• No results found

4.2.4 ‘Ecologische’ gebieden volgens bestemmingsplannen

In het plangebied zijn er geen natuurgebieden, bosgebieden valleigebieden, brongebieden, landschappelijk waardevolle gebieden of agrarische gebieden met ecologisch belang gelegen volgens het vigerende gewestplan.

4.2.5 Onroerend Erfgoed

In het plangebied zijn er geen beschermde landschappen, stads- of dorpsgezichten gelegen, noch beschermde monumenten. In het noordwesten van het plangebied op de hoek van de Kortrijkstraat en de Gentstraat bevindt zich de herberg Kapelhof die bij MBvan 16 januari 1987 is geklasseerd als monument. Binnen het plangebeid bevinden zich wel een aantal gebouwen die opgenomen zijn in de inventaris van het bouwkundig erfgoed.

4.2.6 Waterwingebieden

Het plangebied is niet gelegen in of nabij een oppervlaktewaterwingebied of een beschermings-zone voor grondwaterwinning.

De activiteiten die binnen het planologisch kader van het RUP zullen kunnen gerealiseerd wor-den hebben geen impact op het grondwater.

4.3 Kwetsbaarheid plangebied

De aanwezigheid van bijzonder beschermde gebieden geeft weliswaar een idee van belangrijke te beschermen waarden, maar geeft vaak onvoldoende de kwetsbaarheid van een gebied weer.

De kwetsbaarheid van een gebied is echter in belangrijke mate bepalend voor de te verwachten milieueffecten. Een gedetailleerde beschrijving van de kenmerken van het plangebied is in dit stadium van het onderzoek niet zinvol. Daarom wordt de kwetsbaarheid van het plangebied ge-karakteriseerd aan de hand van beschikbaar kaartmateriaal, dat een ruwe indicatie hiervan weergeeft.

Aangezien dit een eerder ruwe werkwijze is die de specifieke eigenheid van het gebied slechts beperkt in rekening brengt, wordt er uitgegaan van het voorzorgsbeginsel op dit vlak. Dit bete-kent dat – als er twijfel is over de kwetsbaarheid van – er wordt uitgegaan van een ‘worst case’

inschatting van de kwetsbaarheid.

Om de kwetsbaarheid in kaart te brengen raadplegen we volgend kaartmateriaal:

• Recent overstroomde gebieden en waterlopenkaart;

• Gebieden met een zeer slechte drainage en/of een bijzondere gevoeligheid (zeer natte gron-den - drainageklasse f, g of i volgens de bodemkaart – en veen- en poelgrongron-den);

• Waardevolle of zeer waardevolle gebieden volgens de Biologische Waarderingskaart;

• Relictzones en ankerplaatsen volgens de landschapsatlas – eventueel aangevuld met in-formatie uit de inventaris van het bouwkundig erfgoed en de centraal archeologische inven-taris (CAI);

• Stiltegebieden;

• Woonconcentraties (volgens topografische kaarten, gewestplan);

• Landbouwgronden met een hoge of zeer hoge waardering volgens de landbouwtyperings-kaart;

• Landbouwgronden gelegen binnen de herbevestigde agrarische gebieden.

Rekening houdend met de aard van het planelement, de aanwezige en geplande ontwikkelin-gen in de omgeving en de aard van/afstand tot kwetsbare gebieden, wordt het risico op milieu-effecten beoordeeld en de gewenste diepgang per milieudiscipline vastgesteld.

4.3.1 Overstromingsgebieden

• Een klein, noordelijk gelegen deel van het plangebied liggen in ‘van Nature Overstroombare Gebied’ (NOG), aangegeven in het roze op de kaart. Het overstromingsgebied, dat zijn oor-zaak vindt in een nabijgelegen waterloop vormt een afgezonderde entiteit die op zich weinig risico’s tot grote ramp kan inhouden. Tevens kunnen we de zone niet opmerken binnen de afbakening van risicozones voor overstroming (2006).

