur die hij gebruikte voor de titel, de naam van de drukkerij, de uitgave en voor een vette verticale baan die achter zijn portret was afgedrukt. Kassák bleef zijn hele leven omslagen van

boeken en tijdschriften ontwerpen, zijn ontwikkeling in vormgeving en typografie is daardoor goed te volgen. Helaas is slechts een deel van Egy ember élete vertaald in het Duits in Als Vagabund

unterwegs, erinnerungen uit 1976.

Samenvattend kan gesteld worden dat voor de ontwikkeling van Lajos Kassák als beeldend kunstenaar de oorsprong lag bij zijn belangstelling voor literatuur. Toen hij zijn eigen tijdschrift, A

Tett, startte begon zijn interesse voor vormgeving, kunst en typografie langzamerhand toe te nemen.

Pas in de jaren twintig begon Kassák zelf te experimenteren met beeldende kunst en verschenen er verschillende werken van zijn hand, waarbij de invloeden van zowel het suprematisme en het constructivisme als het dadaïsme te zien zijn. In zijn beeldend werk is goed te zien dat het werk van zijn tijdgenoten onder wie El Lissitzky, Kurt Schwitters, Malevich en dergelijke, goed door had. Toch kan er gezegd worden dat Kassák met zijn beeldend werk niet echt iets baanbrekends of

onderscheidends heeft toegevoegd. Wel weet hij op een originele wijze zijn schrijfkunst te integreren met beeldende kunst en typografie.

In het laatste hoofdstuk zal Kassáks relatie en uitwisseling met László Moholy-Nagy en Ernő Kállai besproken worden. Deze twee vrienden van Kassák verlieten Hongarije in dezelfde periode als Kassák, maar bleven voor slechts enkele weken in Wenen, waarna ze doorreisden naar Berlijn. Zij hielden Kassák vanuit daar op de hoogte van wat er gaande was binnen de avantgarde.

39

In document Kassák Lajos (pagina 34-39)