• Uit de ‘recent overstroomde gebieden’ (ROG) blijkt dat er in het recente verleden, langsheen de Mandel en binnen de omgeving van het plangebied, geen wateroverlast is geweest

Uitgaande van een ‘worst-case’ scenario wordt in stedenbouwkundige voorschriften opgeno-men:

1. het inperken van aangelegde verhardingen tot wat noodzakelijk is binnen de gehele ‘ri-sicovolle’ zone,

2. het maximaal werken met waterdoorlatende verhardingen, tenzij werken met niet-waterdoorlatende verhardingen om bepaalde redenen aangewezen zou zijn (bvb. vige-rende sectorale wetgeving);

Scoping milieu-effecten

4.3.2 Bodem

Kernserie u-Pdc Matig natte licht zandleembodem met sterk ge-vlekte, verbrokkelde textuur B horizont

Substraat u Klei op geringe of matige diepte

Textuur P Licht zandleem

Drainage d Matig droog, zwak gleyig

Profielontwikkeling c Met textuur B horizont of weinig duidelijke kleur B horizont

Kernserie OB Bebouwde zone

Uitgezonderd van bebouwde oppervlakte heeft het plangebied overwegend een matig natte, lichte zandleembodem.

De meest gevoelige bodems zijn deze met drainageklassen f, g of i. Geen van beide bodems vallen hieronder.

Tevens treffen we in het plangebied geen veenbodems of poelgronden aan.

4.3.3 Biologische waarderingskaart

Binnen het plangebied is er een relatief kleine zone, gelegen aan het begin van de oude spoor-wegbedding, aangeduid als biologisch zeer waardevol. Het betreft een spie-vormige strook van een 100-tal meter lang . Echter de

desbetreffende oppervlakte is ondertussen reeds omgevormd tot bouwperceel waarop de ruw-bouw van een villa reeds staat. Er zijn weinig of geen tekens meer aanwezig van biologisch zeer waardevolle complexen.

4.3.4 Landschap: aanwezigheid ankerplaatsen en relictzones

Uit de Landschapsatlas blijkt dat het plangebied of de directe omgeving geen onderdeel vormt van een ankerplaats, relictzones of lijrelicten.

4.3.5 Inventaris bouwkundig erfgoed

In het plangebied zijn er 5 sites opgenomen in de inventaris van het bouwkundig erfgoed:

• Nr. 2/ Izegemstraat. Pastorie, voormalige directeurswoning van 1923

• Nr. 2/ Izegemstraat (l. ervan). Kerk O.- L.- Vrouw Onbevlekt Ontvangen

• Nr. 24. Enkelhuis naar verluidt van 1932

• Nrs. 60-64. Eenheidsbebouwing van arbeidershuizen uit XVIII d/ XIX A

• Nr. 78. Voormalige directeurswoning van de weverij Castel- Vandeghen, in een grote, be-boomde tuin.

Bron: www.vioe.be

Omtrent deze gebouwen, opgenomen in de inventaris voor bouwkundig erfgoed, ware het aan-gewezen om in de stedenbouwkundige voorschriften aan te geven hoe met de waardevolle elementen van deze gebouwen dient omgegaan te worden, opdat deze elementen een duur-zame toekomst kunnen krijgen.

Scoping milieu-effecten

4.3.6 Centrale Archeologische Inventaris

Uit de centrale archeologische inventaris (CAI) blijkt dat in de omgeving van het plangebied meerdere zones gelegen is met archeologische potenties. Gezien de vaagheid van het CAI omtrent de precieze ligging, maar het belang om oog te hebben voor dit archeologisch relict, ware het aangewezen om in de toelichtingnota dit aspect te vermelden en daar aan te geven dat bij geplande grondwerken in het plangebied voorafgaand overleg aangewezen is met de bevoegde archeologische diensten. Bij effectieve vondsten biedt de vi-gerende wetgeving een decretaal kader.

4.3.7 Landbouwtyperingskaarten

De landbouwtyperingskaarten geven een zeer lage tot lage landbouwwaardering weer binnen het plangebied. Echter zijn deze waarden voor de toekomstige be-stemmingen van het gebied minder van toepassing gezien geen van de huidige percelen nog aan gewend wordt voor agrarische activiteiten.

4.3.8 Herbevestigd agrarisch gebied

In uitvoering van het ruimtelijk structuur-plan Vlaanderen (RSV) stelt de Vlaamse overheid een ruimtelijke visie op voor landbouw, natuur en bos. Deze visie zal de basis vormen voor het opmaken van concrete afbakeningsplannen voor landbouw-, natuur- en bosgebieden.

Echter valt het plangebied buiten de afbaking van de herbevestiging van de gewestplannen in kader van de planningsprocessen voor landbouw, natuur en bos.

4.3.9 Stiltegebieden

Wanneer we de website www.lne.be nakijken, merken we dat het plangebied, noch de gemeen-te Ingelmunsgemeen-ter vermeld wordt als onderdeel van een pogemeen-tentieel stilgemeen-tegebied.

4.4 Conclusie

Het plangebied en de nabije omgeving vertonen geen uitzonderlijke kwetsbaarheden die moge-lijk onderhevig kunnen zijn aan aanzienmoge-lijke milieueffecten. Een verdere disciplinegewijze uit-werking heeft bijgevolg geen toegevoegde waarde.

Wel komen uit deze scoping een aantal aandachtspunten naar voor om mee te nemen bij de verdere uitwerking van het RUP ‘Kortrijkstraat’:

• Met betrekking tot het integraal waterbeleid: Opname in stedenbouwkundige voorschriften van het inperken van aangelegde verhardingen tot wat noodzakelijk is binnen de gehele risi-covolle zone, alsook het maximaal werken met waterdoorlatende verhardingen, tenzij wer-ken met niet-waterdoorlatende verhardingen om bepaalde redenen aangewezen zou zijn (bvb. vigerende sectorale wetgeving);

• Biologische waarderingskaart: De 10m brede strook rondom de oude spoorwegbedding, omvat percelen die biologisch zeer waardevol omschreven worden en moeten voldoende aandacht krijgen binnen een natuurlijk en ecologisch verantwoorde bestemming van het GRUP. Deze zone werd immers ook beschreven in de gewenste natuurlijke en landschap-pelijke structuur van het gemeentelijk structuurplan.

• Inventaris bouwkundig erfgoed: Aangeven hoe omgegaan dient te worden met gebouwen opgenomen in de inventaris van het bouwkundig erfgoed. Hierbij dient in de stedenbouw-kundige voorschriften aangegeven te worden hoe met de waardevolle elementen van deze gebouwen dient omgegaan te worden, opdat deze elementen een duurzame toekomst kun-nen krijgen.

• Uit de centrale archeologische inventaris (CAI) blijkt dat in de omgeving van het plangebied meerdere zones gelegen is met archeologische potenties. Gezien de vaagheid van het CAI omtrent de precieze ligging, maar het belang om oog te hebben voor dit archeologisch relict, ware het aangewezen om in de toelichtingnota dit aspect te vermelden en daar aan te geven dat bij geplande grondwerken in het plangebied voorafgaand overleg aangewezen is met de bevoegde archeologische diensten. Bij effectieve vondsten biedt de vigerende wetgeving een decretaal kader.

5 Eindconclusie

Voor de activiteiten die binnen het planologisch kader van het RUP ‘Kortijkstraat’ zullen kunnen gerealiseerd worden is er van rechtswege geen planMER-plicht.

Er zijn ook geen aanzienlijke milieu-effecten te verwachten want:

• De impact van de bestemmingswijzigingen en de activiteiten die in dit planologisch kader kunnen worden gerealiseerd hebben slechts een beperkte potentiële impact op de milieuef-fecten;

• Er zijn geen beschermingen in het plangebied of in de nabijheid aanwezig die bijzondere aandacht vergen;

• Er zijn geen bijzondere kwetsbaarheden die de te verwachten milieu-impact zwaarder zullen doen doorwegen.

Er dient bijgevolg geen planMER opgemaakt te worden voor het RUP ‘Kortrijkstraat’.

Wel dienen een aantal aandachtspunten meegenomen te worden bij de verdere uitwerking van het RUP ‘Kortrijkstraat’:

• Met betrekking tot het integraal waterbeleid: Opname in stedenbouwkundige voorschriften van het inperken van aangelegde verhardingen tot wat noodzakelijk is binnen de gehele risi-covolle zone, alsook het maximaal werken met waterdoorlatende verhardingen, tenzij wer-ken met niet-waterdoorlatende verhardingen om bepaalde redenen aangewezen zou zijn (bvb. vigerende sectorale wetgeving);

• Biologische waarderingskaart: De 10m brede strook rondom de oude spoorwegbedding, omvat percelen die biologisch zeer waardevol omschreven worden en moeten voldoende aandacht krijgen binnen een natuurlijk en ecologisch verantwoorde bestemming van het GRUP. Deze zone werd immers ook beschreven in de gewenste natuurlijke en landschap-pelijke structuur van het gemeentelijk structuurplan.

• Inventaris bouwkundig erfgoed: Aangeven hoe omgegaan dient te worden met gebouwen opgenomen in de inventaris van het bouwkundig erfgoed. Hierbij dient in de stedenbouw-kundige voorschriften aangegeven te worden hoe met de waardevolle elementen van deze gebouwen dient omgegaan te worden, opdat deze elementen een duurzame toekomst kun-nen krijgen.

GERELATEERDE DOCUMENTEN